Bijdrage Ed Anker aan het plenaire debat versterking besturing

donderdag 18 juni 2009 19:00

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de beantwoording in de eerste termijn die wij afgelopen maandag hebben gehad en voor datgene wat schriftelijk naar ons toe is gekomen.

Mijn fractie heeft nog enkel punten waarover ik iets wil zeggen. De heer Van Dijk heeft een beetje het gras voor mijn voeten weggemaaid op het punt van het collegegeldvrij besturen. De beantwoording van de vragen over het voorstel over collegegeldvrij besturen was wat ons betreft nog niet bevredigend. Ik denk dat dit niet zozeer komt omdat de minister verkeerde antwoorden heeft gegeven, maar omdat we op dit onderwerp langs elkaar heen praten. Verschillende patijen in de Kamer hebben een verschillend beeld van waar het nu precies om gaat. Voor de duidelijkheid: het voorstel van de LKVV en het ISO gaat mijn fractie te ver. Wij vinden niet dat we landelijk het lokale studentenleven moeten gaan subsidiëren. Feit blijft echter dat we in Nederland een heel mooie traditie van studentenverenigingen en universiteitsdemocratie hebben. Het studentenverzet is net zo min weg te denken uit onze geschiedenis als de Maagdenhuisbezetting. Beide tradities staan op dit moment onder druk. Ik heb vooral mijn wortels in de studentenverenigingen en ook ik hoor daar dat er problemen ontstaan, dat het steeds moeilijker wordt om bestuurders te vinden, terwijl die studentenverenigingen toch zo bepalend zijn voor het academisch klimaat in de stad en voor datgene wat een stad de studenten heeft te bieden. Mijn fractie vindt het heel erg jammer als met de verruiming van de specifieke bestuursfuncties van meer landelijke organisaties, die toch eigenlijk andersoortige bestuursfuncties zijn, dit onderwerp van de agenda is.

Het is gewoon de ervaring dat er lokaal problemen spelen omdat de ene universiteit wel iets doet aan stimulering van het studentenleven en de andere niet. De ene stimuleert medezeggenschap en de andere doet dat weer niet. Soms komen studentenverenigingen net tussen wal en schip omdat de ene instelling een ander quotum hanteert dan de andere, zodat ze bij geen van beide aan een percentage of quotum voldoen om voor beurzen in aanmerking te komen. Er is wel wat en er bestaat bij de instellingen over het algemeen goede wil om op dat punt iets te doen, maar een beetje stroomlijning zou op zijn minst geen kwaad kunnen. Daarom heb ik een motie voorbereid. De heer Jacob van Dijk heeft aangegeven dat hij deze ook ondertekent.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de actieve studentbestuurder in belangrijke mate bijdraagt aan de verbetering van het onderwijsklimaat en aan de binding tussen studenten en de instelling;

overwegende dat het uitoefenen van bestuurs- of medezeggenschapsfuncties een additionele waarde heeft voor de ontwikkeling en ontplooiing van de betrokken personen;

constaterende dat het aantal studenten dat interesse heeft in het vervullen van een bestuurs- of medezeggenschapsfunctie sterk terugloopt;

verzoekt de regering, opnieuw in gesprek te gaan met de betrokken instellingen en organisaties teneinde een plan van aanpak op te stellen om de belemmeringen voor studenten om over te gaan tot het vervullen van een bestuurs- of medezeggenschapsfunctie in kaart te brengen, deze gesignaleerde belemmeringen naar vermogen op te lossen en de Kamer over de uitkomsten daarvan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Anker en Jan Jacob van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (31821).

De heer Anker (ChristenUnie):

In het besluit van de motie staat "naar vermogen". Daarmee bedoelen wij dat wij moeten bekijken wat wij landelijk kunnen en willen oppakken, maar dat wij ook lokaal moeten stimuleren waar er iets mogelijk is. Wij moeten dus niet zomaar alles naar ons toetrekken, maar kijken wie de geëigende partner is om dat te doen.

Wat het collegegeld voor de tweede studie betreft, kan ik de minister volgen over de verantwoordelijkheid voor de bekostiging van één master- en één bacheloropleiding. Tegelijkertijd ga ik ervan uit dat in de praktijk oplossingen worden gevonden voor diegenen die twee masteropleidingen tegelijk doen. Die oplossing was er. Het is dus de vraag of afspraak ook echt afspraak is voor de partijen die het bestuursakkoord hebben gesloten. Ik ga ervan uit dat de organisaties zich daarin betrouwbare partners tonen. Als de Kamer gaat reageren, zelfs met wetgeving, met het zwaarste middel, op een terugonderhandelingsactie door de partijen van het bestuursakkoord, dan is het in ieder geval zeker dat het bestuursakkoord van tafel is. Daarom hecht ik er echt aan dat de minister er alles aan zal doen opdat de VSNU en de HBO-raad hun beloften aan de studentenbonden nakomen.

Over het verhaalsrecht ben ik er nog niet van overtuigd dat het in de huidige vorm zo zal uitwerken als wij op het oog hadden toen ook de fractie van de ChristenUnie de motie steunde die mevrouw Besselink hierover indiende. Het is wat de fractie van de ChristenUnie betreft zaak dat gerechtvaardigde verwachtingen ook worden waargemaakt. Daarop moet het verhaalsrecht gebaseerd zijn. Het moet ook voldoende afgebakend zijn. Wat dat betreft, biedt het amendement van de heer Van der Vlies al een hele verbetering. De minister heeft daarvoor in principe al zijn steun uitgesproken. Ik vind het in ieder geval belangrijk dat wij dit onderwerp niet zomaar kwijt zijn. Wij hebben sympathie voor de motie van de heer Van der Vlies, maar ik heb ook voorstellen gehoord om nog een rondje over dit onderwerp na te denken. Het heeft in ieder geval onze steun om erover na te denken, maar ik vraag mij wel af wat er in die denkronde nog voor nieuws kan ontstaan als het ministerie na een uitgebreid denkronde, neem ik aan, met dit voorstel is gekomen. Het lijkt mij niet dat men over één nacht ijs gaat als men iets in een wet zet. Daarover moet de minister nog maar eens wat zeggen.

De fractie van de ChristenUnie steunt de overgang naar het profileringsfonds. Wij zullen de ontwikkelingen rond het profileringsfonds op de verschillende universiteiten wel met meer dan gemiddelde belangstelling volgen. Zo is er naar de mening van de minister een goede regeling getroffen voor het verlenen van beurzen aan niet-EER-studenten. Dat zijn studenten van buiten de Europese Economische Ruimte. Maar laten wij eerlijk zijn, er bestond al een prima regeling en die heeft helemaal niets opgeleverd. Een regeling kan dus nog zo goed zijn, maar hoeft nog geen enkele garantie te bieden. Ook in dit geval legt de minister de verantwoordelijkheid bij de instellingen. Nu is ook nog wettelijk geregeld dat er geen wettelijk collegegeld wordt gerekend voor deze studenten. Welk signaal geeft de minister nu precies af? Hij wil er zelf in ieder geval niet de verantwoordelijkheid voor nemen. De universiteiten mogen het doen als zij willen, maar ik vraag mij af welke motivatie zij nog hebben wanneer hier niet eens wordt uitgesproken dat wij dit de moeite waard vinden. Wat geeft de minister het vertrouwen dat de instellingen het profileringsfonds hiervoor gaan aanwenden?

Mede gelet op de te verstrekken bestuursbeurzen en het belang dat de fractie van de ChristenUnie hecht aan bestuurswerk, willen wij graag op de hoogte gehouden worden. Om die reden dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de drempel voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte om toe te treden tot het Nederlandse hoger onderwijs hoog is, nu instellingen vrij zijn om een instellingscollegegeld te vragen;

constaterende dat de ter compensatie beoogde Kennisbeurzen niet van de grond zijn gekomen;

voorts constaterende dat op grond van het met het wetsvoorstel geïntroduceerde profileringsfonds, beurzen beschikbaar gesteld kunnen worden voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte;

overwegende dat participatie van studenten van buiten het Nederlands hoger onderwijs een waardevolle bijdrage levert aan de "international classroom" en van belang kan zijn voor de vorming van het maatschappelijk kader in ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, het aantal op grond van het profileringsfonds tot stand gekomen beurzen voor niet EER-studenten bij de verschillende bekostigde instellingen te monitoren en de Kamer daarover jaarlijks bij de begroting te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (31821).

De heer Anker (ChristenUnie):

Het is een motie die geen heel zware ingreep in de wet doet, maar wij vragen wel om de zaak in de gaten te houden.

De fractie van de ChristenUnie heeft waardering voor de pogingen die de minister doet om duidelijkheid te scheppen in de titulatuur van het hbo en het wo. Voor de fractie van de ChristenUnie is daarbij leidend dat het voor de internationale herkenbaarheid van het Nederlandse hoger onderwijs belangrijk is dat de hogere beroepsopleidingen en de wetenschappelijke opleidingen duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het voorstel kan in principe rekenen op steun van de minister, hoewel ik mij wel heb afgevraagd wat ik ermee moet als een minister zegt: ik weet dat het al zo vaak niet is gelukt en ik probeer nu echt iets te doen. Het is wel duidelijk dat het voorstel niet onomstreden is. Ik ben heel erg benieuwd naar de reactie van de minister op het betoog dat de heer Jan Jacob van Dijk zo-even heeft gehouden.

Er is een behoorlijke stroom van amendementen over de medezeggenschap onze kant op gekomen. Wij waren niet ontevreden over hetgeen in de wet stond. Wij zullen het geheel nog even moeten bestuderen voordat wij onze definitieve keuze maken.

Labels
Bijdragen
Ed Anker

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Ed Anker aan het plenaire debat versterking besturing'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni