Bijdrage Ed Anker aan het wetgevingsoverleg raming Tweede Kamer 2010

maandag 22 juni 2009 10:00

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Tussen deze Raming en de vorige ligt het rapport inzake de parlementaire zelfreflectie. Dat was een groot project waar wij een paar weken geleden uitgebreid over gesproken hebben. Velen vreesden dat het traject van zelfreflectie een rondje in het kader van "ze dronken een glas en deden een plas" zou worden. Wij hebben inmiddels een conferentie en een wetgevingsoverleg achter de rug. Vandaag moet een aantal conclusies worden getrokken om ervoor te zorgen dat niet "alles bleef bij wat het was". Het zijn vooral praktische kwesties, maar het is desalniettemin niet onbelangrijk.

            Ik wil wel nog twee opmerkingen maken over het proces van parlementaire zelfreflectie. Ik denk allereerst dat het goed is om zo'n proces te doorlopen, al was het maar om met elkaar vast te stellen dat wij niet alles kunnen verwachten van een structuurverandering. Daarmee kom ik bij het belangrijkste: de cultuurveranderingen zijn veel belangrijker dan de structuurveranderingen. Daarom zal eenieder die deel uitmaakt van de Kamer, zich bewust moeten zijn van de vraag waar het nu precies om gaat. Het gaat om het besef dat wij met ons allen deel uitmaken van een van de belangrijkste, zo niet hét belangrijkste college van Staat, namelijk de volksvertegenwoordiging. Hier legt de regering verantwoording af. Meer dan het vraagstuk van dualisme versus monisme bepaalt dat de bandbreedte van alle fracties, of zij nu in de coalitie of in de oppositie zitten. Met andere woorden: dit adeldom verplicht ook de coalitie. Tegelijkertijd geldt dat een ander aspect van deze adeldom ook de oppositie verplicht. Niets wat hier gezegd wordt, blijft zomaar zonder gevolgen. De wijze waarop wij opereren, handelen en nalaten heeft invloed op de verhouding tussen het land en de volksvertegenwoordiging, tussen het land en de regering. Bij alle politieke verschillen van mening, die op zichzelf op het scherp van de snede mogen worden uitgevochten, is er altijd een verschil tussen een constructieve benadering -- kijken of wij met elkaar het beste voor het land kunnen doen -- en een destructieve benadering. Dat laatste is: kijken hoe, ongeacht de feiten, een regering of een partij zo veel mogelijk schade kan worden toegebracht. Kortom, de regeerbaarheid van het land is ook een zaak van ons allen.

            In het proces van zelfreflectie heb ik die gezamenlijkheid gevoeld. Ik hoop dat wij die gezamenlijkheid ook in ons dagelijks werk tot uiting kunnen brengen. Ik kom daar later nog even op terug.

            Dan de Raming zelf. Een onderwerp van discussie is de mogelijkheid om de personele ondersteuning van de fracties uit te breiden conform de aanbeveling van de Stuurgroep parlementaire zelfreflectie. Het Presidium stelt geen ruimte hiertoe te hebben via een herschikking. Daarom heb ik een aantal vragen. Het is ons niet geheel duidelijk waarom de vrijval van middelen die ontstaat omdat de leden van het Europees Parlement niet meer zullen drukken op de begroting van de Kamer, hiertoe niet kan worden ingezet. Waar komt de koppeling van die middelen aan het Huis van de Democratie en Rechtsstaat dan vandaan? Overigens vinden wij het eigenlijk raar dat de Kamer überhaupt overweegt om vanuit het budget bij te dragen aan dit Huis voor de Democratie en Rechtsstaat. De Kamer is toch geen subsidieorgaan en kan toch niet zelf dit soort zaken gaan financieren? Is het niet veel logischer dat de Kamer, buiten het eigen budget om, geld voor dit huis bij amendement vrijmaakt bij het Rijk. Als wij dit met elkaar voldoende belangrijk vinden, moeten wij daar ook maar geld voor zien te vinden. Het stelt mij nog even voor een vraag die net bij mij opkwam: is er nu eigenlijk al een formeel besluit gevallen over het Huis van de Democratie?

Ik kan mij herinneren dat ooit een motie-Heijnen/Schinkelshoek is ingediend. Dat was volgens mij een onderzoeksmotie. In plaats van nu direct geld te alloceren voor iets waar eigenlijk nog geen beslissing is gevallen, moeten wij dus scherp opletten of wij onze eigen spelregels daarmee serieus nemen.

            Wij kunnen ons voorstellen dat zonder een zeer duidelijke keuze niet zomaar extra geld uit de bestaande begroting kan worden vrijgemaakt. Er kan echter zeker naar bepaalde keuzes worden gekeken. Ik geef een aantal voorbeelden. De ambtelijke ondersteuning -- ik deel alle opmerkingen over het voortreffelijke werk dat zij levert -- heeft in de afgelopen jaren steeds de ene dienst aan de andere toegevoegd, veelal tegelijkertijd met een uitbreiding van de automatiseringsmogelijkheden. Zij levert echter ook aanbodgerichte diensten, bijvoorbeeld wetgevingsrapporten en informatiedossiers. Moeten wij daar niet zuiniger mee omgaan en vooral uitgaan van vraaggerichte diensten? Ik las dat bijna de helft van de BOR-producten aanbodgericht wordt gemaakt. Dat is eigenlijk raar.

Verder vragen wij ons af of er wel zo'n dringende behoefte is aan videoconferenties. Er worden experimenten gedaan, maar de vraag is of wij dat moeten doen. Is het niet verstandiger om tegen de tijd dat de vraag in de Kamer manifest wordt, gebruik te maken van een systeem dat zijn meerwaarde heeft bewezen op een ministerie of in het bedrijfsleven? Kan dit ook niet samen met een internationale organisatie of het ministerie van Buitenlandse Zaken worden opgepikt? Of misschien heeft een multinational al ergens goede ervaringen mee.

            In dit verband vraag ik ook hoe het proces van -5% precies is verlopen. Twee jaar geleden heb ik daar een bijdrage over moeten leveren. Daarin stond onder meer de suggestie om veel meer diensten in samenhang te gaan verrichten met de ondersteunende diensten van andere Hoge Colleges van Staat, die zich immers hiernaast bevinden. Ik denk bijvoorbeeld aan de ontsluiting van Europese informatie, maar ik heb het ook gehad over beveiligingsdiensten. Ik heb inmiddels persoonlijk mogen waarnemen dat er een trainingsprogramma vanuit de Kamer bij de Raad van State wordt gedaan, maar het is nog steeds niet één dienst. Is er samenwerking? Wat is de stand van zaken?

            Wat de ondersteuning voor telefoons en laptops betreft, is ervoor gekozen dat toekomstige Kamerleden vanaf 2011 zelf voor de laptops gaan zorgen, uitgaande van het feit dat iedereen tegenwoordig thuis over pc's en dergelijke beschikt. Op zich is dat prima, maar vanuit onze fractie komen wel zorgen naar voren over de veiligheid van de verbindingen. Wij willen de garantie dat die veiligheid door het gebruik van eigen pc's niet achteruitgaat. Nu hebben wij een VPN-verbinding met de Kamer. Dat is een topverbinding waarmee we rechtstreeks op het netwerk van de Kamer kunnen en een snelle e-mailverbinding hebben; we kunnen direct in onze Outlook. Ik heb altijd begrepen dat voor zo'n verbinding een veilige pc cruciaal is. Onveilige pc's op het Kamernetwerk zijn gevaarlijk voor de veiligheid van dat netwerk. Als je een kind hebt dat allerlei dingetjes downloadt op de pc, waardoor bijvoorbeeld een virus via een VPN-verbinding in het Kamernetwerk terechtkomt, ben je daar ziek van. Nu hebben wij zwaarbeveiligde laptops. We kunnen er misschien niet de nieuwste gadgets op hyves mee draaien --dat zijn inderdaad dingen die je wel thuis op een pc kunt doen -- maar ik zou het heel jammer vinden als wij de functionaliteit van de supergoede verbinding met het Kamernetwerk kwijtraken en bijvoorbeeld alleen nog de trage webmail hebben. Ik wil daar graag een reactie op. Ik ben niet goed ingevoerd in het STOI, het Strategisch Overleg Informatievoorziening, maar ik vraag mij af of dit dilemma daar bevredigend is besproken. Dit punt wordt ons in ieder geval niet voorgelegd.

            Er wordt druk gestudeerd op de ontvangsten die onze bezoekers moeten gaan krijgen. Dat moet dan samen met het Huis van de Democratie bekeken worden. Dat is prima, maar kunnen wij in de tussentijd echt niet iets doen voor de mensen die hier vergaderingen bijwonen? Hoe vaak moet ik het niet meemaken dat mensen aan mij vragen of zij ergens iets te drinken kunnen krijgen of waar het toilet is? Dan mogen zij de Statenpassage weer aflopen. Ik heb het over dat soort zaken.

            De heer Van der Staaij had het ook al over het ontvangen van groepen. Voor het ontvangen van groepen is er een soort standaardpakket van de Kamer, waar allerlei voorzieningen in zitten. Als je als Kamerfractie zelf ook de verantwoordelijkheid neemt om groepen te ontvangen -- dat legt een behoorlijke druk op de eigen organisatie, maar je ziet het ook als een soort morele plicht om mensen hier te laten zien waarmee je bezig bent -- worden de kosten direct afgewenteld. Als je regelmatig grote groepen door dit huis rondleidt, is dat volgens mij niet echt weg te schrijven onder het kopje "campagneactiviteiten", zeker niet als je daar zelf personeel voor moet vrijmaken.

            Over het aantal spoeddebatten is al heel veel gezegd. Onze positie is volgens mij redelijk duidelijk. Ik heb nog wel een vraag aan het Presidium over het huidige aantal spoeddebatten. Wij hebben de afgelopen jaren een stijgende trend gezien. Komen we zo langzamerhand niet op het punt dat wij niet alleen politiek maar ook in getallen duidelijk kunnen maken dat wij tegen de grenzen aanlopen? Welk percentage van de tijd besteedt deze Kamer aan spoeddebatten en welk percentage aan andere, normale wetgevingsdebatten, notabesprekingen en noem maar op?

Ik vraag mij gewoon even af hoe dat er nu uitziet.

            Voor mijn laatste punt moet ik er even iets bij pakken, namelijk een cafetière die ik nu voor mij op tafel plaats. Bij het wetgevingsoverleg over de parlementaire zelfreflectie is veel gesproken over het taalgebruik en de parlementaire omgangsvormen. De heer Remkes heeft daar een keertje een brief over gestuurd met een moreel appel op eenieder en op de Voorzitter om een aantal zaken te bekijken. Ik wil vandaag een wat meer ludieke suggestie doen in dezelfde lijn. Ik zal maar direct verklappen dat de oorsprong zich bevindt in mijn studentenverleden. Het gaat hier namelijk om de parlementaire hoffelijkheidstrofee. Deze trofee moet gaan naar dat lid dat is opgevallen door scherpe bijdragen aan het debat, dat volop gebruik heeft gemaakt van de parlementaire middelen maar daarbij nooit de hoffelijkheid uit het oog heeft verloren. Deze trofee is de cafetière. Ik hoor een hoop geroezemoes van mijn collega's; ik geloof dat het bij hoffelijkheid hoort dat iemand in ieder geval zijn verhaal kan afmaken. Het is een duidelijk studentikoze trofee. Bij mijn studentenvereniging hadden wij een oude theepot, maar dat past natuurlijk helemaal niet bij het parlement. In een theepot hang je een zakje, dat laat je trekken en je moet maar kijken wat ervan komt. Daarbij is thee enigszins politiek belast door bepaalde mensen, ook in ons midden.

            Dit is een cafetière. Hier maken wij koffie mee. Het bijzondere van deze manier van koffiezetten is dat je de koffie hierin moet doen, er water onder zit dat met vuur wordt verhit dus direct contact heeft met het vuur en er vervolgens een hoge druk ontstaat waarna er uiteindelijk koffie ontstaat, wat een uitermate delicate drank is. Daarbij komt nogal wat kijken: vuur, stoom en kokend water. Het is absoluut een ludiek idee, dat ik een beetje heb uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de trofee ergens begint en dan zijn wandeling gaat maken door de parlementen van de toekomst. Degene die hem krijgt, moet hem namelijk ook weer doorgeven. Hij gaat daar alleen niet zelf over. Degene die hem moet krijgen, moet worden voorgedragen. Oftewel: de rest van de leden, die blijkbaar naast de hoffelijkheidstrofee hebben gegrepen, moeten een voordracht doen. Het mag alleen niet iemand zijn van de eigen fractie. Wij worden dus gedwongen om op een andere manier naar elkaar te kijken, waarbij wij ook enige professionele bewondering voor elkaar hebben.

            Het is natuurlijk heel goed mogelijk om dit idee direct af te schieten en te zeggen dat dit een politiek drama wordt. Dat kunnen wij doen, maar laten wij nu eens een keertje proberen om dat niet te doen. Laten wij proberen om hier een leuke en mooie traditie te starten. Ik stel deze cafetière daartoe heel graag ter beschikking. Het is er eentje met emotionele waarde, want mijn oma heeft hem bij elkaar gespaard met DE-punten. Het is er ook niet zo maar eentje. Het is er een met twee soorten metaal waardoor hij, hoewel er sprake is van vuur, redelijk koel kan zijn tenzij de vlam te hoog is. Hier spreekt een professional! Het is er dus eentje met emotionele waarde. Ik bied hem hierbij aan de voorzitter aan. Er zit ook een kort reglement bij met slechts zeven punten. Ik hoor heel graag de reacties. Ik zal er wel een motie over moeten indienen; daar wordt nog aan gewerkt. Wij zouden het ook bij acclamatie kunnen doen. Wat dat betreft, ben ik erg benieuwd naar de tweede termijn.

Labels
Bijdragen
Ed Anker

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Ed Anker aan het wetgevingsoverleg raming Tweede Kamer 2010'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni