Bijdrage debat over TBS-rapport

woensdag 21 juni 2006 16:38

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter, daar was ik mij van bewust en dat moet ook kunnen. Ik ben vorige week ook betrekkelijk kort geweest, omdat er wat mijn fractie betreft een grote mate van overeenstemming was tussen enerzijds de analyse en de aanbevelingen van de commissie en anderzijds het standpunt en de benadering van de fractie van de ChristenUnie. Die brede steun en die hoge mate van eensgezindheid zet zich vandaag voort, ook gelet op de kabinetsreactie. Het kabinet onderschrijft de hoofdconclusies van de commissie en heeft laten weten in de lijn van de commissie verder te willen gaan en met een plan van aanpak te komen. Dat lijkt mij een verstandige benadering.

Ik heb er, anders dan een van de vorige sprekers, niet zoveel kritiek op dat niet alles tot in detail is uitgewerkt. Ik wacht, wat dit betreft, het plan van aanpak graag af. Er moeten nog wel de nodige slagen gemaakt worden; daar was trouwens ook de commissie zich van bewust. Het liefst zou ik zeggen: laten wij maar zo gauw mogelijk aan de slag gaan: Als wij het inderdaad over de hoofdlijnen eens zijn, zullen wij aan de hand van het plan van aanpak en de nadere wetgevingstrajecten nog voldoende met elkaar spreken. Daarom zou ik willen zeggen: zo snel mogelijk na dit debat aan de slag met het plan van aanpak.

Voorzitter. Wij kunnen het kabinet met het rapport van de commissie-Visser in de hand beoordelen op het gevoerde beleid. Onder anderen de heer Eerdmans heeft daar opmerkingen over gemaakt. Ik ben het met hem eens dat de Kamer het initiatief heeft genomen om tot daadwerkelijke verbeteringen te komen door de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie. In juni vorig jaar heeft de Kamer naar aanleiding van debatten over verschillende incidenten unaniem een motie aangenomen om te komen tot een parlementair onderzoek, met de overweging dat het tbs-stelsel in zijn huidige vorm onvoldoende in staat is, de maatschappij te beschermen. Daarmee heeft de Kamer uiteindelijk gekozen voor een parlementair onderzoek. Daar zijn aanbevelingen uit voortgekomen. Die aanbevelingen zijn niet revolutionair te noemen. Het is niet zo dat het hele stelsel op de schop wordt genomen. De aanbevelingen houden echter wel zodanige verbeteringen in dat de samenleving op zijn minst beter dan nu beschermd zal worden. Het is plezierig dat de regering de hoofdconclusies van de commissie-Visser volgt. Het geeft wel een signaal af dat de Kamer en niet de regering hier het initiatief heeft genomen na die debatten waar ik over sprak.

In het verlengde hiervan stel ik vast dat ook de commissie de conclusie durft te trekken, evenals de minister in verschillende debatten, dat er geen garanties te geven zijn, ook niet na uitvoering van een plan van aanpak. Ook dan zal recidive blijven voorkomen. Het is goed om die nuchterheid vast te houden. Die gedachte heeft in de aanbevelingen en de conclusies van de commissie brede parlementaire steun gekregen. Dat zeg ik niet met vreugde, maar ik vind het wel goed om erop te wijzen dat er, ook als er verbeteringen worden doorgevoerd, geen sluitend tbs-systeem zal zijn waardoor wij nooit meer opgeschrikt worden door vervelende of ernstige incidenten. Mij is dus opgevallen dat de commissie nadrukkelijk aansluiting zoekt bij de opmerkingen die de minister van Justitie in mijn ogen terecht in de verschillende debatten met de Kamer heeft gemaakt.

Op pagina 111 wijst de commissie er terecht op dat de maatschappelijke kosten van een onvoldoende effectief tbs-stelsel zichtbaar zijn buiten de klinieken en dus ook in de samenleving. Eveneens wordt erop gewezen dat goedkope oplossingen die leiden tot hogere recidive, zoals gevangenisstraf in plaats van tbs, ook een hoge kostenpost creëren die niet is terug te vinden op de begrotingen van de ministeries van Justitie en Volksgezondheid, maar die wel doorwerken in de samenleving, vooral bij veel slachtoffers. Die passage is bij mij blijven hangen. Het lijkt mij een heel cruciale passage, bijvoorbeeld als het gaat om de vraag wat de kosten van een plan van aanpak zijn. Politici hebben soms te snel de neiging om naar de kosten te kijken. Geld is natuurlijk niet alles, maar het is wel degelijk relevant bij het uitvoeren van de aanbevelingen van dit rapport en bij het uitvoeren van een plan van aanpak. In dat licht vraag ik de regering naar het effect van de bezuinigingen, van het afknijpen van het tbs-stelsel in het verleden. Hoe hebben die maatregelen uitgepakt in het licht van deze passage uit het rapport? Wij zien dat niet terug op de begroting van Justitie. Ik vind daarbij vooral de maatschappelijke kosten van belang. Op dit punt krijg ik graag een uitvoerige beschouwing van de kant van de regering, hoe begrijpelijk die bezuinigingen ook waren. De kosten rezen namelijk de pan uit. Hoe zit het met de gevolgen? Wat moeten wij daar nu van repareren? Graag een oordeel van de kant van het kabinet.

Ik ben wel blij dat het kabinet inmiddels inziet dat het wellicht niet kan met een goedkoper stelsel. Dat was ook mijn stelling in het debat van vorige week, al was de heer Visser zelf op dat punt nog voorzichtig. Hij stelde dat wij met een betere uitvoering al een heel eind kunnen komen. Dat denk ik niet, maar ik hoor daar natuurlijk graag het oordeel van de regering over. Inmiddels is wel duidelijk gemaakt dat er ruimte op de begroting 2007 zal worden gemaakt voor uitvoering van het plan van aanpak. Dat lijkt mij wel noodzakelijk. Uitvoering van deze maatregelen kost tijd, geld en capaciteit. Het moet ook goed en professioneel gebeuren.
Wij wachten natuurlijk af hoe dat zijn beslag krijgt in de begroting.

Vorige week heb ik al gesteld dat het tbs-stelsel niet los kan worden gezien van het sanctiestelsel als zodanig, vooral van de vrijheidsstraf. Enkele aanbevelingen gaan daarover, zoals de verruiming van de tbs-oplegging met voorwaarden en het beter combineren van een zwaardere vrijheidsstraf met tbs. De kern van mijn opmerking is daarmee echter nog niet geraakt. Daarom kom ik daar in dit debat op terug. Er zijn namelijk gedetineerden die niet behandelbaar zijn en die blijvend delictgevaarlijk zijn. De commissie stelt dat op pagina 113 voor een groep tbs'ers, maar je kunt dat ook ten aanzien van een aantal gedetineerden zeggen. Denk maar gewoon aan de koele killer, die niet behandelbaar is maar bij wie om wat voor reden dan ook, als hij op straat komt, een grote kans bestaat dat hij zijn oude metier gewoon weer oppakt.

Er zijn nogal wat gedetineerden van wie je zeker weet dat zij na vrijlating hoogstwaarschijnlijk opnieuw misdrijven zullen plegen, ook al is dat niet toe te schrijven aan een stoornis; ik heb het over die groep. De grote vraag blijft waarom er in het geval van tbs wel een reden is om de samenleving blijvend tegen herhaling te beveiligen met voorbijgaan aan de maximale duur van de vrijheidsstraf die voor het delict als zodanig geldt, maar in het geval van een reguliere detentie niet. Wat doen wij met die groep? Ik leg die vraag en die parallel met de gewone detentie in het kader van dit debat aan de minister voor. En wat kunnen wij ook op dat punt meer doen aan preventie en resocialisatie, maar misschien ook aan vormen van behandeling tijdens detentie? Er wordt nu wel gesproken over maatwerk, maar maatwerk houdt tot op heden in dat mensen die niet willen, geen penitentiair programma krijgen. Ten opzichte van hen gebeurt dus niets anders dan de straf uitzitten, met alle risico's van dien voor daarna. Dan komt ook op dit punt de vraag op of, afgezien van allerlei andere overwegingen, goedkoop niet duurkoop is. Ook op dit punt hebben wij het dan over de maatschappelijke kosten.

Zoals ik vorige week al opmerkte, is de belangrijkste aanbeveling het organiseren van meer toezicht tijdens verlof en na beëindiging. Ik vatte dat vorige week als volgt samen: maak van de voorwaardelijke beëindiging geen papieren tijger. Ook op dat punt kun je een parallel trekken met het gevangeniswezen en de reguliere detentie: maak van de voorwaardelijke straf of de vervroegde invrijheidsstelling geen papieren tijger. In het kader van de tbs en het rapport van de commissie-Visser vergt dit een stevig toezichtregime. Daarom vond ik de uitspraak van de voorzitter van de commissie dat wij al een heel eind komen met een betere uitvoering, niet voldoende. Als wij hier echt werk van willen maken en een toezichtregime met tanden willen hebben, zodat het tot meer bescherming leidt, zal het toezicht echt handen en voeten moeten krijgen. Dat kost linksom of rechtsom gewoon geld. Dat zal voor ons een van de toetsingspunten voor het plan van aanpak zijn: krijgt het toezichtregime echt handen en voeten? Je kunt het immers wel verlengen tot negen jaar, maar dan moet dat toezichtregime er ook daadwerkelijk komen. Dat geldt op het punt van de reclassering ook voor de capaciteit van de bewegingsruimte: hoe krijgen wij dat voor elkaar, hoeveel kost dat en hoeveel tijd gaat dat kosten? Dat zal allemaal in het plan van aanpak moeten komen. Bij de beoordeling daarvan zullen wij hier scherp op letten, maar ik krijg nu alvast graag een reactie van de minister op de hoofdlijnen.

Ook over de longstay is al veel gesproken. Ik blijf een beetje zitten met het gevoel dat wij wel allemaal dezelfde voornemens hebben en ook de wens uitspreken dat het geen verkapt levenslang mag worden, maar dat toch de vraag blijft bestaan of je dat in alle omstandigheden kunt voorkomen en of de maatregelen bijdragen aan alle goede dingen die over differentiatie en dergelijke te zeggen zijn. Wij hikken daar allemaal tegenaan. Er zijn aanbevelingen, maar krijgen wij hier wel echt grip op? Ik zou een beschouwing van de regering over de longstay buitengewoon op prijs stellen.

Vorige week heb ik gezegd dat ik mij kan vinden in het standpunt van de commissie over dwangmedicatie en uitbreiding daarvan, niet alleen voor de psychotici, maar wel vooral op hen gericht. De regering zal ook op dat punt met voorstellen komen in aansluiting op de Wet BOPZ. Het is overigens opmerkelijk dat het politieke klimaat op dit punt van dwangmedicatie duidelijk omslaat, terwijl verplicht afkicken nog altijd moeilijk bespreekbaar is, bijvoorbeeld in de verslaafdenzorg. Toch zie ik werkelijk een aantal parallellen in termen van overlast en schade, die ook de samenleving zal herkennen. Dat wil ik dus nog maar eens echt agenderen. Dat geldt weliswaar niet voor dit debat, maar wij moeten het nog wel eens hebben over de vraag of wij die parallel niet moeten doortrekken naar bijvoorbeeld de categorie van verslaafden en de resultaten die eventueel geboekt kunnen worden met gedwongen afkicken.
Over de verlofbeslissingen is al veel gezegd. Ik houd het gevoel dat het in hoge mate een semantische discussie wordt. Ik wacht het antwoord van de minister af. Het begrip onafhankelijkheid kan gemakkelijk verwarrend werken. Wij vinden het ondenkbaar dat de minister uiteindelijk niet politiek aanspreekbaar is en dat hij niet verantwoordelijk is voor wat er in het veld gebeurt.

De minister kent mijn aarzeling over DBC's in de ggz-sector. Wij hebben daarover gesproken in een ander verband en dat geldt hier eens te meer.

De collega's hebben goede woorden gesproken over slachtoffers en nabestaanden. Ik heb dat vorige week ook gedaan. Ik sluit mij verder aan bij de opmerkingen daarover.
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat over TBS-rapport'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > juni