Bijdrage Arie Slob aan plenair debat inzake Begrotingen Algemene Zaken (III) en Koning (I).

dinsdag 11 oktober 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob aan het plenaire debat inzake Begroting Algemene Zaken (III) + Begroting van de Koning (I).

Onderwerp:    Begroting Algemene Zaken (III) + Begroting van de Koning (I)

Kamerstuk:    33 000 – I en 33 000 - III

Datum:             11 oktober 2011

De heer  Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Het zal niemand ontgaan zijn, ook niet mevrouw Van Gent, die na lange tijd op Prinsjesdag weer aanwezig was in de Ridderzaal. Toen de Koningin de laatste woorden van de troonrede had uitgesproken, riep de voorzitter van de verenigde vergadering weer: leve de koningin. Dat werd door de meeste aanwezigen beaamd door hoera, hoera, hoera te roepen. Dat is een oude gewoonte, uit 1897, ontstaan toen de toenmalige prinses Wilhelmina voor het eerst haar moeder, koningin-regentes Emma, vergezelde naar de Ridderzaal.

Zo zijn er nog veel meer tradities in de loop van de tijd ontstaan. Zelfs de zitplaatsverdeling in de Ridderzaal heeft een bepaalde geschiedenis. Er is helemaal niets mis met dergelijke tradities. Het zegt ook iets over de historische banden die wij met ons vorstenhuis hebben. Deze gewoontes zijn in de loop van de tijd ontstaan. Volgens ons is er geen reden om daar nu ineens van af te wijken.

Dat geldt ook voor de positie die onze vorstin en het koningshuis in het staatsbestel innemen. De ChristenUnie staat pal voor de huidige positie van ons vorstenhuis. Wij voelen dan ook helemaal niets voor initiatieven van deze Kamer, hoewel de Kamer daar uiteraard altijd het recht toe heeft, om de rol en de positie van de Koning verder te verkleinen.

Dan gaat het niet om de tradities zoals het driewerf hoera en het voorlezen van de troonrede, maar vooral om de rol van de Koning binnen de regering, tijdens het vormen van een nieuwe regering en het voorzitterschap van de Raad van State. We hebben de indruk dat er onder het mom van modernisering allerlei oplossingen worden gezocht bij problemen die er wat ons betreft helemaal niet zijn.

We zien ook bijzondere ontwikkelingen. De PVV is in de loop van de tijd toegegroeid naar het D66-standpunt van een ceremonieel koningschap. De woordvoerder kreeg zelfs een compliment van de heer Pechtold. Volgens mij is het voor het eerst in vijf jaar dat de heer Pechtold de PVV-fractie een compliment heeft gegeven. Dat is toch wel iets om even over na te denken.

We zien ook bewegingen bij de Partij van de Arbeid, die tot voor kort het standpunt uit het jaar 2000, van de voormalige minister-president Kok, steunde, dat er geen aanleiding was om de positie van de Koning in ons staatsbestel te wijzigen. In het afgelopen jaar is men daarvan afgeweken en met wijzigingsvoorstellen gekomen die wel wat af liggen van waar de PVV mee is gekomen, maar zij vormen toch een breuk met de afgelopen jaren.

Mijn fractie vraagt de regering in de lijn van de kabinetsreactie op de motie-Heijnen/Van Raak van mei van dit jaar om pal te blijven staan voor de huidige rol en positie van de Koningin in ons staatsbestel en ook niet mee te gaan in voorstellen zoals die door sommige fracties in de Kamer zijn gedaan. We zijn benieuwd naar de reactie van de minister-president komende donderdag. Deelt hij de opvatting van de fractie van de ChristenUnie dat het voortdurend, ook publiek, ter discussie stellen van de positie van de Koningin ook schadelijk kan zijn voor een goed functioneren van de monarchie in ons staatsbestel?

De heer  Pechtold (D66):

Het lijkt wel alsof collega Slob een verdedigende houding heeft. Wat is de angst? Als ik zijn tijdslijn terug moet volgen tot bijna 100 jaar geleden om te achterhalen waarom er hoera is geroepen, is het alsof er nooit iets is veranderd. We moeten toch met een beetje meer eerbied naar onze geschiedenis kijken. Het hele beeld dat we 200 jaar een koningshuis hebben en een koninkrijk zijn, is natuurlijk helemaal niet waar. Daarvoor hadden wij gewoon de Franse koning. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen was er al onder de Franse koning. "Koninklijk" slaat helemaal niet op de Oranjes, want dat was Lodewijk Napoleon. Onder Willem III zijn door Thorbecke hele belangrijke zaken veranderd in de macht van de koning en in de wijze waarop wij kijken naar democratie. De heer Slob zet het "hoera" roepen" nu op dezelfde lijn als het wel of niet hebben van politieke macht. Stopt het denken bij de ChristenUnie omdat in het verleden iets zo geregeld is?

De heer  Slob (ChristenUnie):

Als de heer Pechtold goed had geluisterd, had hij gehoord dat ik heb aangegeven dat deze tradities mooi zijn, maar dat het daar natuurlijk ten diepste niet om gaat, hoewel deze wel een bepaalde waarde hebben. Ze geven iets aan van een historische band en er zijn in de loop van de jaren bepaalde keuzes gemaakt die we mooi vinden, waar heel veel mensen van genieten en waar we nu nog aan vasthouden. Het is bijvoorbeeld ook bijzonder dat de PVV-fractie over het voorlezen van de troonrede, de koets en dergelijke heeft aangegeven daaraan vast te houden en daar geen afstand van te doen, ook al wil zij dat de Koning uit de regering gaat, overigens voor zover de Koning daarin zit, want hij vormt met de ministers de regering. Die discussie zullen we echter later nog wel voeren. We hoeven dus niet daaraan vast te zitten. De heer Pechtold heeft er gelijk in dat in de loop van de tijd een aantal veranderingen is doorgevoerd. Een hele belangrijke verandering was er natuurlijk in 1848 en die hebben we later in allerlei wetgeving doorgevoerd. Ik heb in een interruptie nog aangegeven dat we zelfs vorig jaar, bij de herstructurering van de Raad van State ten aanzien van onze vorstin en de Afdeling advisering, nog een bepaalde keuze hebben gemaakt. Natuurlijk mogen er keuzes gemaakt worden. Ik verwijt het niet D66, want dat is vanaf het allereerste begin sinds de oprichting hier heel helder in geweest, maar bij een aantal partijen zoals de PvdA lijkt het wel alsof zij iets zoeken om onder het mom van modernisering toch een beetje mee te doen: er moet iets veranderen en dan zoeken we wat uit. Bij de PvdA is dat dan het voorzitterschap van de Raad van State geworden en de hele discussie over de vorming van een kabinet, waarbij de Kamer overigens alle ruimte heeft om te doen wat ze wil. Het lijkt alsof er veranderingen worden gezocht om te veranderen, maar inhoudelijk gezien zit daar niet zo heel erg veel achter.

De heer  Pechtold (D66):

Ik ga ervan uit dat de heer Slob het met mij eens is dat er in 1848 en ook daarna zaken rond het koningschap veranderd zijn die niet in de symboliek lagen, maar in de verhouding tot hoe je in een moderne democratie met elkaar omgaat. Zet de heer Slob het lidmaatschap van de Raad van State en het onderdeel zijn van de regering dan weg in de tradities van het "hoera" roepen? Dan zegt hij dat het symboliek is en dus niets voorstelt. Of loopt de heer Slob weg voor de heel geëigende discussie over het koningschap, zeker als we mogen aannemen dat binnen enkele jaren de koning in persoon een ander wordt?

Het lijkt nu alsof u zelf bepaalde zaken rondom het koningschap en met name macht wegzet in het drie keer "hoera" roepen en daarmee in louter symboliek; dan zouden wij daar dus niet over hoeven na te denken.

De heer  Slob (ChristenUnie):

De heer Pechtold had beter moeten luisteren, want ik heb al aangegeven dat dit geen vergelijkbare zaken zijn. Op twee sporen zijn in de loop van de tijd inderdaad bepaalde tradities ontstaan. Noem dat maar: de culturele dingen, zoals de koets, de derde dinsdag van september, de zitplaatsen in de Ridderzaal en noem maar op. Dat is één, maar daarnaast heb je heel nadrukkelijk de inhoudelijke positie van ons vorstenhuis. Mijn fractie is zeer tevreden over hoe die inhoudelijke positie in de loop van de tijd een verankering heeft gevonden in onze Grondwet. Het jaar 1848 is daarbij natuurlijk heel belangrijk geweest, want toen heeft de ministeriële verantwoordelijkheid een plekje in de Grondwet gekregen. Omdat wij tevreden zijn over het functioneren daarvan en omdat wij blij zijn met hoe ons vorstenhuis daar inhoud en invulling aan geeft, zien wij geen reden om dit te veranderen. Bij sommige andere partijen die tot voor kort ook altijd zeiden dat daar op deze wijze inhoud aan moest worden gegeven, zie ik een bepaalde veranderingsdrift. Volgens mij willen zij veranderen om te veranderen, maar wat is eigenlijk het probleem?

De heer  Pechtold (D66):

De heer Slob en ik zijn het eens over delen van de symboliek. Daar kun je voor of tegen zijn, maar dat is de symboliek. Wij hebben het hier volgens mij over zaken zoals wat in 1848 maar ook daarna is gebeurd. Die zaken geven aan dat modernisering nodig is. Mijn partij probeert daar al decennialang de vinger op te leggen. Ik houd u iets voor wat grondwettelijk helemaal geen probleem is, namelijk de formatie. We hebben anderhalf jaar geleden meegemaakt dat, terwijl de lijsttrekker van de VVD aan de Majesteit had geadviseerd om een nieuwe procedure te starten en andere fractievoorzitters of lijsttrekkers hun gang nog aan het maken waren, ineens publiek werd gezegd: nee, we gaan toch maar terug naar de poging om met het CDA en de PVV iets te gaan doen. Dat was toch niet het op een hoffelijke en serieuze wijze invullen van die procedure? Dat vraagt, ook omdat dat niet de eerste keer was, toch op z'n minst om een verkenning of op dat punt een verbetering mogelijk is? Ik vind het jammer dat u al dit soort zaken nu lijkt weg te zetten in de traditie van de gouden koets en het 'hoera' roepen. Ik vind dat u daarmee eigenlijk zelf de rol van de monarchie ondergraaft.

De heer  Slob (ChristenUnie):

Op het punt van de kabinetsformatie legt de heer Pechtold de vinger op een moment uit de laatste formatie dat inderdaad, om dat cliché te gebruiken, niet echt de schoonheidsprijs verdiende. Ik denk dat onze minister-president zich misschien ook nog wel schaamt over wat toen heeft plaatsgevonden, maar daar hebben wij later in deze zaal uitgebreid met elkaar over gesproken. Dat hoeven wij dus niet helemaal over te doen. Op het punt van de positie van het parlement bij formaties ligt er al vanaf 1970 de uitspraak dat de Kamer alles naar zich toe kan trekken. Die uitspraak is al eerder genoemd en wij hebben die zelfs een verankering gegeven in ons Reglement van Orde. Als de Kamer wil, kan zij direct een debat houden. Zij kan zelfs uitspraken doen over welke partijen samen moeten gaan spreken, over informateurs en noem maar op. De Kamer is echter altijd onmachtig geweest om daar goed inhoud aan te geven.

Wat ben ik dan blij, wat is mijn fractie dan ook blij met een vorstin die op zo'n verstandige wijze daarmee omgaat, de continuïteit van ons bestuur invult en zich focust op het proces van de formatie, want de inhoud is aan de politiek. De vorstin kan ook nooit keuzes maken buiten de adviezen die zij krijgt van de politiek. Ook daar zijn wij met elkaar bij.

De voorzitter:

Een opmerking van de orde. Er wordt veel gesproken over 1848. Dat is nu toevalligerwijs ook het tijdstip en ik wil schorsen voor de dinerpauze. Wij hebben nog twee en een halve spreker te gaan -- als ik de heer Slob als een halve spreker mag aanduiden -- en daarom zou ik graag zien dat de interrupties kort en puntig zijn. Mijnheer Elissen, geeft u het goede voorbeeld?

De heer  Elissen (PVV):

Dank u, voorzitter, fijn dat u mij moet hebben. Ik zal mij proberen te beperken.

De voorzitter:

U kunt het!

De heer  Elissen (PVV):

Dank u. Als wij kijken naar het beeld dat heer Slob schetst op basis van de historie, kunnen wij met elkaar vaststellen dat de rol van de monarchie in ons staatsbestel geen statisch gegeven is. Regeren is vooruitzien en ook zo nu en dan even op de plaats rust houden -- dat hebben wij voor het laatst gedaan in 1983 -- en kijken hoe wij het in de toekomst beter zouden kunnen regelen. Wat is nu precies het probleem van de heer Slob? Ik bespeur dat hij vasthoudt aan alles wat met traditie te maken heeft. Wij hechten daar ook aan, maar hij lijkt weg te kijken van modernisering.

De heer  Slob (ChristenUnie):

Als er echt problemen zijn, aantoonbare problemen en er iets moet veranderen om in de toekomst de positie van het vorstenhuis in ons staatsbestel veilig te stellen, zijn die wat ons betreft bespreekbaar, maar wij zien die problemen niet. Ik heb het citaat van minister-president Kok aangehaald die in 2000 een prachtige notitie schreef die nog steeds heel actueel is. Hij schreef dat er geen aanleiding is om af te wijken van de keuzes die zijn gemaakt en die een bepaalde verankering hebben gekregen in de Grondwet en andere wetten. Dat is naar mijn mening in 2011 nog steeds het geval.

De heer  Elissen (PVV):

Als de heer Slob met enige regelmaat ook achterom kijkt, zal het hem niet zijn ontgaan dat er in de afgelopen decennia regelmatig momenten zijn geweest waarop de onpartijdigheid of de schijn van politieke invloed ter discussie heeft gestaan. Ik zal niet alle voorbeelden geven, maar die zijn er wel. Dat is nu juist de reden -- of "het probleem" zoals de heer Slob het definieert -- waarom wij naar voren moeten kijken om de Koning als staatshoofd boven iedere twijfel verheven te laten zijn. Wat is daarover de opvatting van de heer Slob?

De heer  Slob (ChristenUnie):

Dat wij in ieder geval op een goede manier met het vorstenhuis omgaan en dat wij het niet in een kwaad daglicht moeten stellen op bepaalde momenten. Ik heb meegemaakt dat een parlementariër kritiek uitte op de kersttoespraak van ons vorstenhuis. Het lijkt mij niet de goede weg om het op die manier te doen. Wij moeten een ordentelijk debat voeren over de positie van het vorstenhuis. Dat is de goede weg. Laten wij dat ook in dit huis op een goede wijze doen. Daar is volgens mij ook alle gelegenheid voor. Laten wij echter voorkomen dat wij een probleem maken waar geen probleem is. Ik heb de indruk dat er vanzelf een probleem ontstaat als voortdurend wordt geroepen dat er een probleem is. Daar doen wij niet aan mee.

De heer  Elissen (PVV):

Om nog een afrondende opmerking te maken in de richting van de heer Slob. Ik zal de laatste zijn om de heer Pechtold te verdedigen, maar het viel mij op dat de heer Slob een opmerking maakte -- en die kwam op mij enigszins verwijtend over -- over het feit dat de heer Pechtold mij een compliment maakte over ons initiatiefwetsvoorstel. Misschien kan hij dit toelichten, want ik ken hem als een evenwichtig man?

De heer  Slob (ChristenUnie):

Dat was niet als een verwijt bedoeld, maar als een observatie. Ik maak de heer Pechtold al een aantal jaren mee, ook als collega in de Kamer. Dan signaleer je een bepaalde manier waarop D66 omgaat met de PVV. Dit was een bijzonder moment, een soort ontmoeting. Dan zie je opeens D66 en de PVV samen ten strijde trekken tegen het huidige koningschap. Dat is een bijzonder moment en het leek mij goed om het even te markeren. Het staat nu ook vast in het stenografisch verslag. Misschien komen er nog meer van dat soort momenten in de komende tijd. Ik wacht dit met belangstelling af.

De voorzitter:

De heer Slob continueert.

De heer  Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Nog twee punten tot slot. In de eerste plaats over de begroting Algemene Zaken. Ook Algemene Zaken moet bezuinigen, onder andere op de Dienst publiek en communicatie. Dat betekent onder meer een uitbesteding aan de markt van de vraagbeantwoording onder regie. Het lijkt erop dat de bezuiniging wordt opgevangen door de inhuur van externen. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister-president.

In de tweede plaats de vacature van de vicevoorzitter van de Raad van State. Ik heb maar één vraag aan de minister-president. Kan hij bevorderen dat er zo snel mogelijk een benoeming zal plaatsvinden en mogen wij ervan uitgaan dat de minister van Binnenlandse Zaken nog steeds leidend is in de procedure voor een voordracht?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > oktober