Inbreng Verlaging voorkeurdrempel leden Tweede Kamer

donderdag 23 februari 2006 14:46

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met kritische belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel voor verlaging van de voorkeursdrempel. Enerzijds onderstrepen de leden het belang van herstel van vertrouwen, anderzijds vragen de leden zich af of het nu voorliggende voorstel de juiste weg is. Het principe van voorkeursstemmen kan een instrument zijn om de band tussen kiezer en gekozene te versterken, maar de vraag is waar de drempel moet komen te liggen om ongewenste effecten te voorkomen.

Uit de Memorie van Toelichting (MvT) wordt de leden van de ChristenUnie-fractie duidelijk dat het de regering ernst is met het herstel van vertrouwen tussen burger en politiek. Dat streven waarderen de leden zeer. Omdat herstel van vertrouwen niet uitgesteld kan worden acht de regering het goed om nu al met een voorstel tot wijziging van het kiesstelsel te komen, terwijl net de eerste stappen zijn gezet op weg naar de vorming van het Burgerforum.

Deze leden horen graag van de regering waarom het advies van de Kiesraad om de resultaten van het Burgerforum af te wachten ter zijde is gelegd. Deelt de regering de mening van de leden dat een haastige, en mogelijk minder zorgvuldige tussenstap, juist een tegengesteld effect kan hebben op het herstel van vertrouwen? Daarnaast zijn de leden van de ChristenUnie-fractie benieuwd naar de redenen van de regering om dit voorstel geïsoleerd naar voren te brengen, temeer daar ook de Kiesraad stelt dat dit voorstel een substantiële wijziging van ons stelsel kan betekenen. Bovendien werden in het voorstel van de regering voor een nieuw kiesstelsel van november 2003 (vergaderjaar 2003–2004, 29 356, nr. 1) nog bezwaren geuit tegen het verlagen van de voorkeursdrempel. De leden vragen de regering waar de plotselinge koerswijziging en relativering van de regering vandaan komt, afgezien van de noodzaak tot herstel van vertrouwen (pag 3 MvT)?

Het kabinet schrijft in het eerder genoemde voorstel van november 2003 onder andere dat partijen een rol moeten blijven spelen in de selectie van de kandidaten. Is de regering niet met deze leden van mening dat de rol van politieke partijen door dit voorstel verder kan worden uitgehold? Politieke partijen kunnen kandidaten rangschikken, maar deelt de regering de mening van deze leden dat er door verlaging van de voorkeursdrempel in feite slechts weinig overblijft van de invloed van partijen op de uiteindelijke samenstelling van de fracties? Deze leden vragen de regering de opvatting dat een drempel van 12.5% van de kiesdeler niet in de weg staat van een evenwichtig samengestelde fractie (pag. 6 MvT) nader te onderbouwen.

Zoals gezegd, de leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de noodzaak tot herstel van vertrouwen tussen burger en politiek. De leden twijfelen er echter aan of dit wetsvoorstel hieraan bijdraagt. Kan de regering de leden duidelijk maken op welke wijze dit voorstel bijdraagt aan het herstel van het vertrouwen? Kan de regering duidelijk maken in hoeverre dit wetsvoorstel aansluit bij de wensen en verwachtingen van de burger? Uit het Nationaal Kiezersonderzoek van 2002-2003 blijkt immers dat persoonlijke kwaliteit slechts voor een klein percentage van de respondenten als motief gold om op een ander dan de lijsttrekker te stemmen. Deze leden betwijfelen of een verkiezingsstrijd tussen partijen én tussen de kandidaten binnen een partij bijdraagt aan duidelijkheid voor de kiezer. Graag een reactie van de regering.
Bovendien vragen de leden van de ChristenUnie zich af of een persoonlijke keuze van de kiezer het vertrouwen in de politiek juist niet veel brozer maakt. Zullen kamerleden die gekozen worden op basis van voorkeursstemmen niet erg veel druk voelen zich meer te profileren en te laten zien dat ze de stemmen waard zijn, zo vragen deze leden. Is het risico niet aanwezig dat dit het evenwichtige werk van de fracties zal schaden, omdat er nu eenmaal ook minder populaire, maar wel degelijk belangrijke onderwerpen zijn die door kamerleden behandeld moeten worden? En bestaat daarnaast het risico niet dat als de gekozene niet in staat blijkt aan de wensen van de kiezer te voldoen, de kiezer nog minder vertrouwen in de politiek heeft dan voorheen? 

Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af of de regering er zich bewust van is dat verlaging van de voorkeursdrempel ook betekent dat maar een klein deel van de kiezers grote invloed heeft op de samenstelling van de fractie en de vertegenwoordiging in de Kamer. De vraag van de leden aan de regering is dan ook of het belang van een relatief kleine groep voorkeurstemmers opweegt tegen het belang van de veel grotere groep die het eens is met de lijstvolgorde. Bestaat hier niet een veel grotere kans op afbreuk van vertrouwen bij de grote groep dan opbouw van vertrouwen bij de kleine groep?
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Inbreng Verlaging voorkeurdrempel leden Tweede Kamer'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > februari