Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat inzake de wetswijziging vreemdelingenwet 2000.

dinsdag 25 oktober 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind in een plenair debat inzake het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (31549) en het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) (32420).

Onderwerp:    Wijziging vreemdelingenwet 2000

Kamerstuk:    31 549 en 32 420

Datum:             25 oktober 2011

De heer  Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook de ChristenUnie heeft als uitgangspunt dat asielzoekers na een zorgvuldige procedure moeten terugkeren naar hun land van herkomst indien ze niet mogen blijven, het liefst vrijwillig, maar desnoods ook gedwongen. Illegaal verblijf is onwenselijk. Een effectief terugkeerbeleid is een belangrijk sluitstuk van een rechtvaardig asielbeleid. Een effectief terugkeerbeleid is ook het doel van de Terugkeerrichtlijn, waarover we vanavond spreken. Maar het voorstel van het kabinet behelst na de tweede nota van wijziging ook het strafbaar stellen van een verblijf ondanks het instellen van een inreisverbod. Voor de ChristenUnie is het duidelijk: het strafbaar stellen van illegaliteit draagt niet bij aan een effectiever terugkeerbeleid. De strafbaarstelling van illegaliteit is niet werkbaar, onwenselijk en overbodig, zo constateerde ook toenmalig minister Donner enkele jaren geleden al. Maar daar komen we later over te spreken.

Vanavond bespreken we het inreisverbod. Vooruitlopend op het wetsvoorstel waarin illegaliteit strafbaar wordt gesteld, bespreken we vandaag de introductie van het inreisverbod en de sancties bij overtreding daarvan. Kan de minister nog eens helder uitleggen hoe deze beide maatregelen zich tot elkaar verhouden?

Zou een illegaal die terugkeert, ook een dubbele boete kunnen krijgen volgens deze richtlijn en straks de strafbaarstelling van illegaliteit? Kan de minister daarop reageren? Is de inreisboete niet in strijd met de Terugkeerrichtlijn? Volgens het El Dridi-arrest, waarmee een humane bejegening van migranten wordt beoogd, alsook volgens de Raad van State is een gevangenisstraf alleen mogelijk als sluitstuk en niet als beginstuk. De minister gaf in het vorige debat al aan dat detentie niet het doel was, maar dat niet betalen van de boete alsnog zou kunnen leiden tot detentie. Draagt dit niet bij tot het niet in gang zetten van de terugkeer?

In hoeverre laat de koppeling van het inreisverbod aan het Terugkeerbesluit ruimte voor individuele beoordeling en belangenafweging? Er is in veel gevallen weliswaar sprake van een kan-bepaling, maar hoe gaat de minister die individuele beoordeling ook borgen?

Ik kom op de tegenwerping van illegaal verblijf. Het andere wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, ziet in een ander dan een eerder illegaal verblijf voortaan een afwijzingsgrond voor de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Er is weliswaar voorzien in een hardheidsclausule, maar waarom is de termijn waarin illegaal verblijf kan worden tegengeworpen, niet beperkt? Ook de duur van het inreisverbod is immers beperkt. Is het de intentie van de minister om dit oneindig lang te laten tegenwerpen? De ChristenUnie-fractie overweegt dan ook de verschillende amendementen te steunen die op dit punt zijn ingediend, maar eerst hoort zij graag de uitleg van de minister.

Over de nareistermijn van gezinsleden hebben wij in het vorige debat ook gesproken. De ChristenUnie-fractie maakt zich daar nog steeds grote zorgen over. Nu is de nareistermijn van gezinsleden van asielzoekers die een verblijfsvergunning aanvragen, gesteld op drie maanden. Het wetsvoorstel kent een positieve wijziging. De vergunning kan ook worden toegekend als binnen de drie maanden door of ten behoeve van het gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd. De termijn van die drie maanden blijft echter absoluut. Er zijn echter zaken waarbij de intentie van de vluchteling snelle hereniging is, maar de aanvraag te laat is ingediend bijvoorbeeld vanwege vermissing van gezinsleden, door communicatieproblemen of door een ziekenhuisopname. Dan moet voldaan worden aan de reguliere eisen, zoals de inkomenseis. De ChristenUnie-fractie pleit ervoor om die gezinsleden in een aantal gevallen alsnog in aanmerking te laten komen voor een reguliere vergunning, overeenkomstig de voorwaarden die gelden voor gezinshereniging van vluchtelingen.

Daarmee zou ook tegemoet worden gekomen aan de kritiek van de Europese Commissie, die erop heeft gewezen dat Nederland door het tegenwerpen van overschrijding van de nareistermijn zonder volledige belangenafweging handelt in strijd met de gezinsherenigingsrichtlijn. Ook de UNHCR heeft zich uitgesproken tegen de rigide toepassing door Nederland van de nareistermijn.

Daartoe heb ik een amendement ingediend dat regelt dat krachtens Algemene Maatregelen van Bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de nareistermijn van drie maanden. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister.

Tot slot heb ik een opmerking en een amendement over de leges. Als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel kunnen leges worden geheven voor de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De minister stelt dat van een vreemdeling die meer zicht heeft of wenst op langdurig verblijf in Nederland een tegemoetkoming in de kosten mag worden gevraagd. Het maakt echter nogal een verschil of we het over een kennismigrant hebben of over iemand die vanwege een levensbedreigende situatie met achterlating van bezittingen moet vluchten naar Nederland. Is het reëel om van deze mensen een bijdrage te vragen? Hoe hoog zal die bijdrage zijn? We weten uit de stukken dat die bijdrage volgens de minister kostendekkend moet zijn. We weten echter dat die kosten bij een reguliere vergunning kunnen oplopen tot €1400. Mijn fractie vindt het onverantwoord om aan mensen die huis en haard hebben verloren bij binnenkomst zo'n bedrag te vragen. Wat gebeurt er als mensen het niet kunnen betalen? Worden ze dan alsnog teruggestuurd? Waarom wordt hiervoor gekozen, terwijl er bij de herziening van de Vreemdelingenwet expliciet voor is gekozen dat de leges alleen nog bij de aanvraag van een verblijfsvergunning op reguliere gronden zouden worden geheven? Het mag duidelijk zijn dat de fractie van de ChristenUnie hier niets voor voelt. Mocht de legesheffing toch doorgaan, dan vraag ik de minister of hij bereid is om de legeskosten op een reëel niveau vast te stellen en er dan ook rekening mee te houden dat de meeste vluchtelingen hier met lege handen aankomen. Ik vraag de minister dan ook om deze aanvraag te voorzien van een verlaagd tarief voor gezinsleden die tegelijkertijd een aanvraag indienen om te voorkomen dat de last voor de gezinnen met kinderen te groot wordt. Wil de minister daarop reageren?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2011 > oktober