Inbreng Arie Slob in verband met wijziging van de Wet veiligheidsregio’s brandweer.

donderdag 06 oktober 2011 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob in verband met een wijziging van de Wet veiligheidsregio’s.

Onderwerp:    Wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer

Kamerstuk:    32 841

Datum:             6 oktober 2011

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij steunen de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) waardoor onder meer het brandweeronderwijs kan worden versterkt. Wel hebben deze leden vragen bij de regionalisering van de brandweer en dan met name de gevolgen voor de brandweervrijwilligers.

ZBO

Genoemde leden constateren dat voor het IFV is gekozen voor een ZBO die wordt aangestuurd door de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Genoemde leden constateren echter dat hiermee de afstand tot een democratisch gekozen orgaan groter wordt en zijn daarom nog niet overtuigd dat dit de juiste organisatievorm is. Zij vragen om een schematische analyse van de mogelijke organisatievormen en vragen op welke wijze er geleerd is van de ervaringen met VTsPN binnen de politie?

Brandweeronderwijs

Genoemde leden vragen of de op 8 september 2011 aangeboden eindrapportage van het onderzoek naar de organisatie en financiering van het brandweeronderwijs (Kamerstuk 32841 nr. 5) nog gevolgen heeft voor het wetsvoorstel, mede in het licht van de opmerkingen van de Raad van State hierover.

De onderzoekers pleiten voor één landelijke organisatie van het brandweeronderwijs en trekken een parallel tussen het brandweeronderwijs en het politieonderwijs. Genoemde leden vragen daarom op welke punten regelgeving in dit wetsvoorstel parallellen kent met die voor het politieonderwijs en op welke punten hiervan wordt afgeweken en wat daar de reden van is.

Met het IFV krijgen de veiligheidsregio’s de mogelijkheid om taken op het gebied van brandweeronderwijs bij dit instituut te beleggen waardoor de samenhang binnen en kwaliteitsborging van het brandweeronderwijs wordt bevorderd. Genoemde leden hebben de indruk dat een landelijke organisatie van het brandweeronderwijs niet verplicht wordt en vragen waarom hier niet voor is gekozen.

Regionalisering

Met het wetsvoorstel wordt de brandweer geregionaliseerd conform de motie Hennis-Plasschaert (Kamerstuk 32500-VI nr. 23). Genoemde leden constateren dat er veel onrust is onder brandweervrijwilligers over deze regionalisering. Ook zijn er zorgen over het opheffen van lokale brandweervoorzieningen zoals uitrukposten en duikteams.

Genoemde leden vragen een overzicht van de ontwikkeling van het aantal brandweervrijwilligers in de laatste jaren en de verwachte ontwikkeling in de komende jaren en wat dit betekent voor de financiering van de brandweerfunctie aangezien de kosten voor beroepsbrandweer hoger zijn.

Genoemde leden constateren dat in 14 veiligheidsregio’s nog niet is overgegaan tot volledige regionalisering. Dit betreft dus meer dan de helft van de regio’s. Deze leden vragen daarom hoeveel gemeenten momenteel nog een eigen brandweer kennen.

Deze leden constateren dat in genoemde veiligheidsregio’s wel al gefunctioneerd wordt binnen een regio. Indien opschaling nodig is, kan reeds gefunctioneerd worden als één korps. Genoemde leden missen daarom de argumentatie waarom regionalisering verplicht zou moeten worden. Waarom, zo vragen deze leden, is het formeel bestaan van twee brandweren, die in de praktijk goed samenwerken, geen ideale situatie? In de memorie van toelichting wordt geschreven dat regionalisering nodig is voor het behalen van de noodzakelijke kwaliteit, maar op dezelfde pagina staat dat gemeentelijke brandweerkorpsen reeds aan alle eisen aangaande de brandweer uit de Wet veiligheidsregio’s en de daarop gebaseerde besluiten moeten voldoen. Genoemde leden vragen daarom waarom de regionalisering dan toch noodzakelijk is voor de kwaliteit van de brandweerzorg.

Het VNG heeft gepleit voor onderzoek naar het belang van lokale aansturing mbt veiligheidsregio’s, fysieke veiligheid en de regionale brandweer. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat dit pas zal worden gedaan bij de evaluatie van de wet veiligheidsregio’s. Genoemde leden pleiten ervoor dit onderzoek te vervroegen nu verschillende regio’s tot nu toe bewust gekozen hebben om de brandweer niet te regionaliseren en voor de politie in een ander wetsvoorstel inmiddels is gekozen voor de vorming van een nationale politie waarmee de oorspronkelijke uitgangspunten van de vorming van veiligheidsregio’s zijn verlaten.

Genoemde leden dat in verschillende regio’s al is overgegaan tot regionalisering. Genoemde leden vragen of dit inmiddels is geëvalueerd en in hoeverre de lessen hieruit zijn verwerkt in het voorliggende wetsvoorstel.

Brandweervrijwilligers en medezeggenschap

Deze leden vragen op welke manier de betrokkenheid van brandweervrijwilligers bij hun korps wordt vergroot met dit wetsvoorstel nu de afstand tot het bestuur van de brandweer wordt vergroot. Bij wie moet de Brandweer Vrijwilliger in de nieuwe situatie nu aankloppen? Wie is de werkgever? Brandweerlieden die nu nog bij een gemeentelijke brandweerorganisatie werkzaam zijn, zullen immers na invoering van bovenstaande wetswijziging worden aangestuurd door de Veiligheidsregio. Het wetsvoorstel laat tegelijkertijd de ruimte dat zij formeel werkzaam blijven bij de gemeente, waardoor hun medezeggenschapspositie onduidelijk wordt volgens genoemde leden.

Het is volgens de memorie van toelichting aan het bestuur van de veiligheidsregio om aandacht te geven aan de medezeggenschapspositie van het brandweerpersoneel. Genoemde leden vragen waarom hier niet gekozen is voor centrale afspraken of regelingen waaraan in ieder geval moet worden voldaan die desgewenst kan worden aangevuld met regionale afspraken. Juist in een organisatie met zoveel vrijwilligers en de transitie naar de veiligheidsregio’s vinden genoemde leden het van belang dat de medezeggenschap goed geregeld is en dat brandweervrijwilligers ook mee kunnen praten op regionaal en bovenregionaal niveau.

Genoemde leden constateren dat de schriftelijke reacties van de gezamenlijke vakorganisaties en van de VBV niet hebben geleid tot wijziging van het wetsvoorstel. Deze leden vragen om een gemotiveerde reactie op deze ingebrachte punten.

De VBV spreekt over een ‘overkill’ aan kantoren, kantoorbanen, management en bureaucratie. Genoemde leden vragen daarom een overzicht van omvang van de overhead binnen de brandweer. Is er een analyse gemaakt in hoeverre de overhead met invoering van dit wetsvoorstel wordt verkleind?

Genoemde leden vragen een reactie op de brief van de VBV van 8 maart 2011 waarin een vergelijking wordt getrokken met de Amerikaanse ‘community response teams’. Daar is er voor gekozen om juist meer verantwoordelijkheid bij de burgers neer te leggen, een vorm van georganiseerde zelfredzaamheid.

Dit staat haaks op wat diezelfde wetenschappers 'gulzig bestuur' noemen, aldus de VBV. Genoemde leden vragen om een reactie van de regering op de stelling van de VBV dat dat nu wel is wat gebeurt met de regionalisering. Deelt de regering de mening dat als een deel van de organisatie van de brandweer, zoals rampbestrijding meer centraal (regionaal) moet, er tegelijkertijd een beweging op gang moet komen die een versterking en vergrote zichtbaarheid van de lokale brandweerzorg, meer lokaal inbedt? Zo ja is de regering bereid juist in deze tijden van financiële schaarste te gaan investeren in het vrijwilligersbeleid binnen de brandweer en met dit wetsvoorstel de positie van de vrijwillige brandweer te versterken?

Evaluatie

Genoemde leden constateren dat de evaluatie die aangekondigd is in paragraaf 2.9 van de memorie van toelichting niet is opgenomen in de wetsartikelen. Genoemde leden constateren met de Raad van Staten dat het IFV niet onder directe ministeriele verantwoordelijkheid valt en dat daarom een wettelijke regeling nodig is als medewerking nodig is van dit orgaan. In het nader rapport wordt gesteld dat een wettelijke bepaling desondanks gezien de onderlinge verhoudingen onnodig en ongewenst is. Genoemde leden vragen om een nadere onderbouwing. Genoemde leden zouden in deze evaluatie graag bijzondere aandacht zien voor de eventuele verschuiving van taken van de veiligheidsregio’s naar het IFV tijdens deze periode.

Politie

Voor de nationale politie wordt voorgesteld over te gaan tot 10 regio’s in plaats van de 25 veiligheidsregio’s. Genoemde leden hebben reeds hun zorgen geuit over deze opschaling bij de politie. Gevolg hiervan is ook dat er allerlei bestuurlijke overlegconstructies en ambtelijke afstemming nodig zijn omdat de brandweer wel gaat opereren op de schaal van veiligheidsregio’s. Genoemde leden vragen hoeveel FTE er gepaard gaat met de extra benodigde coördinatie en afstemming en hoe dit gefinancieerd gaat worden? Gaat dit ten koste van het aantal brandweerlieden?

Artikel I onderdeel E

Besturen van de veiligheidsregio’s kunnen gemeenschappelijk taken uitbesteden aan het IFV, maar zijn dit niet verplicht. Genoemde leden hechten waarde aan de vrijheid van de veiligheidsregio’s maar vragen waarom er niet gekozen is om een beperkte lijst van taken vast te stellen die wel verplicht via het IFV lopen om een effectieve inzet van het IFV mogelijk te maken. Zij vragen daarom om een nadere motivatie per taak  voor de keuze om de verplichting te vervangen door een kan-bepaling.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > oktober