Wet werken aan winst (plenaire afronding)

dinsdag 26 september 2006 17:16

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. In deze plenaire afronding wil ik proberen tamelijk kort te zijn. Ik heb de belangrijkste punten vorige week vrij uitvoerig aan de orde gesteld in het wetgevingsoverleg en aangekondigd dat ik op een aantal punten amendementen overwoog. De minister is mij op één punt tegemoetgekomen. Daar kom ik nog op terug, omdat ik denk dat wij er in technische zin nog niet zijn, maar wel qua intentie. Ik ben nog bezig om op twee punten amendementen voor te bereiden. Wij doen onze best om deze op tijd rond te krijgen. Ik hoop ze in de loop van de middag te kunnen ronddelen, of anders bij de beantwoording van de minister, zodat hij ze voor zich heeft, als hij erop reageert.

Ik heb vorige week al gezegd dat de basishouding van mijn fractie is dat wij dit wetsvoorstel sympathiek vinden en de doelstellingen ervan steunen. Daar wil ik niet te veel meer over zeggen. Op een aantal punten heb ik nog wel wat vragen, maar geen principiële bezwaren. Er zijn nog wat technische vragen gesteld door de collega's, zoals over de groepsrentebox. Ik wacht de reactie van de minister op de amendementen af en dan zullen wij onze positie bepalen. Ik spits mijn bijdrage toe op de vrijstelling van stakingswinsten in het mkb en de volgtermijn in het artikel dat de integrale vrijstelling van de overdrachtsbelasting voor cultuurgrond regelt.

In aansluiting op de opmerkingen van collega Vendrik kan ik het niet laten om de vinger te leggen bij de passage in de Macro Economische Verkenning 2007 die mijn fractie ook was opgevallen. Het gaat dan om het verschil van inzicht tussen het kabinet en het Centraal Planbureau in de gevolgen van het wetsvoorstel Werken aan winst voor het lastenbeeld in 2007. Volgens het CPB is er in 2007 sprake van een lastenverzwaring van een miljard en zullen pas per 2014 de lasten per saldo 750 mln. lager zijn.

Het antwoord op de vraag van de heer Vendrik hoe dat valt te verklaren, geeft het CPB zelf in een politiek bijna vilein zinnetje. Het CPB zegt letterlijk op pag. 121 van de Macro Economische Verkenning: "Het kabinet kiest ervoor om in haar lastenbeeld 2007 dit lange-termijneffect te presenteren. Het CPB presenteert de feitelijke microlastenontwikkeling 2007."

Het is een kwestie van presentatie en van kiezen. Uit de formulering van het CPB leid ik af dat het feitelijke lastenbeeld wordt weergegeven. Het CPB zegt impliciet tegen het kabinet dat het ervoor kiest om het effect voor de lange termijn te presenteren en dat dit vast en zeker niet met de komende verkiezingen te maken heeft. Tegen de heer Vendrik zeg ik dat het CPB zelf al het antwoord geeft op de vraag die uit het gesignaleerde meningsverschil voortvloeit. Wat vindt de minister van de politiek getinte opmerking van het CPB? Begrijpt hij dat het CPB tot de conclusie komt dat het een kwestie is van kiezen? Wat is de achterliggende gedachte van het zogenaamde oppoetswerk?
In het wetgevingsoverleg heb ik gesproken over de mkb-winstvrijstelling voor stakingswinst. Ik ben de minister erkentelijk voor het feit dat hij zijn toezegging gestand heeft gedaan en dat hij mij met de voorgestelde wijziging tegemoet wilde komen. Daardoor zal de mkb-winstvrijstelling ook van toepassing zijn in het jaar waarin de ondernemer stakingswinst realiseert. Naar onze mening zou de invoering van de mkb-winstvrijstelling moeten worden aangegrepen om de belastingdruk op stakingswinsten integraal te verzachten. Dat zou mogelijk zijn door die nieuwe vrijstelling van 10% zondermeer toe te passen op winst bij staking van een onderneming of een gedeelte daarvan. Een en ander zou ook moeten gelden in het geval dat de belastingplichtige al lang niet meer als ondernemer functioneert of in het geval dat hij niet aan het urencriterium voldoet. Vorige week heb ik daarover ook een opmerking gemaakt. Ik had daarbij bijvoorbeeld de commanditaire vennoten op het oog. Stakingswinsten bestaan immers grotendeels uit inflatoire waardestijging van gebouwen en/of grond. Doorgaans zijn die gedurende vele jaren gegroeid. Misschien is het goed als de Kamer eraan herinnert dat haar commissie voor de Verzoekschriften in 2002 een verzoekschrift van een weduwe met het schaamrood op de kaken moest afdoen met de overweging dat de wetgever nu eenmaal bewust voor dit systeem heeft gekozen. Haar echtgenoot is in 2001 overleden en de waardestijging van een bedrijfspand over maar liefst 68 jaar was tegen het maximale tarief van 52% belast. Dat is een goede illustratie van het probleem waarover ik nu spreek. Wij zien er op dit moment van af om een amendement in te dienen met de strekking dat de mkb-winstvrijstelling integraal moet gelden voor winst met of bij gehele of gedeeltelijke staking. Naar mijn idee is de materie daarvoor te weinig bediscussieerd. Bovendien vergt de wetstechnische uitwerking veel meer aandacht. Ik daag de minister dan ook uit om zelf binnen een afzienbare termijn met een voorstel te komen, al weet ik niet of dat nog mogelijk is in het kader van het Belastingplan 2007. Mijn fractie neemt zich in ieder geval voor om daarop in dat verband terug te komen.

Wel kom ik met een wijzigingsvoorstel van technische aard. Die is bedoeld om de toezegging die de minister gestand wil doen, beter te verwoorden. Mij is duidelijk geworden dat de woorden in het in de tweede nota van wijziging opgenomen derde lid van artikel 3.79a niet zo gelukkig zijn gekozen en dat die tot ongerijmde uitkomsten kunnen leiden. Het betreft de passage waarin de vrijstelling ook van toepassing wordt verklaard in een jaar waarin voor de ondernemer de stakingsaftrek geldt. Met die bewoordingen mist het voorgestelde derde lid bijvoorbeeld toepassing in het geval dat de ondernemer in het verleden de stakingsaftrek heeft benut bij een eerdere staking. Elke ondernemer heeft immers de stakingsaftrek "once in a lifetime". Bovendien pakken de voorgestelde bewoordingen verkeerd uit in het geval van een zogenaamde langlopende staking, waarbij de stakingsaftrek in het eerste stakingsjaar al volledig wordt benut. Ik geef het voorbeeld van een agrarisch ondernemer die in twee jaar zijn gehele melkquotum verkoopt. Ook verkoopt hij geleidelijk zijn veestapel en ten slotte brengt hij zijn gebouwen over naar het privé-vermogen. De stakingsaftrek zal in dat geval zondermeer geheel worden opgebruikt in het eerste jaar, namelijk bij de eerste verkoop van zijn melkquotum. In het tweede jaar, na de verkoop van het laatste melkquotum, de verkoop van zijn laatste vee en het overbrengen van zijn gebouwen naar het privé-vermogen, is op de onttrekkingswinst niet de mkb-winstvrijstelling van toepassing. Naar mijn idee is dat een conclusie die ook de minister niet beoogt. Dat zal echter wel een gevolg zijn van de huidige tekst in de tweede nota van wijziging.

Met het door mij in te dienen amendement wordt dat op eenvoudige wijze opgelost door de woorden in het voorstel van de minister, "de gelden van de stakingsaftrek", te vervangen door, "het in dat jaar winst behalen met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen". Die bewoording is rechtstreeks ontleend aan het stakingsaftrekartikel 3.79. Het minste dat de wetgever kan doen in het licht van mijn betoog, de beschouwing van vorige week en de handreiking van de minister, is het breed aanvaarden van dit amendement. Het gaat om een wetstechnische verbetering van wat de minister heeft aangereikt.
Ik heb dit ingewikkelde betoog nodig om mijn amendement in de week te leggen. Ik zie geweldige sympathie in de ogen van de minister en tal van collega's. Dat moet goed komen. Wij willen immers hetzelfde. Ik kan mij echter voorstellen dat de minister het even op zich in wil laten werken. Dat wilde ik ook toen ik de tekst voor het eerst doornam.

Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik gezegd tevreden te zijn met de komst van de integrale vrijstelling van de overdrachtsbelasting voor cultuurgrond. Ik ben echter ongelukkig met de volgtermijn van tien jaar. Ik heb daar vorige week enkele argumenten voor gegeven. De huidige vrijstelling kent maar beperkte volgtermijnen, zodat deze introductie tot een verslechtering kan leiden. De praktijk van het rechtsverkeer wordt ernstig bezwaard als wij er een termijn van tien jaar aan verbinden. Dat willen wij niet, ook niet voor de agrarische ondernemers. Het is bovendien nadelig voor de grondmobiliteit en dus voor landbouw en natuur. Het voorstel van mijn fractie dat ik vorige week naar voren heb gebracht, om de volgtermijn te beperken tot zes jaar, handhaaf ik. Ook met een termijn van zes jaar kan eventueel misbruik, waar het mij en de minister om gaat, ruimschoots worden tegengegaan. De termijn van zes jaar kennen wij ook elders. Dit zal de strekking zijn van het tweede amendement dat ik vandaag hoop te laten rondgaan.

De voorzitter:
Ik ervan uit dat de amendementen aan de minister kenbaar worden gemaakt. De minister kan om zeven uur beginnen met zijn antwoord.

Bron: ongecorrigeerd stenogram
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Wet werken aan winst (plenaire afronding)'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > september