Eerder zei Tweede Kamerlid Tineke Huizinga (ChristenUnie) in Netwerk dat ze de ministers Verdonk en Bot vragen wil stellen over de Somalische kindersmokkel. Volgens Huizinga was de Immigratie- en Naturalisatiedienst al in 2002 op de hoogte van de mensenhandel met kinderen uit Somalië. Het Kamerlid wil weten waarom er door het ministerie geen actie ondernomen is om die handel tegen te gaan.

Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken hebben zich in anderhalf jaar tijd twintig Somalische kinderen gemeld bij de Nederlandse ambassade in Ethiopië, maar Huizinga denkt dat er veel meer slachtoffers van de Somalische kindersmokkel zijn. De kinderen moeten van Somalië naar Ethiopië komen en dat lukt lang niet iedereen. Zeker zonder geld, zonder papieren en zonder hulp is dat erg moeilijk, aldus het Kamerlid.

De Somalische kinderen die wel bij de ambassade weten te komen, krijgen nauwelijks hulp. Om terug te mogen naar Nederland, moeten de kinderen kunnen aantonen dat ze in Nederland hebben gewoond. De meeste kinderen hebben echter geen papieren. Omdat ze meestal geen geld en geen postadres hebben, kunnen ze ook moeilijk aan bewijzen komen. Huizinga wil dat de ambassade de kinderen helpt bij het verkrijgen van documenten, bijvoorbeeld door de slachtoffers het adres van de ambassade te laten gebruiken als postadres.

Vandaag stelt Huizinga haar vragen aan de verantwoordelijke ministers. De motie voor het debat werd gesteund door de PvdA en D66. Netwerk ging met kindersmokkelslachtoffer Abdi naar het Binnenhof om het debat te volgen.

Zie ook:

• Dossier: Kindersmokkel Somalië