Bijdrage Spoeddebat kindersmokkel Somalië

donderdag 23 februari 2006 11:55

Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. In een uitzending van Netwerk vorige week is bericht over schokkende gevallen van mensenhandel of mensensmokkel. Over de juiste juridische term komen wij wellicht nog wel te spreken, maar de zaak zelf wordt er niet anders van. Daarover is geen verschil van mening mogelijk; het is aangrijpend.

Het gaat om kleine kinderen, in de meeste gevallen oorlogswezen, die worden meegenomen naar Nederland door mensen die niet hun ouders zijn, maar zich wel voordoen als hun ouders. Wanneer zij de middelbare schooltijd hebben bereikt, worden ze door deze zogenaamde ouders weer meegenomen en achtergelaten in Somalië. Het motief is in veel gevallen de kinderbijslag. Vandaar dat het meestal niet gaat om één kind, maar om enkele kinderen per gezin die op deze manier worden uitgebuit. In sommige gevallen worden de paspoorten van de kinderen dan ook nog eens doorverkocht aan rijke Somaliërs, die zo een toekomst in het Westen voor hun kinderen willen veiligstellen. De achtergelaten kinderen staan er alleen voor. Familie is er niet of is onbekend en rond hun twaalfde jaar staan zij alleen op straat in Somalië, in de meeste gevallen in gebieden waarnaar wij geen mensen uitzetten omdat het er te gevaarlijk is. Enkelen lukt het de Nederlandse ambassade in Addis Abeba te bereiken. Dat is een gevaarlijke reis, moeilijk om vo or elkaar te krijgen en het kost ze soms jaren.

Ik wil daarover een aantal vragen stellen, want wanneer de ambassade is bereikt, is hun probleem nog lang niet voorbij. Toegang krijgen tot de Nederlandse ambassade op zichzelf is moeilijk en het bewijsmateriaal dat zij moeten verzamelen om hun verhaal te ondersteunen, is voor hen niet bereikbaar. Zonder geld, zonder vaste verblijfplaats en zonder toegang tot een computer is het onmogelijk bewijsmateriaal te vinden. De kinderen die tot nu toe hun verhaal konden bewijzen, konden dat alleen doordat een Nederlander in Ethiopië zich hun lot heeft aangetrokken en hen heeft geholpen.

In de beantwoordingsbrief op mijn vragen tijdens het ordedebat schrijft minister Bot dat hij zal bezien of er aanleiding bestaat onder bepaalde omstandigheden het vergaren van bewijsdocumenten te faciliteren. Ik vraag de minister of dit niet royaler kan. Kan de minister geen richtlijn uitvaardigen voor gevallen als deze, om zeker te stellen dat het kinderen in deze omstandigheden mogelijk wordt gemaakt bewijs te verzamelen? Ook mevrouw Dien Korvinus in Netwerk heeft hier om gevraagd.

Ik verneem ook graag het commentaar van de minister op de handelwijze van de Ethiopische ambassade tot nu toe tegenover deze kinderen. De kinderen worden niet toegelaten tot de ambassade en krijgen niet alleen geen medewerking, maar worden ook de ambassade nog eens uitgekeken.

Wanneer de betrokken jongeren aantonen dat zij slachtoffer zijn van deze mensonterende gang van zaken, staat het voor mijn fractie vast dat zij een verblijfsvergunning in ons land moeten krijgen. De meesten zijn Nederlander, al is de herkomst van het Nederlanderschap dubieus omdat het door fraude is verkregen. Dat kan hen echter niet worden aangerekend; het is buiten hun schuld gebeurd. Ook treden er soms problemen op wanneer een identiteit is doorverkocht. Hoe het ook zij, zij hebben het grootste gedeelte van hun leven in Nederland doorgebracht. Dat is de taal en de cultuur die zij kennen. In Somalië hebben zij helemaal niets. Kan de minister mij toezeggen dat deze kinderen in Nederland kunnen blijven?

Ik heb het over slachtoffers gehad. Waar slachtoffers zijn, zijn ook daders. Wil minister Donner mij verzekeren dat er alles aan gedaan wordt en dat grote haast wordt gemaakt met het opsporen van de daders van deze mensenhandel? Wordt het bewijsmateriaal dat dient om het verhaal te ondersteunen, ook direct gebruikt om de daders op te sporen? Het zou toch onverdraaglijk zijn, wanneer de veroorzakers van zo veel leed niet gestraft zouden worden?

Minister Bot: Mijnheer de voorzitter. Ik dank mevrouw Huizinga-Heringa voor haar vragen en haar betoog. Indien het waar is dat een aantal Nederlands sprekende kinderen in Somalië worden achtergelaten onder de omstandigheden die zij heeft beschreven, dan is dit inderdaad een zeer schrijnende situatie. Ik deel dan ook de zorgen van mevrouw Huizinga-Heringa over het lot van deze kinderen; een zorg die ongetwijfeld breed wordt gedeeld. Ik teken daarbij wel het volgende aan. In de eerste plaats heeft mevrouw Huizinga-Heringa verwezen naar de zendeling die deze zaken heeft aangezwengeld. Wij hebben bij verschillende gelegenheden deze heer gevraagd om naar de ambassade te komen. Dat is uiteindelijk gebeurd. Wij hebben hem ook gevraagd om een lijst te overleggen van gevallen die hem bekend zijn. Dat is tot dusverre helaas niet geschied. Wij moeten dus afgaan op de informatie waarover wij beschikken in algemene zin. In de tweede plaats is in de Netwerkuitzending waar de Somalische gemeenschap is bevraagd over deze aangelegenheid, verklaard dat zulke aangelegenheden niet bekend waren en dat zij er in elk geval geen medewerking aan gaven.

In de derde plaats wijs ik erop dat met de twee kinderen die op de televisie werden geïnterviewd, inmiddels twee keer op de ambassade is gesproken, dit in verband met de toegang. Zij zijn in januari gehoord en zij zijn onlangs opnieuw gehoord. Daarbij hebben zij uiteengezet dat zij inderdaad een bepaalde tijd, ik geloof drie of vier jaar, hier hadden gewoond. De kinderen zijn inmiddels zeventien of achttien jaar. Na terugkeer in Somalië zijn zij verenigd met hun natuurlijke ouders. De Netwerkuitzending laat nog een aantal vragen onbeantwoord. Ik vind het heel belangrijk dat wij de situatie waarin de jongeren zich bevinden en het aantal serieus in kaart brengen. Daarom vind ik ook het onderzoek van de Ombudsman heel belangrijk. Ik zie dat met heel veel vertrouwen tegemoet. Mocht het zo zijn, dan teken ik erbij aan dat de problemen in eerste instantie zijn veroorzaakt door de Somaliërs die eraan hebben meegewerkt en niet de Nederlandse overheid of de Nederlandse ambassade.

Tineke Huizinga-Heringa heeft ook vragen gesteld over de omstandigheden en de aanleiding. Zij heeft gevraagd wat eventueel kan gebeuren en wat de ambassade kan doen. Ik stel voorop dat de ambassade in deze aangelegenheid voortdurend met alle zorg en alle aandacht naar deze zaak heeft gekeken, voorzover er sprake was van het kunnen vaststellen dat het inderdaad ging om gevallen van kinderen die waren achtergelaten. Het toegang hebben tot een ambassade is als volgt geregeld. Je hebt een identiteitsbewijs of een document waaruit blijkt dat je iets op die ambassade te zoeken hebt. Als je Nederlands sprekend bent en je hebt geen document, is het vervolgens aan degenen die aan de poorten staan om een medewerker van de ambassade te waarschuwen en te vragen om contact op te nemen. Dat is gebeurd bij twee gelegenheden met de twee betreffende jongens. Dan voert de ambassade een identificerend gesprek. Daarin worden vragen gesteld, onder meer waar de betrokkene heeft gewoond, welke school hij heeft bezocht, wanneer en hoe hij uit Nederland is vertrokken. Verder wordt gevraagd of hij nog namen en adressen weet van klasgenoten en hoe de leerkracht heette. Daarna worden de gegevens op juistheid gecontroleerd in de gemeentelijke basisadministratie van de woonplaats. Ook kan een recente foto van betrokkene helpen bij identificatie door bijvoorbeeld de school. Vergelijking met een klassenfoto is daarbij een mogelijkheid. In voorkomende gevallen is de ambassade uiteraard ook bereid om een DNA-onderzoek te faciliteren.

Ik zal op al deze zaken uitvoerig terugkomen in de brief die u in maart zal bereiken. Gegeven de ernst van deze zaak, vind ik het heel belangrijk dat hetgeen tot dusver naar buiten is gekomen goed wordt onderzocht. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij echt ons best gedaan hebben. Ik heb ook contact gehad met de ambassade om te kijken wat nu de situatie is. Ik vind het jammer dat wij nog niet beschikken over een lijst van de betrokken zendeling over de huidige situatie. Ik hoop dat wij die krijgen, zodat wij daarvan werk kunnen maken. Wij hebben gekeken welke gevallen ons uit de afgelopen twee jaren bekend zijn. Afgezien van de twee of drie waarover ik net gesproken heb, heeft het zich over het algemeen beperkt tot telefoontjes van mensen die zeiden dat zij hun paspoort kwijt waren en die vroegen of zij een nieuw paspoort konden krijgen en wat zij daarvoor moesten doen. Na de verkregen informatie hebben die mensen zich niet meer gemeld. Wij hebben nogmaals getracht te traceren in welke gevallen het om jongeren zou  kunnen gaan. Wij zijn bezig om te bekijken of wij dat nog verder in kaart kunnen brengen. Er is een vraag gesteld over de nationale rapporteur mensenhandel, die gesuggereerd heeft een richtlijn voor mensenhandel op te stellen. Ik zou hier toch een onderscheid willen maken tussen mensensmokkel en mensenhandel. Ik zie dat daarover veel verwarring bestaat. Bij mensensmokkel gaat het om het faciliteren en bij mensenhandel om het uitbuiten. Het vervelende is dat uitbuiting pas plaatsvindt en pas geconstateerd kan worden op de plaats van bestemming, dus als de kinderen eenmaal in Nederland zijn aangekomen. Ik vind het wat moeilijk om een richtlijn op te stellen met het oog op mensenhandel. Er kan wel, en dat doen wij ook, nog nauwkeuriger gekeken worden wanneer er verdenkingen bestaan ten aanzien van mensensmokkel. Dat is het buitenlandgedeelte. Ook daar zullen wij bekijken wat er gedaan kan worden.

Nogmaals, wij hebben tot dusver alles gedaan om te achterhalen om hoeveel gevallen het gaat. Dat zullen wij blijven doen. Terugkijkend ging het vooral om telefoongesprekken en in een enkel geval om meldingen aan de poort van de ambassade. De twee jongeren die op de televisie zijn geweest, hebben gesprekken gehad op de ambassade. Daar is een verslag van. Daaruit blijkt dat zij thans met hun natuurlijke ouders in Somalië wonen. Uiteraard zal ook daar verder naar gekeken worden. Er is gevraagd hoe wij verder kunnen faciliteren als zoiets inderdaad het geval is, wat wij doen aan opvang, aan terugkeer, enzovoorts. Dat is een breder probleem. Dat moet bezien worden in het kader van de opvangmogelijkheden in Nederland. Daarbij gelden op het ogenblik een aantal regels ten aanzien van financiering, et cetera. Als wij het hele probleem in kaart gebracht hebben, denk ik dat wij met de Kamer moeten bekijken in hoeverre eventueel afgeweken kan worden van de bestaande regeling die er natuurlijk vaak van uitgaat dat er een bepaalde garantie wordt gegeven vanuit Nederland. Daarnaast moet natuurlijk aangetoond worden dat iemand de Nederlandse nationaliteit bezit. Als zij dachten dat zij de Nederlandse nationaliteit hadden omdat zij dachten dat zij met echte ouders hier waren, moet er een andere regeling getroffen worden. Het zijn allemaal zaken die ter sprake kunnen komen. Ik heb absoluut geen reden om te veronderstellen dat de ambassade onzorgvuldig heeft gehandeld. Zodra ik ervan hoorde, heb ik contact opgenomen. Wij zijn nog eens nagegaan wat er in de afgelopen jaren gebeurd is. De ambassade in Addis Abeba is, voorzover men kennis had van de situatie, zorgvuldig met deze gevallen omgegaan. Dat blijkt ook uit het feit dat men de zendeling heeft uitgenodigd om op de ambassade te verschijnen. Men heeft gevraagd naar de lijst, en interviews met de kinderen gehouden. Alle medewerking is gegeven. Aan het onderzoek van de Nationale ombudsman zal ik uiteraard alle medewerking verlenen. Ik zie het met zeer veel vertrouwen tegemoet.

Minister Verdonk: Voorzitter. De uitzending van Netwerk ging over een aantal individuele gevallen. Als het waar is, zijn het afgrijselijke situaties. Wij hebben al vaker met elkaar gedebatteerd over achtergelaten vrouwen of kinderen. Dit zijn praktijken die min of meer in dezelfde lijn liggen en waar wij wat mee moeten. En dat doen wij natuurlijk ook in het kader van het beleid dat ik eerder schetste.

Wij zitten al bovenop fraude met documenten en mensensmokkel. Wat doen wij bijvoorbeeld? Wij hebben in de bron- en transitlanden liaison officers gestationeerd. Zij zijn belast met taken in het kader van het tegengaan van illegale emigratie. Zij zijn onder meer getraind in het herkennen van fraude met reisdocumenten en zij adviseren luchtvaartmaatschappijen. In de periode 2005 tot januari 2006 hebben de liaison officers alleen al in Kenia en de Verenigde Arabische Emiraten in 27 gevallen melding gemaakt van Somaliërs die hun vlucht naar Nederland onderbraken of zelfs niet ondernamen.

Daarnaast worden gate-controles uitgevoerd, waarbij direct na aankomst van risicovluchten wordt geprobeerd om vast te stellen of passagiers in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Indien bij die controle een vals identiteitsbewijs wordt aangetroffen, wordt bij volwassenen een onderzoek gestart waarin ook vingerafdrukvergelijking plaatsvindt. Die mogelijkheden zijn beperkt, omdat alleen bij vreemdelingen in de asielprocedure vingerafdrukken worden afgenomen en niet bij reguliere procedures. Het onderzoek richt zich op volwassenen. Van de aanwezige kinderen tot twaalf jaar worden geen vingerafdrukken genomen. Van oudere kinderen gebeurt dat alleen als het strafrechtelijk onderzoek zich op het kind zelf richt. In de meeste gevallen richt het onderzoek zich alleen op de volwassenen. Door het in de toekomst toepassen van biometrie in visa en verblijfstitels wordt een heel grote stap gezet in de bestrijding van document- en identiteitsfraude.

Van gezinsleden van vreemdelingen met een asielvergunning die binnen drie maanden na verlening van die vergunning nareizen, kan bij kinderen een DNAonderzoek worden gedaan. Gezinsleden die na drie maanden nareizen, moeten voldoen aan de voorwaarden voor de reguliere procedure voor gezinshereniging. Daarbij geldt als hoofdregel dat de familierechtelijke band moet worden aangetoond door middel van officiële gelegaliseerde bescheiden. Als de vreemdeling niet in staat is om die bescheiden te produceren, bijvoorbeeld vanwege een bestaande politieke situatie of het ontbreken van registers, dan verkeert de vreemdeling in bewijsnood. Als personen bij gezinshereniging niet in staat zijn om de officiële gelegaliseerde bescheiden te overleggen, dan is ook een DNA-onderzoek mogelijk. Mevrouw Huizinga heeft ook gevraagd hoe ik vorm geef aan de verantwoordelijkheid voor Nederlanders in den vreemde. Als minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie draag ik geen verantwoordelijkheid voor Nederlanders in den vreemde. De Vre emdelingenwet 2000 is niet van toepassing op Nederlanders en ik kan hen dan ook niet in het bezit stellen van een verblijfsvergunning om naar Nederland terug te keren. Daarvoor is de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk. De B9-regeling ziet toe op tijdelijk verblijf ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in het kader van mensenhandel. Wanneer dat strafrechtelijk onderzoek is afgerond, eindigt dat verblijf, behalve wanneer er redenen zijn om permanent verblijf toe te staan, bijvoorbeeld omdat de situatie schrijnend is of omdat betrokkene te vrezen heeft van represailles bij terugkeer naar het land van herkomst. Wanneer betrokkene de Nederlandse nationaliteit of een verblijfsvergunning heeft, heeft een beroep op de B9-regeling geen zin omdat men al een status heeft.

Een andere vraag is hoe ik de omstandigheden beoordeel, als minderjarige kinderen het Nederlanderschap kennelijk hebben verkregen door fraude en of mensenhandel. Als er sprake is van frauduleus handelen, ook al is dat niet door betrokkene, maar door een derde ten behoeve van die vreemdeling gedaan, dan kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken tot twaalf jaar na verlening van de oorspronkelijke verblijfsvergunning. Voor verblijfsvergunningen asiel worden de betreffende artikelen analoog toegepast. Hiermee wordt de situatie hersteld, zoals die zou zijn geweest indien wel de juiste gegevens waren verstrekt. Als dat zo was geweest, was men namelijk waarschijnlijk niet in aanmerking gekomen voor een verblijfsvergunning. Fraude om het Nederlanderschap te verkrijgen, weegt nog een tikkeltje zwaarder. De nieuwe rijkswet maakt onderscheid tussen identiteitsfraude en andere fraude. Wanneer het Nederlanderschap door identiteitsfraude is verkregen en dit komt later uit, dan geldt ingevolge de nieuwe rijkswet dat iemand nooit Nederlander geworden is. Immers, het Koninklijk Besluit waarmee het Nederlanderschap werd verleend, had geen betrekking op de echte personalia van betrokkene. Het Nederlanderschap dat door identiteitsfraude is verkregen, wordt dan geacht nimmer verstrekt te zijn aan de persoon in kwestie. Er staan geen rechtsmiddelen open tegen de brief waarin aan betrokkene wordt meegedeeld dat hij of zij geen Nederlander is geworden.

Wanneer andere fraude wordt geconstateerd, wordt wel een belangenafweging gemaakt en geldt een verjaringstermijn van twaalf jaar. In beginsel zal de IND bij gebleken fraude ofwel het toegestane verblijf beëindigen ofwel vaststellen dat de naturalisatie niet tot stand is gekomen. Ik zal voorts laten nagaan of gevallen waarin ouders kinderen aanmelden voor het Nederlanderschap, terwijl het niet hun eigen kinderen zijn, ook vallen onder de zojuist door mij genoemde artikelen inzake het tegengaan van fraude bij het verkrijgen van het Nederlanderschap. Ik doe dat natuurlijk ter bescherming van die kinderen.

Tot slot kom ik op de vraag of ik wil overwegen om betrokkenen een verblijfsvergunning toe te kennen. Als het om Nederlanders gaat, speelt dat natuurlijk niet. Dan is het een identiteitskwestie. Voorzover het om verblijfsstatussen gaat, verwijs ik naar het beleid dat al bestaat voor achtergelaten vrouwen en kinderen. In dit verband wijs ik er nog wel op dat vanaf mei 2005, mede naar aanleiding van eerdere debatten in de Kamer, bij de IND een netwerk is ingericht van beslismedewerkers die als eerste aanspreekpunt fungeren in reguliere zaken waarin achterlating een rol speelt. Die beslismedewerkers zijn uitgebreid geïnformeerd over de specifieke problemen die spelen in het kader van achterlating. Die informatie kan ook van dienst zijn in dit soort zaken.

Minister Donner: Voorzitter. Ik kan heel kort zijn, omdat het Openbaar Ministerie tot op heden uitsluitend kennisgenomen heeft van de feiten zoals die zijn gepresenteerd in de Netwerkuitzending. Het is wel zo dat dit aanleiding is voor het Openbaar Ministerie om te onderzoeken of er sprake is van strafbare feiten, op basis waarvan dan te zijner tijd een strafrechtelijk onderzoek gestart kan worden. Op dit moment kan ik er niets meer over zeggen. De beraadslaging wordt geopend.

Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording, hoewel het antwoord van minister Donner zodanig kort was dat ik het helemaal niet heb opgevangen, maar ik weet niet of ik er veel aan gemist heb.

Minister Bot heeft gezegd dat het in de Netwerkuitzending ging over twee kinderen en dat die inmiddels zijn herenigd met hun ouders in Somalië. Ik moet hem zeggen dat dit niet overeenkomt met wat er in die uitzending getoond is. Zo is er een meisje dat met behulp van een Nederlander in staat is gebleken aan te tonen dat zij is achtergelaten, dat zij lang in Nederland heeft gewoond en dat zij vervolgens weer in Nederland zit waarbij het maar de vraag is of zij mag blijven omdat haar identiteit is doorverkocht aan iemand anders en zij een brief heeft gekregen van de IND dat zij het land moet verlaten. Zij is dus niet herenigd met haar ouders in Somalië, aangezien die ouders niet bekend zijn. De meeste kinderen bij wie dit speelt, zijn zwerfjongeren. Een van degenen die in de Netwerkreportage zijn getoond, heeft inderdaad ouders wonen in Somalië, overigens in een bijzonder gevaarlijk oorlogsgebied. Er kan dus absoluut niet gezegd worden dat die kinderen gelukkig herenigd zijn met hun ouders.

Verder heeft minister Bot gezegd dat de ambassade met maar heel weinig gevallen bekend is. Ik heb de neiging om hier de vraag tegenover te stellen of dit nu juist niet mijn punt bewijst. Ze komen er dus niet. De desbetreffende Nederlander in de Netwerkuitzending heeft verklaard dat wel degelijk een aantal kinderen op deze manier door hem naar Nederland zijn gebracht. Mensen van Netwerk die onderzoek hebben gedaan, zeggen te beschikken over acht adressen. Hoe kan ik dat nu rijmen met wat minister Bot zegt? Ik heb het gevoel dat de drempel naar de ambassade zodanig is en dat er daar zo weinig medewerking is, dat dit mensen belemmert om bewijs te leveren dat zij in Nederland hebben gewoond en dat zij in de veronderstelling waren dat zij het Nederlanderschap hadden. Die kinderen voelen zich Nederlander en hebben de gedachte dat zij Nederlander zijn. Zij hebben enkele jaren, sommigen acht tot tien jaar, in Nederland gewoond. Zij zijn vervolgens achtergelaten in Somalië. De meesten van hen hebben daar geen familie.  Ik vind dat een buitengewoon zware zaak. Het is dan ook jammer dat minister Bot daarop in zijn antwoord wat luchthartig reageert. Hij heeft gewezen op de richtlijn voor mensenhandel en heeft gezegd dat mensensmokkel pas blijkt als de kinderen in Nederland zijn. Het punt is nu juist dat de kinderen via mensensmokkel of mensenhandel naar Nederland zijn gebracht en hier een aantal jaren zijn uitgebuit en vervolgens worden teruggebracht. Als bewezen kan worden dat sprake is van uitbuiting, is het wel degelijk mensenhandel. Deze kinderen worden vaak als soort slaafjes in de huishouding gebruikt. Zij zijn hier niet omdat hun ouders zo veel van hen houden, maar omdat zij geld opleveren via de kinderbijslag. Ik dien op dit punt de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slachtoffers van mensenhandel of tegen hun wil in Somalië achtergelaten minderjarigen moeite blijken te hebben, bewijsdocumenten met betrekking tot onder meer hun identiteit te vergaren;

overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken heeft laten weten, te bezien of er aanleiding bestaat, onder bepaalde omstandigheden het vergaren van bewijsmateriaal te faciliteren;

overwegende dat het ook overigens van belang is, ten behoeve van de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel signalen te onderkennen en dienovereenkomstig te handelen;

overwegende dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft voorgesteld, een richtlijn op te stellen;

verzoekt de regering, een richtlijn op te stellen waarin deze overwegingen nader worden uitgewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Huizinga-Heringa. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (28638).

Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. Ik kan kort reageren op het antwoord van minister Verdonk. Ik krijg graag van haar de toezegging dat kinderen waarvan is bewezen dat zij zijn achtergelaten in Somalië, een verblijfsvergunning in Nederland kunnen krijgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat minderjarige slachtoffers van mensenhandel of slachtoffers van mensensmokkel die tegen hun wil blijken te zijn achtergelaten, in Somalië in een schrijnende situatie blijken te zijn terechtgekomen wegens gebrek aan opvang, het ontbreken van familie, of omdat hun identiteit blijkt te zijn ’’doorverkocht’’;

verzoekt de regering, deze slachtoffers in deze gevallen een verblijfsvergunning te verlenen indien aannemelijk is, blijkens feiten en omstandigheden, dat zij tijdens hun minderjarigheid langdurig in Nederland hebben verbleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Huizinga-Heringa. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (28638).
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Spoeddebat kindersmokkel Somalië'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > februari