Bijdrage Ernst Cramer aan het plenaire debat over het verbod op de pelsdierhouderij

donderdag 18 juni 2009 10:15

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begin met het uitspreken van dank voor de antwoorden in eerste termijn van de indieners en de minister. Andere collega's memoreerden al dat dit een stevig debat is waarin de emoties nu en dan opspelen, maar dat is ook nodig omdat zowel het dierenwelzijn als het ondernemerswelzijn mensen aan het hart gaat.

De behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de collega's Van Velzen en Waalkens kent een langdurig schema. Na de bijdragen van sommige collega's denk ik dat die langdurigheid nog wel even aanhoudt. Dat is gerechtvaardigd, gelet op de belangen die er spelen. Ik moet wel zeggen dat de hoeveelheid rapporten die in de tussenliggende periode is geproduceerd, de discussie niet makkelijker maakt. Tegenover iedere expertise wordt weer een andere gesteld. Er is geen eenduidig beeld te krijgen van de precieze gevolgen voor de nertsenhouderij. Daarom is het nodig om aan de andere kant te beginnen, dus bij de nertsen, zoals ik ook in eerste termijn heb gedaan.

In eerste termijn heb ik benadrukt dat de nerts een moeilijk te domesticeren dier is dat normaal gesproken solitair leeft in een groot en waterrijk gebied. De natuurlijke habitat van de nerts is echt heel anders dan de kooi waarin de nerts nu gefokt en grootgebracht wordt. Natuurlijk gedrag is niet mogelijk. De minister gaf in haar rol als adviseur aan dat de nerts prima gehouden kan worden, gelet op het feit dat de bontkwaliteit anders niet goed zou zijn. Dat is een korte vertaling van wat zij heeft gezegd. Mijn ervaring is dat de nertsen die je in een kooi ziet, speels zijn en een mooie vacht hebben, voor zover ik dat als kleurenblinde kan beoordelen. Het blijft echter een feit dat de nerts het enige roofdier is dat nog zo intensief gehouden wordt. De fractie van de ChristenUnie concludeerde daarom in eerste termijn op basis van deze overwegingen dat bij deze productiemethode de eigen aard van het dier in het gedrang is.

Naast de discussie over de wijze van het houden van de nertsen is er het doel waarvoor zij gehouden worden. Voor bont bestaan goede alternatieven. We hebben bont gewoon niet meer nodig voor ons eigen welzijn. Gematigd gebruikmaken van wat de aarde ons te bieden heeft, betekent in dit geval dat wij de dieren niet meer houden voor hun vel alleen. De ChristenUnie steunde daarom het wetsvoorstel dat er in 2003 lag om de nertsenhouderijen te verbieden.

Ik kom nu bij het verbod op dierenhouderij. Daarmee zijn we bij het voorliggende wetsvoorstel. Ik heb in eerste termijn nadrukkelijk aangegeven dat 2003 en de beslissingen die toen genomen zijn voor de sector, niet zomaar genegeerd kunnen worden. Betrouwbaarheid moeten wij als overheid hoog in het vaandel hebben. We kunnen niet de ene dag besluiten dat het verbod van tafel is maar wel investeringen vragen voor dierenwelzijn en dan een paar jaar later weer iets anders besluiten. Als er een verbod komt, zal dat naar onze overtuiging dus alleen kunnen met een warme sanering.

Ik ga nu ook maar gelijk in op de vraag van mevrouw Ouwehand over wat kennelijk ontbreekt in ons verkiezingsprogramma.

In ons verkiezingsprogramma op bladzijde 47, artikel 3.6, onder het kopje Duurzame landbouw en zorg voor dieren staat het glashelder. Een afbouw van de sector kan alleen gebeuren via een warme sanering. Dat is de lijn die wij gevolgd hebben.

Vandaag staan wij voor de beoordeling van alles wat in eerste termijn is besproken. Belangrijk is of wij vandaag kunnen bepalen of er schade is, ook na een termijn van tien jaar, en over welke schade wij het dan hebben. Toen rolde het ene na het andere expertiserapport over ons heen. Ik zal niet alles herhalen wat er in de eerste termijn van de indieners is besproken, ik volsta met het trekken van mijn conclusies uit die debatten. De indieners voelen zich gesterkt door met name het rapport van de parlementaire advocaat, die stelt dat er naar verwachting geen sprake zal zijn van schadeverhaal, indien de terugverdienperiode van tien jaar voldoende is. Het woordje "indien" is voor mij cruciaal. Ik geloof dat in de letterlijke tekst "mits" staat, maar volgens mij is er geen verschil in het Nederlands.

Daarbij wordt mijns inziens ten onrechte geen rekening gehouden met de schade die met name de oudere dierhouders -- mensen die tegen de pensioenleeftijd lopen -- leiden voor hun pensioen. Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat de laatste nertsenfokkers worden geacht welzijnsinvesteringen te doen. Daar hebben zij echter circa vier jaar terugverdientijd voor. De laatsten zullen moeten investeren in 2014 volgens het programma, terwijl in 2018 het verbod definitief is. Zij hebben dus niet de volle tien jaar. Bijzonder is dat de minister op het laatst in haar antwoord in eerste termijn aangaf dat de Kamer die welzijnsinvesteringen niet kan afdwingen. Het zijn maatregelen die het productschap heeft uitgevaardigd, maar die kunnen, gezien de discussie in de Kamer, zo worden ingetrokken. Het perspectief voor een stoppende nertsenhouder om nieuwe activiteiten op te starten, is moeilijk. De bedrijven hebben over het algemeen geen grond, waardoor alleen een nieuwe vorm van intensieve veehouderij de vervanging kan zijn, wil het bouwblok zijn waarde weer vrijgeven. Dat heeft collega Waalkens namens de indieners gesteld.

De indieners weigeren antwoord te geven op de mijns inziens belangrijkste vraag van de parlementaire advocaat, namelijk of die termijn van tien jaar voldoende is. Dat kwam net ter sprake in het interruptiedebat met de heer Koopmans. Ik ben het met hem eens. De terugverdienonderdelen, zoals het verkopen van het bouwblok, de agrarische bestemming, de inventaris en de gepleegde herinvesteringsreserveringen zijn naar mijn mening onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat dit voldoende capaciteit is. Ook de minister in haar rol van adviseur namens de regering heeft dat naar mijn idee niet volledig gedaan. Zij verweert zich met een beroep op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In tegenstelling tot de indieners geeft zij aan dat er naar haar overtuiging sprake is van disproportionaliteit tussen de geleden schade van de nertsenhouders en het maatschappelijke belang. Daarom zou er sprake zijn van schadeverhaal. De minister onderbouwt deze bewering niet. Zij toont bijvoorbeeld niet aan hoe groot die disproportionaliteit is.

Daarmee is naar mijn overtuiging het uitgangspunt van de wet, namelijk dat een termijn van tien jaar voldoende moet zijn om de kosten die bedrijven maken terug te verdienen waardoor er geen sprake is van excessieve schade, niet aangetoond en niet onderbouwd. Ondernemers van wie verwacht mag worden dat zij welzijnsinvesteringen doorvoeren, hebben daarvoor in het slechtste geval nog maar vier jaar de tijd. Ondernemers die een ruimere afschrijving dan tien jaar hanteren, hebben bij inwerkingtreding van deze wet al geen tien jaar meer voor de boeg. De datum in de wet genoemd, ligt al ruim achter ons. Mocht de wet straks van kracht worden, dan is het volgens mij al meer dan twee jaar.

Het opgebouwde pensioen voor met name oudere houders verdampt op het moment dat deze wet van kracht wordt en dat wordt naar mijn mening ten onrechte niet meegenomen in het beeld van de geleden schade. Ik heb die stellingen tijdens de debatten met de indieners en de voorstanders van deze wet een en andermaal besproken en ik betreur het dat zij geen gehoor hebben gegeven aan die conclusies. Ik betreur het ook dat zij mij dat in de schoenen proberen te schuiven. Dat doet naar mijn overtuiging onrecht aan zorgvuldige wetgeving, waarmee de indieners gestart zijn.

Dan komt de vraag naar meer berekeningen naar voren. De heer Koopmans vroeg ernaar en ik aarzel om hem daarin te steunen. Kunnen wij meer helderheid krijgen door meer berekeningen? Als ik alle rapporten naast elkaar leg en ook de samenvatting van CE Delft, dan ben ik bang dat een nieuwe expertise of een nieuwe conclusie uiteindelijk wel tot de gewenste helderheid zal leiden.

Ik houd daarom maar even vast aan de geest van de tekst van de parlementaire advocaat dat - misschien parafraseer ik nu enigszins vrijmoedig - het een politiek oordeel is of die tien jaar voldoende is. Naar mijn overtuiging is dat dus niet het geval. Het is althans niet aangetoond.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou graag van u willen weten hoe u oordeelt over de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan bij de welzijnsinvesteringen. In 1991 is de motie-Swildens aangenomen en vanaf dat moment heeft de sector eenzijdig besloten om het plan van aanpak op te schorten. Pas in 2004, toen de verordening van kracht werd, heeft de sector het hervat. Zou dat niet gebeurd zijn, dan zouden wij nu al klaar zijn geweest met de welzijnsinvesteringen. Ik zit daarmee in mijn maag, omdat keer op keer lijkt dat je nooit tot een verbod kunt komen. Dat kan toch ook niet de wens zijn van de ChristenUnie? Telkens doemt weer een nieuwe moeilijkheid op, terwijl er wel verantwoordelijkheden zijn aan te wijzen en een van de belangrijkste knelpunten wordt gevormd door de welzijnsinvesteringen die tot 2014 zouden moeten lopen. Als de sector het plan van aanpak had gevolgd vanaf het moment dat het was aangenomen, zou die discussie er niet zijn geweest.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Mevrouw Ouwehand zegt: als de welzijnsinvesteringen niet waren opgeschort, zouden wij nu klaar zijn. Ja, dat zou kunnen, maar we hebben te maken met de situatie van de jaren 90 waarin de sector dacht dat de welzijnsinvesteringen minder hard nodig waren dan eerst werd gedacht. Daarom heeft de sector die investeringen niet gedaan. Toen in 2003 duidelijk werd dat de Kamer bereid was verdergaande maatregelen te subsidiëren, heeft de sector er vervolgens serieus werk van gemaakt, ook al kan het wat meer en completer. Dat zal ik niet ontkennen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Is de ChristenUnie niet van mening dat er een verplichting rust op de wetgever? Als het plan van aanpak was gehandhaafd, zouden wij nu een andere discussie hebben gehad. Heeft de wetgever nu niet de morele plicht om dit tot een goed einde te brengen door middel van een verbod en een financiële tegemoetkoming aan de pelsdierhouders?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben het met mevrouw Ouwehand eens: als er een verplichting is, moet je die handhaven. De ChristenUnie heeft altijd veel moeite gehad met de gedoogcultuur in situaties waarin kennelijk onvoldoende maatschappelijk draagvlak is voor een verplichting. Maar ik stel nu eenmaal vast dat de situatie van handhaven en opschorten van investeringen in de jaren 90 lag zoals die lag. Daar heb ik nu geen oordeel over, dat is gebeurd. Anno 2009 moeten we zien hoe we verder kunnen komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik had verwacht dat de ChristenUnie vanuit haar eigen wens om te komen tot een verbod op de nertsenhouderij met een voorstel zou komen met betrekking tot aanvullende vergoedingen en de termijn van tien jaar. Dan hadden de indieners ernaar kunnen kijken. Het amendement dat u in plaats daarvan hebt voorgesteld, lijkt daar geen recht aan te doen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Daar kom ik nog op terug.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. De heer Cramer en ik hebben een lange tijd opgetrokken in dit dossier, maar op een gegeven moment is hij bij mij weggegaan. Legt hij de rapporten van het LEI, CE Delft en van de parlementaire advocaat dat er geen vermogensschade is na tien jaar, naast zich neer? Ik vind niet dat dit een politieke beslissing mag zijn. We moeten ons kunnen beroepen op die onafhankelijke rapporten.

Ik heb nog een tweede vraag aan de heer Cramer. Voor zover ik weet, heeft hij zelf goedkeuring gegeven voor die onafhankelijke onderzoeken, maar nu zegt hij: ik verwacht niet dat het zo zal gaan. Wat heeft het dan voor zin gehad om om die onafhankelijke onderzoeken te vragen? Hij beroept zich nu blijkbaar liever op een slager die zijn eigen vlees keurt, namelijk een anoniem rapport zonder bronvermeldingen van Deloitte en Touche. Die gelooft hij eerder dan alle onafhankelijke onderzoeken.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb goedkeuring gegeven aan die rapporten, omdat het mij na de eerste termijn in de Kamer duidelijk was dat het voorliggende wetsvoorstel op het punt van de zorg over de omvang van de schade die kan worden geleden, uitgaande van het oorspronkelijke LEI-rapport, op zijn minst een herwaardering behoefde anno 2009. Ik heb geen conclusie getrokken uit die rapporten. Ik acht mij niet competent om een oordeel uit te spreken. In de samenvatting van CE Delft zie ik een aanknopingspunt waarmee wij misschien tot een schadeverhaal kunnen komen, maar ik heb de omvang van die schade niet in beeld, ook niet na het lezen van het rapport van CE Delft. Ik verwacht ook niet dat ik in staat ben om daar een definitieve conclusie uit te trekken over de omvang van die schade. Dat zijn mijn punten van zorg en kritiek in dit debat. De indieners hebben die niet aangetoond en de minister ook niet.

De heer Graus (PVV):

Mag ik hieruit afleiden dat de heer Cramer het woord ontoereikend niet gebruikte om te zeggen dat hij de compensatie ontoereikend vindt, maar om te zeggen dat hij de rapporten ontoereikend vindt? Hij had dit dan duidelijker moeten stellen. Hij sprak over ontoereikend of mogelijk niet toereikend, ik weet niet precies hoe hij het heeft gezegd, maar het was wel iets van die strekking.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat het uitgangspunt van de wet, namelijk dat een termijn van tien jaar voldoende moet zijn om de kosten die bedrijven maken te kunnen terugverdienen waardoor er geen sprake is van excessieve schade, niet aangetoond en niet onderbouwd is. Dat is mijn conclusie.

Als de voorzitter het toestaat, wil ik mijn antwoord aan de heer Graus nog complementeren. Ik ga dan even terug naar het verhaal van de parlementair advocaat waar de heer Graus ook mee schermt. Hij is bij het lezen van de eerste zin van artikel 5 gestopt bij de komma. Hij slaat het deel over waar staat: "... mits komt vast te staan dat de afbouwtermijn van tien jaar de pelsdierhouders een reële mogelijkheid biedt om de schade te beperken." Hij citeert alleen het eerste deel van de zin: "Wij achten de kans aanzienlijk dat de rechter geen aanleiding zal zien de pelsdierhouders schadevergoeding toe te kennen ... ". Dat is de geest van wat de parlementair advocaat zegt. Hij pelt dit als het ware af om tot een juridische beoordeling te komen. Hij zegt dat er geen sprake is van ontneming, maar van regulering van het recht. In de artikelen 5, 6, 8 en 42 tot en met 45 van zijn rapport schrijft de parlementair advocaat dat indien er sprake is van schadevergoeding, het de vraag is hoe je daar dan naar zou moeten kijken. Hij laat dit in zijn verhaal open, want dat is zijns inziens een politieke beoordeling. In artikel 45 -- even checken voor de Handelingen, want anders ga ik ook nat -- schrijft hij: Het is door ons niet in te schatten wat de schade in kwantitatieve termen maximaal mag zijn wil geen sprake zijn van "an individual and excessive burden", ofwel een excessieve schade. Het gaat uiteindelijk om een "fair balance" en dat is een zorgvuldige afweging die de wetgever moet maken. De parlementair advocaat legt dus de bal bij ons en ik constateer dat die afweging niet is gemaakt, niet door de indieners, niet door de ministers, en dat dit niet is onderbouwd met cijfers.

De heer Graus (PVV):

De heer Cramer kent mij en hij weet heel goed dat ik dit zorgvuldig heb gelezen. Dit werd ook door de minister aangehaald, het woord disproportionaliteit is zelfs gebruikt. Ik heb toen in een interruptie gezegd dat je daarmee tien jaar vooruitloopt. Over tien jaar bestaan er misschien nog maar enkele nertsenhouders, want vele nertsenhouders die ik heb gesproken, zijn al op zoek naar een andere economische activiteit en sommigen hebben die al gevonden. Het heeft geen zin om tien jaar vooruit te denken. Wij moeten nu uitgaan van de huidige situatie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik kom terug op wat de heer Cramer voor deze interruptie zei over de schadevergoeding. Zijn amendement bevreemdt mij.

Als je het amendement op de keper beschouwt, betekent het een nog wat langzamere dood van de hele sector. Het verbaast mij dat de heer Cramer het in zijn amendement niet in de schade heeft gezocht, want ik hoor hem steeds worstelen met de schadevergoeding. Eigenlijk proef ik uit zijn betoog dat het voorstel niet kan doorgaan zonder een schadevergoeding. Ik zou daarover graag een wat explicietere opmerking van zijn kant willen horen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, ik zou mijn betoog graag voortzetten, want ik ben toe aan de behandeling van mijn eigen amendement. Als mevrouw Snijder mijn toelichting onvoldoende vindt, hoor ik dat graag.

Mijn conclusie is dat er bij het voorliggende wetsvoorstel op zijn minst behoorlijke twijfels zullen zijn over het schadeverhaal. Daarmee zou een stem tegen het voorstel voor onze fractie voldoende zijn.

Het wetsvoorstel is onvolledig: het bevat een verbod, maar een gedegen uitwerking van consequenties en eventuele schade voor de betrokken ondernemers ontbreekt. Ik kom nog eens terug op mijn betoog in eerste termijn, dat ik nog eens compact heb herhaald in deze tweede termijn. De ChristenUnie is van mening dat je een nerts, gezien zijn aard, niet kunt houden en ook niet hoeft te houden omdat er geen sprake is van het voorzien in een eerste levensbehoefte. Naar die geest hadden wij het initiatiefvoorstel kunnen steunen.

Ik heb lang geaarzeld en gezocht naar een manier om onze visie duidelijk vorm te geven. De ChristenUnie kan niet instemmen met een verbod zoals dat in het voorliggende wetsvoorstel staat, maar wil wel voorkomen dat het aantal in Nederland gehouden nertsen zich blijft uitbreiden, zoals dat de laatste jaren flink is gebeurd.

Ik heb een amendement ingediend om uitbreiding van het aantal dieren te voorkomen en om een natuurlijke afbouw van de nertsenhouderij te bevorderen. Nertsenhouders krijgen rechten toegekend overeenkomstig het huidige aantal dieren. Toename van het totale aantal dieren kan niet, omdat er niet meer rechten te verkrijgen zijn. Natuurlijke afbouw wordt geregeld door slechts een deel van de aanwezige dieren van een bedrijf dat stopt beschikbaar te stellen aan de markt. Zo wordt enerzijds ruimte gegeven aan een gezonde bedrijfsvoering van andere bedrijven en anderzijds doelbewust gewerkt aan vermindering van het aantal nertsen. Omdat er geen nieuwe bedrijven meer bij mogen komen, zal de nertsenfokkerij uiteindelijk stoppen. Dat kan lang duren. Het amendement betekent echter een wezenlijk andere route dan die van het voorstel waarbij bedrijven in 2018 de nek wordt omgedraaid. Het aannemen van dit amendement betekent ook een regulering van het budget maar geen beknotting, aangezien er ruimte is voor een beperkte groei van de overgebleven bedrijven. Wanneer het amendement wordt aangenomen en de indieners het willen verdedigen, hoop ik dat ook de Eerste Kamer een positief oordeel zal geven over de compleetheid van een mogelijk schadeverhaal of het voorkomen van schadeverhaal. Op deze manier is er immers een betere balans tussen het maatschappelijke belang en de rechten van de ondernemers.

Als u mij toestaat, voorzitter, zou ik nu eerst een aantal vragen willen beantwoorden.

Mevrouw Gerkens vraagt naar de economische positie en het feit dat er mogelijk sprake is van ontneming. In de juridische advisering die wij bij het opstellen van ons amendement hebben gekregen, zijn twee teksten in dit verband relevant. Ik wil ze hier graag noemen.

Naar het oordeel van de juristen zijn er goede argumenten voor de opvatting dat de voorgestelde introductie van het stelsel van nertsrechten is te beschouwen niet als een vorm van ontneming van eigendom, maar als een vorm van regulering. Er wordt verwezen naar eerder gevoerde procedures die uiteindelijk hebben geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 16 november 2001. Degenen die daarin geïnteresseerd zijn, kan ik de code daarvan geven. Over de afroming van de varkensrechten bij transacties is geoordeeld dat de effecten van de bestreden maatregelen van de Wav niet zodanig ingrijpend zijn dat die maatregelen als een ontneming van eigendom als bedoeld in de tweede volzin van artikel 1 van het eerste protocol moet worden aangemerkt. Het is wel een sterke regulering.

De tweede tekst is de beoordeling van het amendement als geheel in relatie tot het wetsvoorstel. Het amendement voorziet in een verbetering van de positie van de meeste nertsenhouderijen, omdat deze niet na een vaste overgangstermijn van tien jaar hun bedrijfsactiviteiten zullen hoeven staken, maar hun bedrijfsactiviteiten in beginsel ongestoord, gebonden aan het aan de Wm-vergunning gekoppelde plafond voor het aantal nertsen, kunnen blijven uitoefenen. In zoverre zal de kans op schade of nadeelcompensatieclaims van nertsenhouders ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel naar verwachting afnemen.

Laat ik het verschil tussen dit wetsvoorstel en mijn amendement nog even samenvatten in jip-en-janneketaal. Naar mijn overtuiging is er geen sprake van ontneming, maar van regulering. Er is dus een wezenlijk verschil tussen het wetsvoorstel, met zijn verbod in 2018 met 100%-ontneming van eigendom maar een terugverdientijd om de schade te beperken van, in theorie, tien jaar, maar in het slechtste geval dus vier jaar, en mijn voorgestelde amendement met pas een verbod bij bedrijfsbeëindiging met een ontneming van 60% van het eigendom, waarbij de terugverdientijd niet aan een bepaalde periode is gekoppeld en er dus 40% extra verhandelbare rechten zijn, met een aantal uitzonderingen voor bedrijfsvoortzettingen binnen de familie.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik heb twee vragen. De heer Cramer zei dat hij de nertsenfokkerij wil stoppen, maar niet kan zeggen hoelang het duurt voordat er kan worden gestopt. Maar met zijn uitzonderingen maakt hij het mogelijk dat sommige bedrijven in theorie nog heel lang kunnen doorgaan. Ook wil hij uitzonderingen maken voor bv's en nv's, maar niet voor maatschappen en vennootschappen onder firma. Met name de maatschap is in de nertsenfokkerij een heel bekende bedrijfsvorm. Met wat juridische trucjes zouden bedrijven kunnen worden gekoppeld en wordt het amendement onwerkbaar.

En wat kost ons dit? Ik denk dat er wel sprake is van onteigening. Misschien zouden wij daarover nog juridisch advies moeten vragen, maar ik vind dat risico groter. De heer Cramer verwijst naar de uitspraak over de varkens, maar dat was 10%. En naar mijn beste weten was daarvoor toen ook een compensatieregeling, met een deel financiële compensatie. En op een ander moment waarop is gereguleerd door de overheid, met de nulquota, zijn daar ook kosten uit voortgevloeid.

Ik vind dit eigenlijk een vrij destructief amendement, bijna een wetsvoorstel. Waarom kiest de heer Cramer niet voor die compensatie?

De voorzitter:

Ik verzoek alle leden om eraan mee te werken dat we het volgende debat op de afgesproken tijd kunnen beginnen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Mevrouw Gerkens stelt behoorlijk fundamentele vragen. Het amendement is niet destructief bedoeld. De ChristenUnie kijkt altijd op de volgende manier naar wetsvoorstellen: als zij een wetsvoorstel niet kan steunen in de voorgestelde vorm, maar wel de naar de geest ervan, ziet zij het als haar plicht om mee te denken en mee te werken door middel van amendementen. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Gerkens denkt aan een destructief amendement als zij "2018" ziet en "ooit" denkt te kunnen lezen, maar daarvoor heb ik nu eenmaal gekozen. Toch werkt mijn amendement wel degelijk toe naar een daadwerkelijke afbouw.

Hoelang gaat het duren? Mijn grootste kritiek in eerste termijn blijft na alle rapporten overeind. Ik vind dat ten onrechte niet is gekeken naar het probleem met betrekking tot pensionering en de waarde die in de bedrijven zit. Ik verschil hierover dus fundamenteel van inzicht met indiener Waalkens. Er zit wel degelijk waarde in die bedrijven. Er hoeft niet gelijk van "goodwill" te worden gesproken, maar veel nertsenhouders, bijvoorbeeld door een jongere die in een maatschap treedt, zorgen voor een jaarlijks inkomen voor uitgetreden ouderen. Dat kunnen lange perioden zijn. Dat verdampt in het wetsvoorstel in zijn oorspronkelijke vorm en ik kan dat niet over mijn hart verkrijgen.

Verder beschouwt mevrouw Gerkens het als ontneming van rechten, maar in materieel opzicht is er volgens mij een behoorlijk verschil tussen het oorspronkelijke voorstel, namelijk in 2018 100% afnemen met een terugverdienperiode van tien -- en in het slechtste geval vier -- jaar, en mijn voorstel, dat inderdaad een wat langere periode biedt, maar ook de mogelijkheid om met het nodige ondernemerschap wel een verantwoorde situatie te bereiken. De situatie van de maatschap is inderdaad buitengewoon juridisch.

Ik zal eerlijk bekennen: ik ben geen jurist. Ik heb mij er blind op gestaard en mij goed laten voorlichten. Het juridisch advies zegt dat alle rechtsvormen, zoals bv, nv of maatschap, in de ingediende versie vallen onder die definitie.

Mevrouw Gerkens (SP):

Mag ik een schorsing voorstellen na deze termijn?

De voorzitter:

Nee, ik verzoek u nu snel aan het werk te gaan.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer Cramer zegt dat er geen sprake is van onteigening, terwijl volgens mijn eigen informatie hier een grote kans bestaat dat er wel sprake is van onteigening, met kans op een juridische procedure. De kosten die hieraan zijn verbonden, zijn dermate hoog dat ik mij afvraag waarom de heer Cramer niet kiest voor een compensatieregeling die veel meer zekerheid biedt. Ik verwijs nogmaals naar eerdere gevallen. Wij hebben hier een juridische constructie, maar weten niet eens of de nertsfokkerij ooit stopt. Zij zou nog wel eens tot sint juttemis kunnen doorgaan. Het doel is niet bereikt en het gaat de Staat misschien heel veel geld kosten. Het is allemaal heel goed bedoeld, maar het amendement schiet zijn doel volledig voorbij.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat is een verschil van taxatie en dat mag in dit debat. Naar mijn overtuiging is er geen compensatie nodig, omdat het niet is gebonden aan een eindige periode. De bedrijfsbeëindiging is een keuze van de ondernemer. Daarnaast heeft hij de bedrijfsvoering zelf in de hand, zodat hij geen schade hoeft te leiden. Dat is een belangrijk verschil met het voorliggende initiatief-wetsvoorstel. Er wordt verwezen naar de varkensrechten. Ik ben niet exact op de hoogte, maar voor zover ik weet, werd toen 10% direct uit de markt genomen. De bedrijven leden direct schade. Hier ziet men de schade aankomen. Als een bedrijf stopt, gaat er 60% weg. Men kan daar met de bedrijfsvoering rekening mee houden en 40% overhouden, dat later verkocht kan worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik kom terug op de vraag waarom het amendement is ingediend en waarom niet is gekozen voor schadevergoeding. Dat is de essentie van het verhaal van de heer Cramer. Waarom heeft hij die keuze gemaakt? Hij is daar niet duidelijk over, ook nu niet.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben daar glashelder over. Ik heb de standpunten van de minister goed beluisterd en ben van mening dat wij nooit een eenduidig helder beeld zullen krijgen van de werkelijke schade voor de ondernemers. De meningen verschillen. Ik verwijs naar de verschillen tussen de rapporten van CE Delft en het LEI. Ook Deloitte geeft weer iets anders aan. Wij krijgen nooit een compleet beeld van de schade. Dat overdenkende, heb ik gezegd dat ieder schadeverhaal een slag in de lucht is. Er is pas sprake van schade op het moment dat men naar de rechter stapt. De bedoeling van mijn amendement is dat er duidelijkheid komt voor de ondernemers en dat de gang naar de rechter niet nodig is. Er moet ruimte zijn voor het doorzetten van het bedrijf in de familielijn. Ik realiseer mij dat dit langer duurt dan het voorliggend initiatief-wetsvoorstel beoogt, maar het zal meer schade voorkomen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat betekent dus dat de fractie van de ChristenUnie niet principieel durft te kiezen, omdat er onzekerheden zijn over de schade die zou kunnen ontstaan. De heer Cramer blijft dan maar liever zoeken naar andere wegen en maakt geen principiële keuze. Dat verbaast mij, omdat hij bij al zijn andere afwegingen wel heel principieel is.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dit initiatief-wetsvoorstel is volgens mij zo principieel als de ChristenUnie maar kan zijn. Ik constateer dat er geen duidelijkheid is over het schadeverhaal. In de eerste termijn van de heer Koopmans heb ik glashelder gezegd dat mijn fractie op dit moment niet bereid is om 0,5 mld. uit te trekken voor een warme sanering. Daar ben ik heel helder in geweest. Tijdens die worsteling ben ik gekomen tot dit amendement, omdat het naar mijn overtuiging perspectief biedt aan bedrijven. Ik verwijs hierbij naar de opmerking van de heer Waalkens over de Verelendung die wij hebben gezien bij de chinchilla's en de vossen, toen daar sprake was van een uitsterfconstructie. Hier is nog steeds ruimte voor bedrijven om bedrijfseconomisch goed bezig zijn, wat men ook verder van de nertsenhouderij vindt. Het amendement is volledig in lijn met wat ik altijd betoog. Wij hebben oog voor dierenwelzijn en willen daadwerkelijke stappen zetten. De fractie van de ChristenUnie heeft echter ook altijd oog voor het belang van de ondernemers. Zoals het nu gaat, is het in 2018 Schluss voor de ondernemers.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Cramer zei dat uitbreiding ook mogelijk is en daardoor is het mij eigenlijk niet duidelijk welke schaal hij voor ogen heeft voor de bedrijven die kunnen blijven bestaan. Ik vraag dat, omdat de welzijnseisen die de sector zelf heeft geïntroduceerd, eigenlijk teniet zijn gedaan door de schaalvergroting waarmee het gepaard ging. Schaalvergroting maakt domesticatie immers alleen maar moeilijker. Ziet de heer Cramer in zijn voorstel ruimte voor welzijnsverbeteringen die wel zoden aan de dijk zetten?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Als mevrouw Ouwehand met zo veel woorden vraagt of het een perfect voorstel is, dan luidt het antwoord: nee, ook aan dit voorstel kleven nadelen. Zo zou het wel eens mogelijk kunnen zijn dat er één bedrijf overblijft met 700.000 moederdieren. In theorie is dat mogelijk. Als mijn voorstel het haalt, dan bereiken wij daarmee echter wel een aanmerkelijke reductie van het aantal nertsen in Nederland. Als dat laatste bedrijf stopt, houdt daarmee overigens natuurlijk wel de hele nertsenhouderij in Nederland op te bestaan.

De sector heeft in 2003 op verzoek van de Kamer geïnvesteerd in welzijnsverbeteringen. Ik weet hoe mevrouw Ouwehand dat beoordeelt. Ik laat mij er nu niet over uit, maar eerder heb ik geconstateerd dat het een verbetering is ten opzichte van de oude situatie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben niet voor een bedrijf met 700.000 nertsen, ook al zijn het er 4.000.000 minder dan op dit moment.

De heer Cramer gaat voorbij aan de problemen met de domesticatie, problemen die hij zelf naar voren heeft gebracht. De schaalvergroting doet daarmee de welzijnsinvesteringen eigenlijk teniet. Ik had gedacht dat hij met een oplossing hiervoor zou komen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb laten zien hoe mijn fractie hiermee heeft geworsteld. Wij hebben geprobeerd om een oplossing te vinden voor onze zorgen over het houden van deze dieren, zonder dat de gemeenschap daarin 0,5 mld. hoeft te stoppen en zonder dat wij daarmee ondernemers, die hun pensioen zien verdampen, met een lekke hartklep het ziekenhuis in jagen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is wel heel sterk aangezet.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb veel ondernemers gesproken en veel e-mails van hen ontvangen en met deze woorden spreek ik wel degelijk in de geest van wat zij tegen mij hebben gezegd. Deze mensen maken zich buitengewoon veel zorgen en sommigen kunnen er echt niet van slapen.

Ik heb lang geworsteld met dit probleem en geprobeerd om een goede keuze te maken, een keuze die moet leiden tot het doel dat een deel van de Kamer nastreeft.

De heer Koopmans (CDA):

De heer Cramer is een oprecht mens. Ik ben er dan ook van overtuigd dat zijn amendement een manmoedige poging van de ChristenUnie is om de pijn te verzachten. Ik heb echter nog wel de nodige vragen.

De systematiek van het amendement is volstrekt vergelijkbaar met de systematiek van de Wet herstructurering varkenshouderij. En de heer Cramer kan zich vast en zeker nog herinneren dat zijn fractie destijds een principieel tegenstander was van deze wet. De fracties van ChristenUnie in de Tweede en Eerste Kamer hebben dan ook tegen deze systematiek gestemd. Ik vraag hem om nog een goed na te lezen waarom de ChristenUnie destijds tegen was.

De heer Cramer refereert aan het oordeel van de Hoge Raad. In de Wet herstructurering varkenshouderij was echter voorzien in een korting met 25% en niet met 60% zoals in zijn voorstel. Zou dit hogere percentage niet tot een volstrekt ander oordeel van de Hoge Raad kunnen leiden? Het maakt immers nogal wat uit of je je bedrijf een klein beetje moet inperken of met 60%.

Kan de heer Cramer zich nog het exacte aantal knelgevallenregelingen herinneren dat destijds na de invoering van de Wet herstructurering varkenshouderij door de Kamer is bedongen? Het waren er 22.

Wij hebben 22 categoriale -- dus niet individuele -- knelgevallenregelingen gemaakt en bedongen na de invoering van de Wet herstructurering varkenshouderij. Ik ben er echt van overtuigd dat de inbreng van uw fractie oprecht is, maar zou uw voorstel niet, op zichzelf en horende bij de uitzonderingen die eraan vast zullen komen te zitten, leiden tot een soort juridische gatenkaas, waardoor wij over 1000 jaar nog volop nertshouderijen in Nederland hebben? Ik denk eerlijk gezegd dat dat aan de orde is.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik begin maar even bij de laatste opmerking van de heer Koopmans. Dat was niet mijn bedoeling. Mijn bedoeling was juist om helderheid te bieden, omdat het, als het wetsvoorstel doorgaat in de vorm die de indieners nu hebben neergelegd, naar mijn overtuiging juist juridische gatenkaas gaat worden als het gaat om schadeverhaal. Wij zijn er ook met juridische adviezen nadrukkelijk mee bezig geweest om helderheid voor de sector te bieden en voor een toekomstperspectief te zorgen. De heer Koopmans maakte de vergelijking met de herstructurering van de veehouderij. Ik ben daar niet helemaal ingedoken, ik hoop dat hij dat kan billijken. Ik snap zijn bedoeling wel en die kan ik ook waarderen. Voor mij was het in de voorbereiding evident dat het verschil met de genoemde herstructurering is dat het daarbij ging om een onmiddellijke sanering. Een principieel verschil met het wetsvoorstel is dat het daarin in 2018 schluss is en dat je dan 100% van je beesten kwijt bent, terwijl je in mijn voorstel de tijd zelf in de hand hebt. Je kunt daar je management op afstemmen. Dan ben je 60% van de dierenrechten kwijt, maar 40% is alsnog verhandelbaar. Waarmee er voor andere bedrijven perspectief bestaat. Dat was bij de herstructurering van de varkenshouderij niet het geval.

Wij praten hier over 164 bedrijven. Er zullen uitzonderingen zijn, die ik naar eer en geweten heb proberen in te schatten. Het zijn er vier. Als het er meer zijn, zullen wij moeten kijken of het amendement op dat punt moet worden aangepast. Er zit ook een slotartikel in, waarin staat dat de nadere uitwerking van de condities de bevoegdheid zal worden van de minister. Dat zullen wij als Kamer dus nog meemaken. Daarmee heb ik gepoogd, het raamwerk te bieden dat helderheid biedt aan de ondernemers en tegelijk handvatten te bieden om dat goed en deugdelijk te doen zonder dat er schadeverhaal voor ondernemers ontstaat.

De heer Koopmans (CDA):

De heer Cramer kent net als ik het begrip "boerenslimheid". Denkt hij niet met mij dat de 160 ondernemers die kunnen kiezen met een handige interpretatie van wat er voorligt -- of door erfopvolging alleen al, dat is al een automatisch ingevolge dit amendement gegeven recht -- zullen zorgen dat er nooit of te nimmer één bedrijf is dat hierdoor zal worden gekort? Lijkt dat de heer Cramer niet volstrekt voor de hand liggend? Het gaat om zulke grote bedragen en belangen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Boerenslimheid zou kunnen worden geduid als iets wat verwerpelijk is. Ik heb in mijn ervaring met de agrarische sector geleerd dat dat een gezonde en goede ondernemersgeest is, die ik kan waarderen. Je kunt één ding niet van onze sector zeggen, namelijk dat zij niet innovatief zou zijn en niet zou nadenken over de manier waarop zij de bedrijfsvoering het meest efficiënt kan doen. Ja, er zou een handige interpretatie kunnen komen. Als het gaat om bedrijfsvormen hebben wij geprobeerd in de formulering zo compleet mogelijk te zijn dat wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging, ook in een BV, een NV, een maatschap of in welke vorm dan ook, die afroming plaatsvindt. De heer Koopmans denkt -- dat was een beetje zijn suggestie -- dat wij een soort nertsenbruiden gaan krijgen om te zorgen dat er via de familielijn vererving gaat plaatsvinden. Ik sluit dat niet uit. Maar ook dan zal er toch een keer -- misschien zitten wij dan inderdaad aan 1000 jaar -- eindigheid optreden.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Er is volgens mij geen twijfel over dat de heer Cramer boerenslim is. Ik spreek mijn waardering uit dat de ChristenUnie zelf met voorstellen komt. In mijn beleving geeft de heer Cramer eerst eigendomsrechten, waarvan ondernemers 60% moeten teruggeven bij beëindiging.

Op dat moment is er inbreuk op het eigendomsrecht. Terwijl het initiatiefwetsvoorstel, door uitspraken van de parlementair advocaat, juist geen ontneming van eigendom behelst, gaat de heer Cramer die invoeren. Mij ontgaat daarvan echt de logica. Kan hij mij dat uitleggen?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik zal een poging doen. Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is dat wij op dit moment een plafond aanbrengen op het aantal te houden nertsen. Als wij dat niet doen en die rechten dus niet geven, kunnen wij wel zeggen dat bij bedrijfsbeëindiging wordt afgeroomd, maar dan weet je nooit over over welk aantal je praat. Het is dus een keuze -- en volgens mij is dat een gedwongen keuze -- dat wij nu het plafond vaststellen. Zoals ik heb betoogd, constateer ik dat het volgens het wetsvoorstel in 2018 schluss is en dat dan 100% van de dieren eraf gaat. Volgens mijn voorstel daarentegen stopt het bedrijf in tweeduizend ooit, waarna 60% wordt afgeroomd, een aanmerkelijk kleiner percentage. Het lijkt mij goed om dit nog eens te benadrukken. En ja, er is nog steeds sprake van een regulering van het eigendom. Dat heb ik nooit ontkend.

Voorzitter. Ik ben er duidelijk over geweest hoe de fractie van de ChristenUnie tegen dit wetsvoorstel aankijkt. Wij vinden de wijziging in ons amendement dermate belangrijk dat de ChristenUnie, als dit amendement verworpen wordt, niet anders kan dan tegen dit wetsvoorstel stemmen.

Labels
Bijdragen
Ernst Cramer

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Ernst Cramer aan het plenaire debat over het verbod op de pelsdierhouderij'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni