Bijdrage Esmé Wiegman aan het AO Geneesmiddelenbeleid

donderdag 25 juni 2009 15:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De farmacie is behoorlijk in beweging. Wij benadrukken met elkaar het belang van transparantie en willen graag dat er een eind komt aan de bonuscultuur. De vraag is natuurlijk wel waar wij met onze apotheker naartoe willen. Is hij slechts een dozenschuiver? Mag er best 30% minder aan apothekers zijn in Nederland? Of beschouwen wij de apotheker als een belangrijke zorgverlener in de eerste lijn? Als wij de laatste vraag bevestigend beantwoorden -- de ChristenUnie-fractie doet dat -- moeten wij de conclusie trekken dat daarop niet simpelweg marktwerking kan worden losgelaten. Dan moet helder zijn of op basis van de huidige tarieven van medicijndoosjes een goede apotheekhuishouding gevoerd kan worden, of daarvoor voldoende tijd en aandacht aan de cliënt kan worden gegeven in zijn nabijheid. De apotheker zal moeten kunnen voldoen aan de indicatoren waarop de IGZ controleert.

            Ik constateer dat er ondertussen op de achtergrond een strijd om de macht wordt gevoerd. Wie beheert het medicatiedossier? Kennis is immers macht. Ik vind dat wij moeten voorkomen dat wij in een soort Albert Heijn-cultuur terechtkomen. Albert Heijn beschikt over kennis van de klant. Hij kan zijn gegevens namelijk opvragen met de bonuspas. In die sfeer moeten wij niet terechtkomen.

 

Mevrouw Schermers (CDA): Het ging over kennis is macht en over het Elektronisch Patiëntendossier (epd). Ik verzoek mevrouw Wiegman nader uit te leggen wat zij daarmee bedoelt. Het epd is omgeven met grote privacywaarborgen. Hoe kan kennis dan macht zijn op dit vlak?

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik kijk uit naar een goed werkend epd. Het gaat mij nu echter om de huidige situatie waarin wordt gewerkt met het medicatiedossier. Mij gaat het om de wijze waarop daarmee nu wordt omgegaan en wie daarvoor verantwoordelijk is. Het is een kwestie van een en ander goed in de gaten houden en daarover duidelijkheid verschaffen.

            Denken in functionele bekostiging en ketenzorg, bijvoorbeeld op het terrein van COPD, is mooi, maar dat zou ook een bedreiging kunnen zijn voor de generalistische aard van de eerstelijnszorg. Het risico bestaat dat het uiteindelijk om de centen gaat als per ziektebeeld wordt bekostigd. Voordat je het weet, wordt de cliënt dan een soort product dat je niet uit handen wilt geven. Je ziet nu dat zorgverzekeraars de neiging hebben om de inkoop naar een soort coöperaties te verschuiven en dat zij proberen om eigen inkoopcriteria te hanteren zonder dat er een afdoende inhoudelijke basis is. Ik waarschuw daarvoor. Die weg moeten wij niet inslaan.

            Ik leg graag ook de nadruk op de gegevens van de NZa-monitor van 2009. Ruwweg zijn de conclusies daarvan dat er sprake is van verschillende inzichten, verschillende verwachtingen en een gebrek aan vertrouwen. Er is bovendien geen eenduidige onderhandelingstaal. Daarom steun ik het besluit van de minister om de invoering van vrije tarieven een jaar uit te stellen. Het lijkt mij goed dat er een nieuwe monitor van de NZa komt, maar wat doet de minister ondertussen met deze gegevens om op deze terreinen voortgang te boeken?

            Wij steunen de inzet om meer ruimte in te bouwen voor het belonen van kwaliteit. Wij verwachten dan echter wel dat het komende jaar wordt benut om verder te werken aan een goede invulling van de randvoorwaarden.

            Als het gaat om het preferentiebeleid, zeg ik dat wij moeten doorgaan op de weg van de generieke geneesmiddelen. Wij moeten echter wel letten op chronisch zieken en de noodzaak van beschikbaarheid en betaalbaarheid van spécialités.

            De minister wil dat op de lange termijn vergoeding van geneesmiddelen plaatsvindt op basis van functionele aanspraak. Met het oog daarop wordt al in 2010 gestart met een pilot voor cholesterolverlagers en maagzuurremmers. Ook hiervoor geldt dat het van belang is dat de randvoorwaarden op orde zijn. Zijn de partijen daar wel klaar voor? Komt de pilot dus niet te vroeg? Wij moeten voorkomen dat de zorgverzekeraar op de stoel van de arts gaat zitten. Ook moet er de garantie zijn dat zorgverzekeraars ten opzichte van verzekerden en zorgverleners transparant zijn over de geneesmiddelen die op grond van de polisvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen. Welke middelen hebben VWS en het CVZ om de uitvoerbaarheid, de haalbaarheid en de kwaliteit te monitoren?

            Onze aandacht wordt opgeslokt door de discussies over geneesmiddelen. Ondertussen stijgt het aantal mensen dat in toenemende mate een beroep doet op de gezondheidszorg en dat te kampen heeft met een ernstige, chronische ziektelast. Laten wij daarom in dit dossier ook de preventie niet vergeten. Preventie hoort immers ook thuis in dit dossier. Ik denk dat de voedingsgeneeskunde prachtige mogelijkheden biedt op het gebied van de preventie. Dat is een aanvulling op het lifestyledebat dat wij voeren. Voedingsgeneeskunde is een vorm van geneeskunde die in Nederland nauwelijks voet aan de grond heeft gekregen. Het zou dus goed zijn als daarvoor meer ruimte kwam. In Nederland wordt overgewicht bijvoorbeeld als een kwantitatief probleem gezien, namelijk het te veel en te vet eten. Eigenlijk is het echter een kwalitatief probleem, namelijk een verkeerde samenstelling van de voeding. Ik vind dat huisartsen en apothekers tools moeten krijgen om hiermee iets te doen.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Esmé Wiegman aan het AO Geneesmiddelenbeleid'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni