Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn aan het plenair debat inz. wet woonlandbeginsel sociale zekerheid.

donderdag 10 november 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Cynthia Ortega-Martijn aan het wetsvoorstel Wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid) (32878).

Onderwerp:    Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid

Kamerstuk:    32 878

Datum:             10 november 2011

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is wel iets voor te zeggen om Nederlandse uitkeringen die gericht zijn op het leveren van een bijdrage in de levenskosten te koppelen aan het kostenniveau van het land waar de Nederlander zich heeft gevestigd of waar het kind woont. Het afstemmen van de hoogte van bijvoorbeeld het kindgebonden budget op de kosten voor de opvoeding van het kind buiten Nederland, kan de fractie van de ChristenUnie duiden. Dit zal dan echter ook moeten gelden voor alle landen buiten Nederland. Dat is nu niet het geval. Op een aantal landen waarmee Nederland bepaalde verdragen heeft, landen binnen de Europese Unie en landen binnen de Europese Economische Ruimte, zal het woonlandbeginsel niet van toepassing zijn. Daarom heb ik een aantal vragen.

Hoe is het mogelijk dat wij binnen Nederland het woonlandbeginsel willen toepassen? Het Nederland waarover ik spreek, is groter dan alleen het Nederland van hier dichtbij, waaraan de meeste mensen denken. De fractie van de ChristenUnie vindt het onacceptabel dat er geen consistentie te bespeuren is in de criteria die worden gehanteerd om bepaalde wetgeving wel of niet op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba toe te passen. Sinds 10-10-10 zijn deze eilanden onderdeel van Nederland. Op mijn vragen hierover in de schriftelijke inbreng antwoordt de minister, ik citeer: "Het woonlandbeginsel wordt ook toegepast op de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba omdat dit aansluit bij het doel en de strekking van het woonlandbeginsel, namelijk voorkomen dat uitkeringen die buiten het Europese deel van Nederland worden verstrekt, naar lokale maatstaven bezien, uit de pas lopen". Ik vraag de minister, duidelijk toe te lichten hoe het mogelijk is dat op een en hetzelfde grondgebied andere regels gelden.

Vervolgens zegt de minister dat de openbare lichamen sinds 10-10-10 staatkundig deel uitmaken van Nederland, maar dat zij een eigen socialezekerheidsstelsel hebben. Dat klopt inderdaad, maar het gaat bij het woonlandbeginsel niet om het socialezekerheidsstelsel van deze openbare lichamen, maar om Europees-Nederlandse uitkeringen die in Europees Nederland zijn opgebouwd en verkregen en in Caraïbisch Nederland worden genoten. De stelling van de minister dat hiermee recht wordt gedaan aan de eigen positie van deze eilanden klopt volgens de fractie van de ChristenUnie dus niet. Immers, wat er ook te zeggen valt over het afwijkende kostenniveau van deze eilanden, men zal in de eerste plaats moeten kijken naar de staatkundige positie van de eilanden. Dan geldt: zij zijn niet alleen onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar zij zijn zelfs onderdeel van het land Nederland. Het is wel heel curieus dat je deze Nederlandse uitkeringen wel kunt ontvangen in bijvoorbeeld EU-land Roemenië, maar niet op de BES-eilanden.

De regering acht het in het belang van de rechtsgelijkheid om op deze eilanden ook het woonlandbeginsel van toepassing te verklaren. Ik zou zeggen: juist met het oog op het beginsel van de rechtsgelijkheid is het van groot belang, het woonlandbeginsel niet op de BES-eilanden van toepassing te verklaren. Als wij dat doen, dan kunnen wij datzelfde woonlandbeginsel ook toepassen op bijvoorbeeld Oost-Groningen; daar is het leven ook een stuk goedkoper. Dat willen wij niet, dus waarom wel in Caraïbisch Nederland? Voor de fractie van de ChristenUnie is het wel duidelijk: wij moeten geen twee soorten Nederlanders creëren die onder hetzelfde socialezekerheidsstelsel vallen en in dezelfde staat wonen. Om deze rechtsongelijkheid te voorkomen, heb ik een amendement ingediend. Graag ontvang ik daarop een reactie van de minister.

Voor een aantal verdragslanden, maar ook voor Caraïbisch Nederland, zijn op dit moment geen koopkrachtpariteitscijfers, ppp-cijfers, bekend. Daarom zal volgens de regering het kostenniveau worden afgeleid van andere economische kerncijfers dan het ppp-cijfer. Welke andere economische kerncijfers zijn dit dan? Het kabinet weet nog niet of er ook gebruik zal worden gemaakt van andere indicatoren. Begin 2012 zullen de woonlandfactoren bij ministeriële regeling worden vastgelegd. Is de minister bereid om, alvorens tot publicatie in de Staatscourant over te gaan, het besluit voor te leggen aan de Kamer? Graag krijg ik hierop een reactie.

Net zoals meerdere landen de Europese Unie vormen, maken ook meerdere landen deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.

Daarom wil mijn fractie een heldere toelichting op het feit dat de minister EU-landen vrijstelt, weliswaar op basis van EU-verordeningen, maar niet de landen van het Koninkrijk. Waarom komt de band van Nederland met de andere landen van het Koninkrijk niet tot uiting in het wetsvoorstel? Ik roep de minister op om in het gehele Koninkrijk van het woonlandbeginsel af te zien. Ook hiervoor heb ik een amendement ingediend en daarop wil ik natuurlijk graag een reactie van de minister.

Het is zeker niet de eerste keer dat het woonlandbeginsel aan de orde komt, maar tot dusverre is het altijd blijven liggen. De kosten van de uitvoering overstijgen namelijk al gauw de baten ervan. Dan heeft men dus een beetje het gelijk aan de tekentafel. Wat geeft de minister het vertrouwen dat wij dit keer wel met een netto opbrengst te maken hebben?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Cynthia Ortega

« Terug

Archief > 2011 > november