Bijdrage debat Geneesmiddelenwet

woensdag 15 februari 2006 09:05

André Rouvoet:

Voorzitter. Onder aansporing van een aantal collega's zal ik proberen het kort te houden. Ik zal geen interrupties uitlokken door te zeggen dat ik, zoals bekend, een man van weinig woorden ben. Ik denk evenwel dat ik in dit debat op zichzelf redelijk kort kan zijn. Dit wetsvoorstel heeft al een lange geschiedenis; in juli ligt het vier jaar bij de Kamer -- zolang zijn wij er al mee bezig en daar zijn op zichzelf allerlei verklarende omstandigheden voor.

Dat ik verwacht kort te kunnen zijn, heeft er vooral mee te maken dat op wat voor mijn fractie hoofdpunten zijn -- de punten die wij ook in de schriftelijke ronde aan de orde hebben gesteld -- er veel amendementen zijn ingediend. Ik heb al 40 amendementen voorbij zien komen; die liggen er niet allemaal, want zij zijn deels weer vervangen. Mij is ook opgevallen dat op een aantal hoofdpunten er zelfs min of meer gelijkluidende amendementen liggen, soms wel drie. Ik geloof dat mevrouw Schippers daar eveneens op wees. Wij zullen ook door steunverlening aan de betreffende amendementen ons standpunt tot uitdrukking brengen en een enkel amendement hebben wij mede ondertekend.

Het betekent tevens dat ik nu niet alle argumentaties zal herhalen die anderen al verwoord hebben en die bij de verschillende amendementen nog naar voren gebracht zullen worden. Ik zal nu vooral de punten van dit wetsvoorstel langslopen die voor mijn fractie de hoofdpunten zijn.

Het wetsvoorstel voor een nieuwe Geneesmiddelenwet beoogt om in ieder geval de bestaande regelgeving op het gebied van de vervaardiging en verspreiding van geneesmiddelen te vereenvoudigen en te moderniseren. Op zichzelf heeft mijn fractie voor dat onderdeel en die doelstelling warme steun. Er is een verschil met de huidige Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, die ook veel bepalingen bevat over de beroepsuitoefening van de apotheker. De nieuwe wet richt zich vooral op de vervaardiging en de verspreiding van de geneesmiddelen; een aantal andere bepalingen gaan volgens het kabinet naar de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet BIG. Dat heeft op zichzelf, als hoofdrichting, onze instemming.

Daarnaast is er een tweede onderdeel en ook een tweede doelstelling van deze wet: meer ruimte voor marktwerking in de farmaceutische zorg. Daar zijn wij minder enthousiast over qua uitgangspunt. Er is wel enige ruimte, maar wat dat betreft hebben wij vanouds meer terughoudendheid. Het zal voor geen verrassing zijn dit van de kant van mijn fractie te horen. Het wetsvoorstel zoekt naar een betere balans, zoals aangegeven door het kabinet, tussen enerzijds kwaliteit, beschikbaarheid en veiligheid van geneesmiddelen en anderzijds het economische belang van marktwerking -- meer marktwerking in de farmaceutische zorg. Uit mijn bijdrage en de punten die ik zal langslopen, zal blijken dat mijn fractie onder een goede balans iets anders verstaat dan het kabinet. Het blijkt ook uit de veelheid van amendementen op juist die punten.

Het eerste punt dat ik wil aanstippen, is de afschaffing van artikel 19 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, zoals voorgesteld door de minister. Dit artikel bepaalt dat in iedere apotheek ten minste één apotheker aanwezig is. Mijn fractie vindt, met andere fracties, dat het met het oog op patiëntveiligheid onverantwoord is om artikel 19 te schrappen. Ook wij vinden dat de apotheker een duidelijke toegevoegde waarde heeft, zowel waar het gaat om medicatiebewaking -- 15% van de recepten bevat fouten -- als waar het gaat om patiëntvoorlichting en adviesverlening. Het heeft onze voorkeur om het op die wijze te houden: één vent per tent, zoals het populair is gaan heten.

Wij vragen ons af hoe het voornemen om artikel 19 te schrappen zich verhoudt tot de voorgenomen opname van de apotheker in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, waarvan de doelstelling nu juist is om patiënten meer mogelijkheden te geven om apothekers te kunnen aanspreken op hun zorgverlenerschap. Graag verneem ik op dit punt een toelichting van de minister. In ieder geval hebben de amendementen daarover onze steun. Ik heb wat dat betreft van SP en CDA amendementen voorbij zien komen; wij zullen kijken hoe de amendementen in elkaar geschoven kunnen worden of naast elkaar kunnen functioneren.

Ten aanzien van de niet-receptgeneesmiddelen ofwel de zelfzorggeneesmiddelen is er in mijn ogen nog wel wat definitieruimte, ook in verband met de amendementen die daarover zijn ingediend. Het oorspronkelijke wetsvoorstel wilde die middelen vrijgeven zodat zij vrij zouden kunnen worden verkocht, zonder de tussenkomst van apotheker of drogist.

Inmiddels heeft de minister bij nota van wijziging daarin verandering aangebracht door een tussencategorie geneesmiddelen toe te voegen waarvoor geen recept is vereist, maar die wel uitsluitend via de apotheek verkrijgbaar zijn, de zogenaamde UA-categorie (uitsluitend apotheek). Mijn fractie is in ieder geval blij dat de minister is teruggekomen op zijn oorspronkelijke voorstel om al die middelen voor vrije verstrekking in aanmerking te laten komen. Ik vraag nog wel waarom de minister ervoor kiest om een deel van de niet-receptgeneesmiddelen alleen door apotheken te laten verstrekken en niet door de drogist.

Op dit punt is door de heer Buijs een amendement ingediend, waar ik nog enige vragen over heb. Ik wacht zijn toelichting graag af. Wij vinden het onwenselijk dat alle niet-receptgeneesmiddelen in de drogisterijen verkrijgbaar zullen zijn, laat staan dat alles helemaal vrij zou worden gegeven. Zelfzorggeneesmiddelen moeten in beginsel slechts bij apothekers en, onder voorwaarden en in beperkte zin, bij drogisterijen verkrijgbaar zijn. Daar hoort bij dat de opleiding, de voorlichting en de instructies voor drogisten daarop toegesneden is. Ook daarvoor zijn amendementen ingediend. Het hoort bij elkaar. De heer Buijs stelt voor om de UA-categorie te vervangen door de UAD-categorie (uitsluitend apothekers en drogisterijen). Dat kan de indruk wekken dat de heer Buijs verder wil gaan dan de minister als het gaat om bepaalde niet-receptgeneesmiddelen. Nogmaals, ik wacht de toelichting van de heer Buijs af om te bepalen of zijn amendement ons dichterbij huis brengt.

De morning-afterpil heeft in 2004 de status van niet-receptgeneesmiddel gekregen. In de begeleidende brief stond dat deze pil binnenkort zonder recept verkrijgbaar zou zijn bij apotheken. Het is bekend van mijn fractie hoe wij erover denken: het liefst zouden wij de beslissing van het CBG teruggedraaid zien. Ik begrijp dat ik de minister daarop niet in rechtstreekse zin kan aanspreken. Wat betekent de beweging die wij met het aan de orde zijnde wetsvoorstel inzetten, voor de verkrijgbaarheid van de morning-afterpil? Ik kan mij niet voorstellen dat het de bedoeling zou zijn om dat middel binnenkort bij de supermarkt of het tankstation verkrijgbaar te laten zijn. Ik hoop dat de minister mij op dit punt gerust wil stellen.

Het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven (CBD) heeft aan een groep van zo'n twintig deskundigen (hoogleraren, artsen en apothekers) de vraag voorgelegd welke zelfzorggeneesmiddelen zonder risico's vrij verstrekt zouden kunnen worden. De deskundigen kwamen tot de conclusie dat vrijwel alle zelfzorgmiddelen niet veilig genoeg zijn om vrij te kunnen worden verstrekt. Verkoop via apotheek of drogist is de veiligste oplossing, zo vinden zij. Ik zou het op prijs stellen als de minister op dit rapport ingaat. Het lijkt mij zeer relevant voor de richting die wij als wetgever moeten inslaan. Mij zei het nogal wat dat men daar zo uitgesproken over was. Overigens is er ook onderzoek verricht in Duitsland en Finland. Daar is aangetoond dat zelfzorggeneesmiddelen evenzeer medicijngerelateerde problemen veroorzaken als receptgebonden geneesmiddelen. Ook dat onderzoek moet ons buitengewoon terughoudend maken bij het zetten van al te rigoureuze stappen. Er zijn risico's van intoxicatie door verkeerd gebruik van zelfzorggeneesmiddelen; er zijn bijwerkingen door interactie met andere geneesmiddelen. De vraag is of die risico's wel opwegen tegen de "voordelen" van een grotere vrije verkrijgbaarheid.

Voorzitter. Het verheugt de fractie van de ChristenUnie dat de positie van de apotheekhoudende huisarts gehandhaafd kan blijven. Vooral in dunbevolkte gebieden -- plattelandsgebieden -- kan de apotheekhoudende huisarts niet worden gemist. Mijn fractie is wel van mening dat met het oog op de rechtszekerheid het afstandscriterium in de wet zou moeten worden opgenomen, zodat een plattelandsdokter niet eerst een vergunning hoeft aan te vragen, maar de apotheekhoudende bevoegdheid direct uit de wet voortvloeit. Ik verwijs in dit verband naar het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Van Blerck-Woerdman c.s. dat is aangehouden tot de behandeling van dit wetsvoorstel. Daarom heeft mijn fractie het amendement van mevrouw Schippers en een aantal andere collega's op stuk nr. 55 meeondertekend. Dit is in lijn met onze eerder uitgesproken steun aan dat initiatief.

Ten slotte wil ik een opmerking maken over medicijnverstrekking via het internet. Dat is een ontwikkeling die mijn fractie grote zorgen baart. Via het internet worden medicijnen verstrekt zonder dat er inzicht bestaat in het medisch dossier van een patiënt. Dat lijkt mij buitengewoon riskant. Wij staan dan ook sympathiek tegenover het amendement van mevrouw Schippers op dit punt, dat wil verbieden dat er via het internet medicijnen worden verstrekt aan personen waarmee geen behandelrelatie bestaat.
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Geneesmiddelenwet'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > februari