Bijdrage verantwoordingsdebat over het jaar 2005

donderdag 22 juni 2006 16:09

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin ook maar met een blik op dit debat. Ik maak er geen uitvoerige analyse van, want dan zijn wij inderdaad veel met onszelf bezig. Toch is het goed om er een opmerking over te maken. Immers, dit zou voor de Kamer het hoogtepunt moeten zijn in de uitvoering van haar controlerende taak.

Wij voeren dit debat nu al een aantal jaar, maar het wil maar geen hoogtepunt worden. Ik stip aan wat in mijn ogen de twee oorzaken ervan zijn. De eerste sluit aan bij wat collega Verhagen zei, namelijk dat hét verantwoordingsdebat in feite niet bestaat. Je kunt het namelijk niet isoleren en los zien van alle andere debatten die wij met het kabinet voeren om het verantwoording te laten afleggen voor alle deelonderwerpen en dergelijke. Ook tijdens de Algemene Beschouwingen en via spoeddebatten wordt voortdurend verantwoording afgelegd en treedt de Tweede Kamer corrigerend op. Het zou niet best zijn als het anders was en wij alles zouden opzouten tot dit jaarlijkse debat.

De tweede oorzaak is dat de Tweede Kamer geen tweede Rekenkamer is. Dat moet zij ook niet willen zijn. Dit blijf ik door de jaren heen benadrukken. De Algemene Rekenkamer beoordeelt de jaarverslagen. De Tweede Kamer hoeft dat dus niet dunnetjes over te doen. In dit debat zal ik dus ook niet de vinger op de zere plek leggen als de Algemene Rekenkamer dat al heeft gedaan. Daarbij komt dat wij over alle onderwerpen waar maar iets over op te merken is, al hebben gesproken tijdens de wetgevingsoverleggen. Daardoor hebben wij ze eigenlijk al langs de VBTB-meetlat gelegd. Alleen daarom al is het niet zo zinvol om tijdens dit plenaire debat in herhaling te vallen. Wij moeten ons nog maar eens in deze kwestie verdiepen.

Ik wil over een aantal punten wel iets concreets opmerken, op het gevaar af dat zich overlappen voordoen. Een aardige vraag voor dit debat, die op zichzelf ook wel in een verantwoordingsdebat thuishoort, is natuurlijk of Nederland er in 2005 op vooruit is gegaan en dan niet alleen in financieel-economische zin. In aansluiting daarop rijst de vraag welke rol het kabinet daarin heeft gespeeld. Dit is natuurlijk een aardige vraag, maar zelfs die zal ik in dit debat niet uitputtend behandelen. Tijdens de komende Algemene Politieke Beschouwingen zal namelijk de balans van dit kabinet worden opgemaakt vanwege het feit dat dit de laatste Algemene Beschouwingen van dit kabinet zullen zijn. Ik vond het, eerlijk gezegd, wel intrigerend, dat niet alleen de grootste oppositiepartij, de Partij van de Arbeid, maar het CDA en D66 eigenlijk ook al bezig waren met het opmaken van de eindbalans van dit kabinet en het vergeleken met het Paarse kabinet. Ik probeer de politieke betekenis hiervan te duiden en zal mijn gedachten hier dus nog eens over laten gaan. Toen mevrouw Van der Laan het kabinet uitvoerig complimenteerde en betoogde dat het sinds Paars en het jaar 2002 allemaal zo veel beter was geworden, dacht ik wel dat dit in financieel-economische zin een hard oordeel was over de twee Paarse kabinetten waar D66 natuurlijk ook verantwoordelijkheid in droeg. In dat verband had zij minder recht van spreken dan de heer Verhagen, denk ik zo.

Mevrouw Van der Laan (D66): Ik vind het wel belangrijk om even duidelijk te stellen waarop ik precies kritiek had. Natuurlijk hangt de Nederlandse economie in sterke mate af van wat er in de wereld gebeurt qua markten, olie en conjuncturele effecten. Ik vind dat wij daar eerlijk over moeten zijn. Vandaar dat je nooit alles kunt toeschrijven aan een kabinet, zoals de heer Rouvoet ook weet. Ik heb alleen gezegd dat, afgezien van de conjuncturele effecten en de wereldeconomie, er kan worden geconstateerd dat het beleid van het kabinet-Balkenende II heeft bijgedragen aan het herstel. Daarvoor heb ik het mijn complimenten gemaakt. De zware economische situatie waarin dit kabinet heeft geopereerd, is natuurlijk niet te vergelijken met die van Paars I en Paars II.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat verergert de boel alleen maar, want dat betekent dat Paars het ondanks het feit dat het nog meer mogelijkheden had om het goed te doen, het niet goed gedaan heeft. Paars heeft belangrijke onderwerpen laten liggen, los van mijn oordeel over de verschillende stelselherzieningen. Daarvoor draagt ook D66 verantwoordelijkheid. Paars heeft juist de grote vraagstukken op het vlak van de WAO en het zorgstelsel niet opgelost, omdat het daartoe niet bij machte was. Mevrouw Van der Laan heeft daar terecht een vrij streng oordeel over geveld via haar complimenten aan dit kabinet voor het feit dat het die onderwerpen wel op de agenda heeft gezet.

Mevrouw Van der Laan (D66): Precies! Dan kan de heer Rouvoet nog even met mij meedenken. Welke leden van Paars zitten nu niet in dit kabinet? Zij zijn verantwoordelijk.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): U maakt dus vooral de CDA-fractie en de heer Verhagen complimenten voor het feit dat het nu anders is gegaan? Ja, de heer Verhagen glundert al. Maar goed, wij vinden elkaar in het uitdelen van een paar flinke draaien om paarse oren.

Bij de presentatie van de jaarverslagen duidde minister Zalm het jaar 2005 als het jaar van de omslag. De conjunctuur sloeg eind 2005 om, beleidsmatig ging het van voorbereiding naar uitvoering en, wat vooral voor onze minister van Financiën van belang is, de overheidsfinanciën liggen weer op een evenwichtskoers. Maar hoe mooi 2005 ook was vanuit het perspectief van de overheidsfinanciën, het tegendeel was het geval voor veel mensen. Zoals de minister-president en zoals het kabinet weet, was dat allemaal niet nodig geweest. Ik wil niet al te veel pretenties hebben, maar de ChristenUnie heeft niet voor niets keer op keer bij de begrotingen een tegenbegroting ingediend om voorstellen te doen voor juist de kwetsbare groepen mensen, die het al moeilijk hadden en het nog moeilijker hebben gekregen door het kabinetsbeleid. Die voorstellen zouden aan hen ten goede zijn gekomen. En dat -- ik zeg het met nadruk -- zonder dat wij de hervormingsagenda van het kabinet ten principale onder kritiek hebben gesteld. Wij hebben de uitwerking ervan evenwichtiger willen maken met onze voorstellen.

Als wij terugkijken naar 2005 en de periode daarna hebben wij het natuurlijk ook over het verhaal van het zoet en het zuur. Dat verhaal schiet tekort, ook in economische zin. Ik heb de afgelopen jaren -- het is voor de minister van Financiën en de minister-president geen verrassing -- voortdurend het procyclische karakter van het overheidsbeleid bekritiseerd. Dat heeft de afgelopen jaren de economische crisis onnodig diep gemaakt. Nu de conjunctuur aan het kantelen is, moeten wij overigens niet vervallen in oude fouten zoals in 2001 is gebeurd met een gigantische, onnodige lastenverlichting. Ook die opmerking heb ik eerder tegen de minister van Financiën gemaakt. Ook toen herkende hij haar al. Dat zal vandaag niet anders zijn. Het komt er voor het kabinet op aan om dingen niet alleen goed te doen, wat ook moet gebeuren zoals uit de jaarverslagen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer in algemene zin blijkt, maar om ook de goede dingen goed te doen. Daarmee wordt echt vertrouwen gewekt. En als ik het woord "vertrouwen" laat vallen, hebben wij het over het echte punt waarmee de politiek zich vooral moet bezighouden. Dat is het afgelopen jaar wel gebleken. Het is het grote politiek-maatschappelijke probleem waarmee wij te maken hebben.

Wat de verantwoording zelf betreft blijkt er nog steeds een gebrekkige aansluiting te zijn tussen de begroting en het jaarverslag, terwijl het toch een eenheid zou moeten zijn. Het jaarverslag zou het spiegelbeeld van de begroting moeten zijn. Een verdere ontwikkeling van VBTB in dat opzicht is dus gewenst, zeg ik met de Rekenkamer.

Een volgend punt waarop ik met de Rekenkamer de vinger wil leggen, is het stagneren van de hoeveelheid informatie in de begrotingen. Vaak is de aanwezige informatie ook nog beperkt bruikbaar. Concrete thema's, hervormingsagenda de stelselherziening; het jaarverslag mag er dan netjes uitzien, maar intussen is er nog al wat veroorzaakt in de samenleving met bijvoorbeeld de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet. Maar niet alleen dat, want er waren eerder al maatregelen in de zorg en de sociale zekerheid genomen die vaak dezelfde groepen raakten. In combinatie heeft dat toch vooral geleid tot niet zozeer een kostenreductie in de zorg als wel een lastenverschuiving. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de no-claim. Die blijkt geen goede prikkel tot minder vraag naar zorg te zijn. Ondanks dat wil het kabinet de no-claim handhaven. Wij spreken daarover volgende week met de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar voor mij is in elk geval duidelijk dat de huidige benadering niet de juiste is en zie ik ons gelijk bevestigd dat wij tegen het wetsvoorstel over de no-claim hebben gestemd.

Ik pik er een punt uit dat met de minister van OCW is besproken, maar dat toch betekenis heeft voor de verantwoording. Dat is de schooluitval. Een van de dossiers waarop de overheid, met name het ministerie van OCW, heel slecht heeft gescoord in de verantwoording en controle op de effectiviteit van beleidsmaatregelen, betreft het dossier van het voortijdig schoolverlaten. De beleidsdoelstellingen zijn helder maar de minister van OCW heeft, aldus de conclusie van de Rekenkamer, sinds het begin van de jaren negentig ongeveer elke drie jaar opnieuw ingezet op dezelfde drie typen maatregelen. Dat zijn dan preventieve maatregelen, curatieve maatregelen en maatregelen ter verbetering van melding en registratie. En dan gaat de conclusie verder: zonder dat bekend was wat het effect van de afzonderlijke maatregelen was. Telkens werd niet onderzocht waarom bepaalde maatregelen de voorgaande keren al dan niet hadden gewerkt. Wij trekken hieruit de conclusie dat er op dit dossier de laatste tien jaar weinig lerend vermogen aan de dag is gelegd.

Dat is een stevige conclusie, een belangrijke conclusie. Weliswaar is het jongste plan van aanpak Aanval op de uitval nog niet meegenomen, maar het is wel een herkenbare conclusie voor het beleid dat het ministerie van OCW verlaat, namelijk dat oude maatregelen worden gepresenteerd alsof het nieuwe zijn en waarbij onvoldoende in de gaten wordt gehouden wat het effect daarvan is. Dat moet een les zijn voor een volgende verantwoording, in ieder geval voor OCW. Het zal voor ons ook een belangrijk aandachtspunt zijn.

Ik zie dat ik moet afronden en zal niet verder in concretiseringen vervallen. Er zou nog genoeg gezegd kunnen worden over de keuzes van het kabinet, bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit, waarin het kabinet duidelijk zijn asfaltkleur heeft bekend. Ook over de systematiek rondom het FES zou nog het nodige op te merken zijn. De Rekenkamer maakt zich zorgen over de doeltreffende en doelmatige besteding van de steeds hogere FES-middelen. De Rekenkamer vindt, in tegenstelling tot de minister van Economische Zaken, de criteria te ruim. Al was het maar om ook hem in de gelegenheid te stellen zijn termijn te houden, vraag ik aan de minister van Economische Zaken meer toelichting op dit punt.
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage verantwoordingsdebat over het jaar 2005'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > juni