Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Vreemdelingen- en asielbeleid

woensdag 29 oktober 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie  

Onderwerp:   Vreemdelingen- en asielbeleid

Kamerstuk:    29 861

Datum:           29 oktober 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Er staan inderdaad heel veel onderwerpen op de agenda, namelijk negentien. Je komt vanzelf tot een zo groot aantal agendapunten als je zo lang wacht en zoveel brieven opspaart. Ik heb er een aantal voor mijn fractie belangrijke zaken uitgehaald.

Ik begin met de mogelijke naturalisatie van de generaalpardonners. Dit speelt al vanaf 2007 en het gaat waarschijnlijk om 21.000 mensen die nog in de grijze zone zitten. Deze mensen mogen wel in Nederland verblijven en daar werken, maar ze hebben direct een probleem als ze even naar Londen willen, omdat ze dan naar een niet-Shengenland gaan. Ook als ze een hypothecaire lening willen, hebben ze een groot probleem en hetzelfde geldt als ze bepaalde banen willen hebben. Zij mogen ook niet stemmen. Er is sprake van een trits aan beperkingen. Wij kunnen het weten, want een van onze medewerkers bevindt zich in die situatie. We zien dus ook van dichtbij hoe beperkend dat alles is.

Wij hebben hierover al verschillende debatten gevoerd. Ik kan me nog goed herinneren dat in het laatste debat daarover verschillende moties de ronde hebben gedaan. Ook wij hebben toen een motie ingediend en gesuggereerd om voor onveilige landen het vereiste van de geboorteakte uit te sluiten. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij dat voor Syrië niet gaat doen. Waarom gaan we dat voor Syrië niet doen en doen we dat wel voor Somalië, Zuid-Sudan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Mali en andere republieken en landen die heftig in oorlog zijn? Gebrekkige administratie zou ook een reden kunnen zijn: als de geboorteakte niet meer te achterhalen is of als het moeilijk is om die te achterhalen, zou die eis toch ook niet moeten gelden?

Het niet meewerken door autoriteiten zou toch ook een reden kunnen zijn om dat vereiste niet van toepassing te verklaren? Ik noem in dit kader Armenië waarvoor geldt dat de autoriteiten hun mensen meestal niet willen erkennen. Hetzelfde geldt voor Azerbeidzjan, waar de autoriteiten zeggen dat mensen in Rusland moeten zijn. Die motie daarover is toen ingediend, maar die werd niet gesteund door de Partij van de Arbeid. Zij kwam met een motie met het verzoek aan de staatssecretaris om nog eens te praten met Vluchtelingenwerk Nederland. Dat heeft de staatssecretaris gedaan. Wij hebben het verslag daarvan gezien en daaruit blijkt dat de uitkomst van dat gesprek kort gezegd is dat we de mensen nog iets beter gaan informeren. Daarmee zijn deze mensen absoluut niet geholpen. Er zal meer moeten gebeuren om die mensen uit de grijze zone te halen. Ook hoogleraar De Groot heeft daar de vinger bij gelegd: volstrekt onzinnig en onredelijk. Het achterhalen of deze mensen oorlogsmisdaden hebben begaan, is al gebeurd op het moment dat moest worden vastgesteld of die mensen onder het generaal pardon zouden vallen. Om daaronder te vallen mochten ze geen strafblad hebben en evenmin een oorlogsverleden. Dat kan het argument dus niet zijn. Ook de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) heeft in zijn rapport bevestigd dat stateloosheid evenmin is toegestaan.

De mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa heeft kritiek geuit op het feit dat, als ouders die nog niet genaturaliseerd zijn kinderen krijgen, deze kinderen stateloos zijn. Dat mag ook niet. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook om met meer te komen dan dat wat hij in zijn brief heeft gemeld. Mijn fractie pleit voor op zijn minst een opt-out van tien jaar. Als mensen tien jaar geprobeerd hebben om hun geboorteregister te verkrijgen of indien zij niet de financiële middelen hebben om een geboorteakte te verkrijgen, moeten zij toch aanspraak kunnen maken op naturalisatie? Graag wil ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom op ebola. De collega's hebben dit onderwerp al genoemd. België doet het niet. Ik vraag de staatssecretaris om op zijn minst in contact te treden met zijn collega in België. Waarom heeft België besloten om mensen voorlopig niet meer uit te zetten, dus om de uitzetting op te schorten en waarom doet de staatssecretaris niet hetzelfde? Is hij bereid om daarover het gesprek met België aan te gaan? Het laatste nieuws is dat de rechter in Roermond een Liberiaan van het vliegtuig heeft gehaald omdat hij niet mocht worden uitgezet naar Liberia. Kan de staatssecretaris aangeven of er sprake is van een tijdelijke maatregel in afwachting van een nader vonnis of dat deze beslissing verdere consequenties heeft? Als hierop geen duidelijk antwoord en geen beweging van de staatssecretaris komen, voorzie ik ook een VAO dat al door de heer Schouw werd aangekondigd.

Ik ga in op het kinderpardon, de tijdelijke regeling. De mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa heeft ook daarover een aantal pittige uitspraken gedaan: het kunstmatig aanbrengen van onderscheid tussen rijkstoezicht en gemeentelijk toezicht gebeurt onterecht. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Wat de permanente regeling betreft, merk ik op dat we daarover weer cijfers hebben gehad. Ik weet nog dat, toen dat speelde, de Partij van de Arbeid erg blij was dat die permanente regeling er kwam. Toen wij echter de kleine lettertjes bekeken, kwamen wij op dezelfde criteria uit als die in de buitenschuldregeling: het zou heel moeilijk zijn voor mensen om alsnog voor die permanente regeling in aanmerking te komen. Dat zien we nu ook. 450 aanvragen zijn in behandeling genomen en daarvan zijn er slechts 10 ingewilligd, dus 2,3%. Ik vraag de Partij van de Arbeid -- dat zal ik straks misschien ook nog bij interruptie doen -- of dit de permanente regeling is die zij daadwerkelijk voor ogen had, nu blijkt dat zo weinig kinderen daaronder vallen.

Ik kom op het landgebonden beleid. In eerste instantie ga ik in op Irak. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat we mensen natuurlijk niet uitzetten naar alle ISIS-gebieden. Er lag van het land zelf al een verbod op uitzetting, dus ik weet niet wat de toegevoegde waarde is. Heeft het niet meer uitzetten consequenties voor de mensen die tot nu toe als uitgeprocedeerden op straat werden gezet? Hebben deze mensen op grond van het nieuwe beleid van de staatssecretaris recht op opvang?

In tweede instantie vraag ik mij af waarom de staatssecretaris er niet voor kiest om artikel 15c van de Definitierichtlijn van toepassing te verklaren? Deze zou immers duidelijkheid geven en daarmee zou onderkend worden dat deze mensen niet kunnen terugkeren omdat zij wel degelijk kunnen lijden onder willekeurig geweld in het kader van een internationaal gewapend conflict of een binnenlands gewapend conflict. De staatssecretaris gaat op de tour van de opschorting, wat normaal gesproken gebeurt als er te weinig informatie is. We zouden in die onzekere periode uitzetten van mensen kunnen opschorten voor de landen waar ebola heerst. In dit geval heeft de staatssecretaris duidelijke informatie gekregen van het ministerie van Buitenlandse Zaken waaruit blijkt dat er sprake is van een onveilige situatie. Mijn pleidooi is dus om dit te scharen onder artikel 15c.

Ik zie dat ik moet afronden. De tijd gaat toch altijd sneller dan je denkt. Mijn laatste opmerking heeft betrekking op Somalië. Vluchtelingenwerk Nederland heeft indicaties dat uitgeprocedeerde asielzoekers alsnog in detentie worden geplaatst. Kan de staatssecretaris daarop reageren? Hij heeft eerder gezegd dat hij daarmee zeer terughoudend zal omgaan, omdat er nog steeds geen afspraken met de Somalische regering zouden zijn gemaakt over uitzettingen naar dat land.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind
Justitie

« Terug

Archief > 2014 > oktober