Inbreng bij wijziging vreemdelingenwet 2000

donderdag 29 juni 2006 14:37

De leden van de ChristenUnie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden stellen vast dat de adviezen van de Raad van State, de ACVZ en de commissie Meijers kritisch van aard zijn. Deze kritiek richt zich op de eigenlijke omzetting van de richtlijn, op de daarbij gekozen speerpunten, op de daarbij voorgestelde wijziging van de vreemdelingenwet en op de aansluiting op positief recht anderszins inbegrepen het voorgestelde overgangsrecht. De leden van deze fractie willen de Minister daarom vragen een aantal zaken nader toe te lichten.

Gezien het inhoudelijk verband tussen de richtlijn, de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de op handen zijnde wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 verzoeken deze leden de Minister het ontwerp van laatstgenoemde wijziging (AMvB) aan de Kamer voor te leggen.

Zou de Minister het verband willen toelichten op welke wijze het voorgaande wetsvoorstel 30566 en het onderhavige wetsvoorstel zich tot elkaar verhouden. Op basis van artikel 17, eerste lid, van de richtlijn kan de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning worden geweigerd indien deze of zijn gezinslid/gezinsleden een bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid vormen. Wil de Minister aangeven hoe de implementatie van dit artikel (o.a. met voorgesteld artikel 21, eerste lid, onderdeel e) en invoering van het huidige wetsvoorstel 30566 zich tot elkaar zullen verhouden? Met dat wetsvoorstel zal het immers mogelijk worden om met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid veel meer beperkende maatregelen op te leggen aan personen en beschikkingen te weigeren of in te trekken. Kan de Minister bij zijn toelichting in het bijzonder aandacht schenken aan de bij invoering van beide wetsvoorstellen te onderscheiden gradaties van/variaties aan rechtsbescherming voor de dan te onderscheiden categoriën rechtsubjecten tegenover dergelijk (mogelijk) overheidshandelen?

Is en zo ja, hoe is de IND geïnstrueerd te anticiperen op voorgestelde wijziging? Zijn en zo ja, hoe zijn de lang in Nederland verblijvende derdelanders ingelicht over de betreffende mogelijkheid de status aan te vragen van langdurig ingezetene? Kan de Minister aangeven om hoeveel mensen het gaat in Nederland en in het Koninkrijk.

De leden van deze fractie merken op dat bij de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet ten aanzien van een behoorlijk aantal elementen en formuleringen van de richtlijn gekozen is voor een restrictieve interpretatie en omzetting. Een belangrijke vraag is dan hoe het hanteren van een dergelijke grote interpretatie- en implementatieruimte zich verhoudt tot het doel van de onderlinge afstemming van de verschillende nationale rechtstelsels dat een richtlijn juist beoogt. Wil de Minister tevens de vraag beantwoorden of zo niet de verwachting gerechtvaardigd wordt dat heel veel rechtspraak uitgelokt zal worden over gekozen implementatie en daarop geinitieerd beleid. Dan zou nationale en Europese jurisprudentie niet meer de bedoelde rol vervullen van aanvullling bij het aanknopingspunt bij de wet, maar feitelijk die positie van aanknopingspunt overnemen. De leden van deze fractie vragen deze toelichting in het bijzonder met betrekking tot een aantal onderdelen waarvan zowel de Raad van State, de ACVZ alsook de Commissie Meijers hebben aangegeven dat de voorgestelde formuleringen te veel afwijken van die van de richtlijn. Wil de Minister deze twee vragen beantwoorden met betrekking tot artikel 21, eerste lid, onderdeel b (verblijfsrecht van tijdelijke aard) alsook met betrekking tot onderdeel h (verstrekking onjuiste gegevens)?

Wil de Minister deze twee vragen ook beantwoorden met betrekking tot artikel 21, eerste lid, onderdeel d (eis van ‘zelfstandig’ beschikken over bestaansmiddelen) en daarbij tevens aangeven hoe de genoemde zelfstandigheid afstemd wordt op de wijzigingen zoals behelst door wetsvoorstel 28867 (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen).

Last but not least; heeft de Minister de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba in de gelegenheid gesteld huns zienswijze op deze wetswijzigingen te doen blijken? Zo ja, hebben zij hun zienswijze ook doen blijken en heeft dat geleid tot wijzigingen? Graag een toelichting van de Minister ook op dit punt van de gevolgen van voorgestelde richtlijnimplementatie voor het recht in het Koninkrijk.
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Inbreng bij wijziging vreemdelingenwet 2000'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > juni