Bijdrage Wet inburgering

dinsdag 27 juni 2006 15:13

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter. Al drie jaar werkt de minister aan deze Wet inburgering. Het voornaamste discussiepunt is steeds geweest wie nu precies inburgeringplichtig wordt en hoe dat juridisch houdbaar in de wet is op te nemen. Merkwaardig genoeg is deze discussie nog steeds niet afgerond, nu wij dit wetsvoorstel bespreken.

Op dit moment is nog steeds niet duidelijk voor wie de wet wel en voor wie de wet niet zal gelden. Het is begrijpelijk dat de minister na drie jaar wel eens resultaat wil laten zien. Daarbij begint het einde van haar termijn als minister in zicht te komen. Wil de wet er in deze kabinetsperiode nog komen, dan zal de minister haast moeten maken. Voor de capriolen die nu worden uitgehaald om de wet op dit moment te kunnen behandelen, heeft mijn fractie echter weinig waardering. Via een AMvB moeten extra doelgroepen worden aangewezen en vervolgens worden die groepen opgenomen in de wet. Dit is een aanvechtbare en ook kwetsbare route.

De route is aanvechtbaar omdat een AMvB niet bedoeld is voor zaken die in de wet thuis horen. In een AMvB behoren geen nieuwe beleidsregels opgenomen te worden. De route is kwetsbaar omdat opneming van een AMvB in een wet nooit een automatisme kan zijn. Met deze route staan ons nog heel veel debatten en evenzoveel verrassingen te wachten. Waarom kiest de minister voor deze glibberige procedure en volgt zij niet de normale regels van onze rechtsstaat? Zij kan toch de wet eerst invoeren met vreemdelingen als doelgroep en artikel 3 weglaten? Op een later tijdstip kan de werking van de wet dan verbreed worden naar andere groepen. Die uitbreiding kan in alle rust worden besproken om de juridische deugdelijkheid te garanderen. Dat is de normale gang van zaken. Mijn fractie ziet geen reden om daarvan af te wijken en de experimentele weg op te gaan. Een wet hoort niet experimenteel te zijn en de wijze van invoeren ook niet.
Mijn fractie is ervan overtuigd dat het nodig is om meer aandacht te geven aan de inburgering van vreemdelingen en allochtonen in onze samenleving.

Taalachterstand maar ook het onbegrip over hoe onze samenleving in elkaar zit, brengt mensen in een achterstandspositie. Dat is niet alleen nadelig voor henzelf, maar ook hun kinderen ondervinden daarvan negatieve gevolgen. Voor de samenleving als geheel is het negatief omdat contact over en weer niet mogelijk is door wederzijdse onverstaanbaarheid en onbegrip. Wij zien de noodzaak van een inburgeringstraject dat wordt afgesloten met een examen. Geen vrijblijvend traject, maar een traject met enige dwang en drang, waarvan het examen het sluitstuk is. Hier kom ik tegelijkertijd bij een voornaam kritiekpunt van de wet. Mijn fractie is niet bang voor dwang en drang. Naar ons idee slaat de wet echter door. De ongelukkige die niet slaagt voor zijn examen, loopt kans op een keur aan strafmaatregelen. De kosten van de cursus en van het examen komen geheel voor eigen rekening. Om de twee jaar wordt een boete opgelegd, totdat het examen behaald is. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, in gevallen waar dat van toepassing is, wordt niet omgezet in een vergunning voor onbepaalde tijd. Naast grote onzekerheid over de toekomst brengt de maatregel ook een jaarlijks bedrag met zich dat betaald moet worden aan leges. Je zou bang worden om aan de inburgering te beginnen wanneer duidelijk is wat de gevolgen van het niet slagen kunnen zijn.

De minister heeft zich vanzelfsprekend verzekerd van draagvlak voor haar wet in de Tweede Kamer. Heeft de minister zich ook verzekerd van draagvlak onder de mensen die moeten inburgeren? Hoe wil zij voorkomen dat deze mensen, met name de oudkomers onder hen, de wet vooral zien als een middel om hen te stigmatiseren en op kosten te jagen? Dat is niet de bedoeling van de wet. Hij wordt in delen van de samenleving echter wel zo opgevat. Hoe wil de minister deze mensen enthousiast maken voor de inburgeringscursus en hen overtuigen van het nut daarvan voor henzelf? Inburgering kan immers alleen slagen wanneer de inburgeraar gemotiveerd is, voordeel ziet en ervan overtuigd is dat zijn leven er beter van zal worden. Hier hoor ik de minister niet over. Mijn fractie is van mening dat de negatieve benadering van inburgeraars en het gebrek aan motiverende, positieve prikkels een groot struikelblok zullen zijn voor het slagen van de Inburgeringswet. Hoe stelt de minister zich voor om inburgeringsplichtigen tot de innerlijke overtuiging te brengen dat zij baat hebben bij hun inburgering?

Wat betreft de gevolgen van het niet halen van het examen heb ik in het wetgevingsoverleg aangegeven de combinatie met de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ongelukkig te vinden. In sommige situaties kan het niet halen van het examen betekenen dat iemand terug moet naar zijn land van herkomst of dat één persoon uit een gezin terug moet naar het land van herkomst. Dat is een veel te zware straf. De minister beroept zich in het wetgevingsoverleg op haar bevoegdheid om in die gevallen een uitzondering te maken. Waarom is de koppeling met de verblijfsvergunning nodig wanneer de minister daar geen verblijfsrechtelijke gevolgen aan wil verbinden? Het uit de wet schrappen van deze bepaling voorkomt onnodige onzekerheid en stress bij toekomstige inburgeraars.
Het lijkt mijn fractie veel logischer om de eis van een behaald inburgeringsexamen bij naturalisatie te stellen.

In de derde nota van wijziging naar aanleiding van het wetgevingsoverleg heeft de minister een aantal uitstekende wijzigingen doorgevoerd die het wetsvoorstel in onze ogen belangrijk hebben verbeterd. Toch blijft een groot aantal punten over waarover wij vragen en bedenkingen hebben. Ik noem nog een enkel, vele zijn al in het wetgevingsoverleg aan de orde geweest.

Over de kwaliteit van de cursussen is uitvoerig gesproken. Mijn fractie is nog steeds van mening dat het van belang is dat gemeenten gecertificeerde cursussen inkopen. Amendementen van deze strekking zullen wij steunen.

Samen met mevrouw Lambrechts heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt om de vrijstelling van de inburgeringsplicht niet te beperken tot twee jaar. Iemand die op enig moment tijdens zijn verblijf in Nederland inburgeringsplichtig wordt, moet toch de mogelijkheid hebben om aan te tonen dat hij al ingeburgerd is. Zoals tijdens het wetgevingsoverleg al is opgemerkt, zal de behoefte aan deze mogelijkheid in de loop van de tijd verdwijnen. Laten wij dat dan gewoon afwachten.

In de nota van wijziging heeft de minister de plicht opgenomen voor gemeenten om een aanbod te doen aan asielmigranten. Mijn fractie is ervan overtuigd dat in deze gevallen ook een maatschappelijke ondersteuning zal moeten worden geboden.
Samen met mevrouw Lambrechts heb ik ook een amendement ingediend om te bewerkstelligen dat na een eventuele verhuizing van de inburgeraar de nieuwe gemeente of de lopende cursus doorzet of ten minste met een gelijkwaardig alternatief komt.

Voorzitter. Zoals gezegd, mijn fractie onderschrijft het belang van de inburgering. Dat kan niet zonder dwang, maar ook niet zonder positieve prikkels. De laatste ontbreken geheel in de wet. Mijn fractie zal de afweging maken of deze wet voldoende aanknopingspunten biedt om haar toch te steunen. De gevolgde procedure zal bij onze afweging een rol spelen.
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Wet inburgering'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > juni