Inbreng Arie Slob inzake Veegwet Infrastructuur en Milieu.

donderdag 06 oktober 2011 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob inzake Veegwet Infrastructuur en Milieu.

Onderwerp:    Herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op of in verband met het terrein van infrastructuur en milieu (Veegwet)

Kamerstuk:    32 844

Datum:             6 oktober 2011

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat ziet op herstel van enkele technische gebreken in diverse wetten.

Contractueel voorkeursrecht niet vrijgesteld van het WVG-voorkeursrecht

In het Voorlopig Verslag m.b.t. het wetsvoorstel tot wijziging van de WVG (TK 2009-2010, 31 285 ) hebben de leden van de ChristenUnie-fractie gevraagd of een contractueel voorkeursrecht onder de vrijstelling valt van anterieure koopovereenkomsten en koopoptie-overeenkomsten als bedoeld in artikel 10, derde lid WVG. Zij vroegen daarbij ook aandacht voor de gemotiveerde beantwoording van de vraag door B.F. Preller in het tijdschrift Juridische Berichten voor het Notariaat (JBN), juli/augustus 2003. De auteur concludeert dat in de zienswijze van de wetgever de eigenaar zich reeds vóór de vestiging van het WVG-voorkeursrecht moet hebben verplicht tot het aangaan van een overeenkomt als in artikel 10, derde lid bedoeld. Of de overeenkomst wordt gesloten is uitsluitend afhankelijk van de wil van de wederpartij. Aangezien daarvan geen sprake is bij een contractueel voorkeursrecht acht de auteur het aannemelijk dat deze rechtsfiguur niet onder de vrijstelling valt.

In haar ontkennende beantwoording van de vraag verwijst de minister naar de wetsgeschiedenis (TK 2002-2003, 27 750 nr. 5) waaruit blijkt dat de wetgever destijds een contractueel voorkeursrecht niet onder artikel 10, derde lid, heeft willen brengen. De overeenkomst waarin de grondeigenaar aan een derde slechts het recht verschaft om bij verkoop het eerste bod te doen, komt niet in aanmerking voor de vrijstelling. Volgens de minister dient een contractueel voorkeursrecht bij uitstek onder een dergelijke overeenkomst te worden begrepen.

Aangezien het contractueel voorkeursrecht als hiervoor bedoeld een aanmerkelijk verdergaande inhoud en strekking heeft dan de overeenkomst waarop de minister doelt kan de wijze van  beantwoording door de minister niet leiden tot de met de vraagstelling beoogde rechtszekerheid.

In verband daarmee verzoeken genoemde leden de minister te bevestigen dat een contractueel voorkeursrecht niet op grond van artikel 10, derde lid WVG is vrijgesteld van de aanbiedingsplicht als bedoeld in artikel 10, eerste lid WVG, aangezien een dergelijk voorkeursrecht naar zijn aard niet kan worden gerangschikt onder een overeenkomst als bedoeld in artikel 10, derde lid WVG.

Voorts hebben genoemde leden nog de volgende vragen over enkele artikelen.

Artikel 9a, wijziging onder 2 Wet Voorkeursrecht Gemeenten

Genoemde leden constateren dat de tekst van het derde lid reeds onder 1 geheel is vervangen. De vermelding van 'derde' bij de wijziging onder punt 2 dient derhalve te vervallen.

Toevoeging van een nieuw lid 3 aan artikel 8 Wet Voorkeursrecht Gemeenten

Volgens het voorgestelde nieuwe lid 3 van artikel 8 geldt in geval van vernietiging van het bestemmingsplan of inpassingsplan als bedoeld in artikel 3 lid 1 de aanwijzing van artikel 3 tot één jaar na de datum van vernietiging als zijnde in overeenstemming met de eisen gesteld in artikel 3, eerste lid.

De vraag is of de voorgestelde nieuwe regeling met betrekking tot het eindigen van het voorkeursrecht (het 'doorlopen' van het voorkeursrecht ná vernietiging van het bestemmingsplan e.d.) in overeenstemming is met de geldende uitgangspunten van de WVG en met de eis van zorgvuldige wetgeving.

Genoemde leden betwijfelen of de gestelde toevoeging daarvoor kan dienen.

Door vernietiging van het bestemmingplan is de grondslag van het voorkeursrecht immers vervallen omdat er niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3 lid 1. B & W besluiten dan tot intrekking van de aanwijzing, artikel 8 lid 1. Het vervallen van een publiekrechtelijke beperking (zoals een WVG-voorkeursrecht) moet door de zorg van B & W binnen vier dagen worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister conform artikel 7 lid 4 Wkpb.

Het doorlopen van het voorkeursrecht na vernietiging van het bestemmingsplan is volgens genoemde leden in strijd met het bepaalde in artikel 3 lid 1. De toevoeging van het cursief gestelde in artikel 8 lid 3 nieuw kan daaraan niet afdoen.

Het betreft hier volgens deze leden tenslotte niet 'een wijziging van ondergeschikte aard' als bedoeld in de titel van het wetsvoorstel. De werking van het voorkeursrecht wordt door deze voorgestelde wijziging uitgebreid ten koste van het belang van de eigenaar van de onroerende zaak waarop de bepaling van toepassing is. De eigenaar zou als gevolg van een vernietigd bestemmingsplan dat kennelijk niet aan de wettelijke eisen voldeed nadeel kunnen ondervinden. Deze leden hebben daarom de indruk dat deze inbreuk op het eigendomsrecht niet op deze wijze kan worden gerealiseerd.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > oktober