Bijdrage Esmé Wiegman aan het AO Zwerfjongeren

woensdag 10 juni 2009 15:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de maatschappelijke opvang. Het beleid is succesvol in de grote steden. Denk aan de daling van het aantal daklozen en de daarmee gepaard gaande daling van bijvoorbeeld overlast en criminaliteit. Dit beleid moet ook de komende jaren worden voortgezet. Houd het succes vast, zou ik vandaag willen roepen. Dit vraagt om het dempen van de negatieve effecten van de invoering van het nieuwe verdeelmodel. In de voortgangsrapportage wordt gesproken van versoberen van het aanbod. Als je niet oppast, zou dat in de praktijk zo maar het simpelweg sluiten van voorzieningen kunnen betekenen. Eerlijk gezegd verwacht de fractie van de ChristenUnie wel wat van BZK en Justitie. Elke euro aan zorg zou twee euro besparen bij BZK en Justitie. Ik denk dat de collega's van de minister en de staatssecretaris hen daar dankbaar voor zouden moeten zijn en daar ook wat tegenover zouden moeten kunnen zetten.

            Ik kan eigenlijk aansluiten bij de grote lijnen zoals verwoord door mevrouw Joldersma waar het gaat om de fundamentele vragen rond het verdeelmodel en het stedelijk kompas. Ik wil nog wat specifieke punten nader belichten. De MO-gelden komen ten goede aan de G4 en de centrumgemeenten. Is ook in kaart gebracht wat de gevolgen van het nieuwe verdeelmodel zijn voor de omliggende plattelandsgemeenten? Ik noem als voorbeeld het hulpverleningscentrum Rehoboth in Emmeloord. De financiering geschiedt door eigen bijdragen, middelen voor ambulante AWBZ-zorg en MO-gelden van de centrumgemeente Almere, aangevuld met wat zorgtoeleidingsgeld van de gemeenten Emmeloord en Urk. Die gemeenten haken in 2010 grotendeels af. De financiering vanuit de AWBZ wordt ook minder. Onder deze omstandigheden zal het centrum in 2010 de deuren moeten sluiten. Het beleid "eigen centrumgemeente eerst" biedt steeds minder ruimte aan identiteitsgebonden instellingen die een landelijke functie hebben en dat is jammer.

            Het is goed dat centrumgemeenten de regie hebben genomen ten aanzien van de toegankelijkheid van de dak- en thuislozenopvang, onder meer via centrale toegangsloketten voor de maatschappelijke opvang. Het instrument van regiobinding moet spreiding van de opvang garanderen. Door regiobinding komt de keuzevrijheid onder druk te staan. Een ander ongewenst neveneffect is dat gemeenten de eis van regionale binding ook stellen aan landelijk toegankelijke AWBZ-voorzieningen. Het Leger des Heils bepleit daarom het hanteren van een bandbreedte voor bovenregionale plaatsingen, een beetje naar analogie van de jeugdzorg. Met het hanteren van een bandbreedte kan worden voorkomen dat hulpvragers nodeloos worden rondgepompt, want dat zou de situatie worden.

            De fractie van de ChristenUnie gaat ervan uit dat er voldoende geld is om de grensstrook leeg te ruimen, maar hoort vandaag graag een heel duidelijke toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

            Een ander punt is de schuldenproblematiek waar het merendeel van de cliënten in de maatschappelijke opvang mee kampt. Het instrument verplicht budgetbeheer uit het plan van aanpak wordt nog lang niet overal ingezet. Het uitblijven van toegang tot schuldhulpverlening blijft een heel groot struikelblok voor doorstroom naar en uitstroom uit de opvang. Dat is een belangrijk knelpunt om aan te pakken.

            In het vorige algemeen overleg over maatschappelijke opvang heb ik de nazorg aan ex-gedetineerden aan de orde gesteld. Het ministerie van Justitie en de gemeenten werken nog te veel langs elkaar heen waardoor de kwaliteit van de nazorg aan ex-gedetineerden te wensen overlaat. In de voortgangsrapportage staat dat er dit voorjaar een model voor samenwerking tussen Justitie en de gemeenten wordt opgesteld. Is dat al klaar? Welke maatregelen worden genomen om de inzet van vrijwilligers voor de begeleiding van ex-gedetineerden te bevorderen? Dat kan immers ook een heel belangrijke schakel zijn.

            Een jaar geleden heeft mijn collega mevrouw Ortega mondelinge vragen gesteld aan minister Klink en staatssecretaris Dijksma over knelpunten in de financiering van de opvang van kinderen van verslaafde ouders. Er is nog steeds geen adequate oplossing voor dit probleem. Vrouwen die zich laten opnemen in een verslavingskliniek krijgen nog steeds nul op het rekest, bijvoorbeeld bij de gemeente Dordrecht. De sociale dienst in de Drechtsteden heeft een nieuw argument gevonden. Men stemt ermee in dat de Wet kinderopvang niet als voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand kan worden gezien. Echter op basis van een sociaal-medische indicatie moeten de kosten voor opvang langer dan drie maanden als niet noodzakelijk worden beschouwd. Daarom vervalt na die drie maanden het recht op bijstand. Ook hier betreft het een hele groep kwetsbare kinderen waarvoor aandacht moet zijn, willen wij ze niet later tegenkomen op een andere plek in het hulpverleningsproces.

            Ik kom nu op de zwerfjongeren, met name op de beschikbaarheid van diagnostiek voor zwerfjongeren. Er is onvoldoende diagnostische capaciteit en bemoeizorg waardoor niet altijd de juiste zorg en begeleiding worden geboden, terwijl dat juist voor deze specifieke doelgroep van groot belang is. Zijn de staatssecretaris en de minister bereid om met zorgkantoren en verzekeraars in overleg te treden om voldoende casu quo een ruimere inkoop van diagnosecapaciteit en bemoeizorg ten behoeve van deze groep mogelijk te maken?

            Een bijzonder aandachtspunt betreft de zwerfmoeders. Als je de term "zwerfmoeders" intikt in een gewoon eenvoudig zoekprogramma, kom je erachter dat deze groep niet als zodanig een plek heeft in de categorie "zwerfjongeren". Het is toch een heel bijzondere categorie die onze aandacht nodig heeft. Deze mensen passen niet in de reguliere opvang. Er zijn te weinig bedden in de noodopvang. Daarnaast is ook hier sprake van verstopping in de doorstroming. Eigenlijk is er een brug nodig tussen jeugdzorg, onderwijs en maatschappelijk werk.

 

Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik neem aan dat u die speciale diagnostiek voor zwerfjongeren in zo'n plan gepast wil hebben. U zegt dat u speciale diagnostische capaciteit wilt hebben voor zwerfjongeren, een aparte inkoop. De diagnostiek van zwerfjongeren moet plaatsvinden in de jeugdzorg en de jeugd-ggz, waar wachtlijsten zijn. Bent u van mening dat zwerfjongeren buiten de wachtlijsten van de jeugd-ggz en de jeugdzorg moeten worden omgeleid?

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb het idee dat uw vraag vooral gaat over de uitvoering, over hoe je dat nu zou moeten doen. Dat punt heb ik eerlijk gezegd nu niet heel uitgebreid aan de orde gesteld. Ik constateer alleen dat aan het begin van het proces, waar het gaat om diagnostiek, dingen niet goed op orde zijn. Ik heb gesuggereerd om hierover in overleg te gaan met zorgkantoren en verzekeraars. Wellicht is dat een weg. Misschien zijn er betere en andere uitvoeringsmogelijkheden. Dat er heel snel wat moet gebeuren op het gebied van diagnostiek aan het begin van het proces, is een ding dat zeker is.

 

Mevrouw Wolbert (PvdA): U zegt dus dat zwerfjongeren niet in een wachtrij hoeven te staan bij Bureau Jeugdzorg. U spreekt ook niet over de jeugd-ggz. Wij hebben maar drie financieringssystemen: de AWBZ, de Wet op de jeugdzorg of de Zorgverzekeringswet. U zegt dus dat wij voor die zwerfjongeren de Zorgverzekeringswet moeten aanspreken. Over al die honderden kinderen die verder nog voor diagnostiek op de wachtlijst staan, hebt u het even niet. U vindt dus dat er iets apart voor zwerfjongeren moet worden geregeld?

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik opper dat hier als mogelijkheid. Ik vraag of dat wellicht een uitweg is om iets aan het probleem te doen. Het is uiteraard wel belangrijk om de zaken in samenhang te blijven zien en goed te kijken wat het betekent voor de uitvoering.

 

Mevrouw Uitslag (CDA): Is het niet juist zo dat zwerfjongeren juist heel moeilijk te vatten te zijn in een definitie, laat staan dat je ze kunt diagnosticeren? Hoe ziet u dat voor zich? Moeten wij niet veel meer inzetten op preventie, wat eigenlijk niet in de Zorgverzekeringwet zit? Hoe ziet u dat?

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik denk dat ik dat hetzelfde zie als u. Ik kan mij volledig vinden in wat u naar voren hebt gebracht. Een compleet plan van aanpak en een goede definitie zijn heel belangrijk. Die zijn echt noodzakelijk om uitvoering te geven aan de diagnostiek. Dat ben ik met u eens.

 

Mevrouw Uitslag (CDA): Hoe ziet u de preventie, even los van de diagnostiek?

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Preventie is nodig vooraan in het proces op allerlei fronten. Ik heb aandacht gevraagd voor kinderen van verslaafde moeders die tussen de wal en het schip vallen. Heel veel kinderen raken niet zomaar van de ene op de andere dag op straat. Daar gaat vaak een heel proces aan vooraf, dat vaak ook te maken heeft met gebroken gezinssituaties. Je moet er vooraan in het proces zijn en je moet beginnen met de aandacht. Ik heb het punt van zwerfmoeders genoemd. Dat zijn immers mensen die op zich wel bekend zijn op school. Zij zijn misschien ook al bekend bij het Bureau Jeugdzorg. Ergens vallen zij echter toch weer tussen wal en schip. Ik vraag om goede bruggen te slaan tussen hetgeen er al is. Dat zijn volgens mij cruciale zaken om preventie en vervolgens ook zorg en hulpverlening goed op orde krijgen.

 

De voorzitter: U hebt nog een halve minuut voor de rest van uw betoog.

 

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat moet lukken, voorzitter.

            Ik had het over de tienermoeders. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om een heel goed overzicht van huisvesting van tienermoeders die begeleiding nodig hebben te maken, met daarbij ook aandacht voor jonge vaders. Het zou goed zijn als er sprake is van netwerkvorming rondom de jonge moeders, waar het gaat om heel praktische zaken en ook dingen als opvoeding. Zelf ben ik erg onder de indruk van de methodiek waar Altra in Amsterdam mee werkt onder de noemer "Weer aan de slag!". Eigenlijk zou dit soort projecten structureel moeten worden gemaakt. Zij zouden verder moeten worden uitgerold, het liefst over het hele land maar in elk geval over de grote steden en de centrumgemeenten.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman
Zorg, Welzijn & Sport

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Esmé Wiegman aan het AO Zwerfjongeren'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni