Bijdrage bij wijziging pachtwet

donderdag 07 september 2006 16:46

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. De regering, de Kamer, de pachters en de verpachters zijn al jarenlang op zoek naar een evenwichtige benadering van de pacht en de pachtnormen. Steeds is echter geworsteld met de vraag wat onder een evenwichtige benadering moet worden verstaan. In de praktijk bleek dat het niet zo eenvoudig was om die vraag te beantwoorden. In dat licht vindt mijn fractie het opmerkelijk -- dat bedoelt zij positief -- en prijzenswaardig dat bijna alle organisaties er op dit moment in zijn geslaagd om met een breed gedragen voorstel te komen. Het heeft lang geduurd, maar dat voorstel ligt nu voor. Er is sprake van een gedeeld collectief belang en een tegengesteld eigenbelang. Eén organisatie vormt hierop een uitzondering. De heer Van der Vlies heeft die zojuist genoemd.
Dat dit punt was geagendeerd, was bij veel mensen bekend. Dat blijkt uit de vele brieven, mailberichten en telefoontjes die wij in de afgelopen dagen over dit onderwerp hebben gekregen. Veelvuldig is aan de Kamer het dringende verzoek gedaan om datgene te respecteren wat gezamenlijk tot stand is gekomen. Dat lijkt mij een reëel verzoek, al laat dat onverlet dat de Kamer zelf verantwoordelijk is om een wetsvoorstel op zijn merites te beoordelen. Indien zij dat nodig acht, kan zij dus met wijzigingen komen. Gezien het aantal amendementen dat nu voorligt en de insteek daarvan, verwacht ik echter dat het verzoek grotendeels wordt gehonoreerd. Dat is ook de insteek van mijn fractie.
Ik dank de regering voor de uitgebreide schriftelijke beantwoording. Die beantwoording heeft voor ons al veel opgehelderd. Toch zijn er nog diverse zaken waarover mijn fractie graag duidelijkheid wil. In de memorie van toelichting staat dat het kabinet dit wetsvoorstel als een eerste stap beschouwt. Ik heb gevraagd of dat inhoudt dat het kabinet een verdergaande liberalisering blijft voorstaan, ondanks de maatschappelijke en politieke weerstand. Op die vraag heb ik nog geen duidelijk antwoord gekregen. Gezien de zittingsperiode van dit kabinet zal het niet zo'n vaart lopen, maar het lijkt mij toch goed om te weten waar de ministers ten aanzien van dat punt staan.
Het antwoord op onze vraag of de opzeggingsgrond voor een pachtovereenkomst van 65 jaar nog verstandig is, vinden wij onbevredigend. Daarom hebben wij samen met de heer Waalkens en mevrouw Willemse-van der Ploeg het amendement op stuk nr. 13 ingediend. Dat beoogt deze opzeggingsgrond uit het wetsvoorstel te schrappen. Naar mijn oordeel spreekt de toelichting op dat amendement voor zich. Ook de heer Van der Vlies heeft dat zojuist gezegd en hij heeft het in het perspectief van het verleden geplaatst. Ik ben benieuwd wat de regering daarvan vindt, maar het spreekt voor zich dat wij ook wat dat betreft met dat amendement een keuze hebben gemaakt.
In het wetsvoorstel wordt onderscheid gemaakt tussen pachtcontracten van 6 jaar of korter en pachtcontracten die voor een langere periode gelden. Pachtovereenkomsten voor de duur van 6 jaar of korter kunnen voortaan ongelimiteerd worden afgesloten, zonder dat er sprake is van een pachtprijstoets. In het schriftelijk overleg hebben wij gevraagd waarom de minister er niet voor heeft gekozen om bijvoorbeeld een limiet van 12 jaar toe te voegen, zodat de bepalingen betreffende de pachtprijsbeheersing op enig moment van toepassing zijn. Hij heeft op die vraag geantwoord dat een dergelijke toevoeging het compromis geweld zal aandoen en dat die de flexibiliteit van de nieuwe pachtvorm niet ten goede zal komen. Dan zou de regeling wel eens het tegendeel van het beoogde doel kunnen bewerkstelligen. Uiteraard hebben wij dat antwoord tot ons genomen. Inmiddels heeft mevrouw Gerkens op dat punt een amendement ingediend met de intentie een andere uitspraak te vragen. Het spreekt voor zich dat wij benieuwd zijn naar de argumentatie voor dat amendement.
De Commissie-Van Hall heeft ons uit een lange impasse op het punt van de pachtnormen gehaald. Daarvoor zijn wij haar erkentelijk. Voor mijn fractie is het altijd van belang geweest dat het agrarisch opbrengend vermogen van grond uitgangspunt voor de pachtnorm is. Wat de grondgebruiker op zijn grond kan verdienen, moet leidend zijn voor wat hij voor de grond kan betalen. In dat opzicht ben ik blij dat de Commissie Pachtnormen een nieuwe rekenmethode heeft voorgesteld waarin het opbrengend vermogen van de grond uitgangspunt is.
Maar ik ben wel zeer benieuwd naar de antwoorden op de redelijk indringende vragen die de heer Waalkens hierover heeft gesteld. Mevrouw Snijder heeft hier ook een uitroepteken bij geplaatst.
De minister heeft ons geïnformeerd dat de uitkomst van de nieuwe rekenmethodiek in sommige pachtnormgebieden kan leiden tot een individuele verhoging van de pachtprijs met meer dan 46%. Dit is een hoog percentage. Om dit eenmalige effect te dempen stelt het kabinet een maximale regionale verandering voor van 25%. Daar is zowel door pachters als door verpachters op gereageerd. De een vindt het percentage te hoog, de ander vindt het een onterechte afwijking van het voorstel van de commissie Pachtnormen. Het is ook een moeilijk dilemma. Ik heb de indruk dat deze ministers een soort wijsheid van Salomo hebben toegepast bij deze uit elkaar liggende percentages, want dat past ook wel bij hen. Ik hoor hier graag een nadere toelichting op, want je kunt niet lang genoeg naar Salomo luisteren.
Over de pachtnormgebieden heb ik dezelfde vragen als mevrouw Snijder. Bij twee gebieden is de vraag of zij op de juiste manier zijn ingedeeld. Ik snap dat het lastig is, als je van 14 naar 8 gebieden teruggaat. Je moet een keer een streep zetten en een indeling maken. Deze twee gebieden springen er wat ons betreft uit. Ik geef toe dat het riskant is om hierin te bewegen, maar ik denk dat deze vraag over de Wieringermeer en over het Kampereiland reëel is. Ik hoor hierop graag een reactie van de regering.
Het kabinet heeft de pachtprijs van agrarische bedrijfsgebouwen gekoppeld aan de stijging van het prijspeil volgens de consumentenprijsindex, de CPI. Volgens LTO is een koppeling aan de vervangingswaarde ook mogelijk, maar dat is wat brozer. Ik hoor graag een onderbouwing van de gemaakte keuze.
Een andere vraag, die wij ook aan andere bewindspersonen hebben gesteld, is waarom het kabinet er niet toe over wil gaan om verpachters die vallen onder box 3, vrij te stellen van de vermogensrendementsheffing. Zien de ministers mogelijkheden om verpachters vrij te stellen van successierecht? Mevrouw Snijder heeft hierover ook iets gezegd.
Mijn fractie is het niet eens met de opstelling die het kabinet bij de vermogensrendementsheffing tot nu toe heeft gekozen. De inbreng voor de evaluatie van de belastingherziening 2001 moest net voor het reces worden ingediend, maar daarbij hebben wij dit ook aan de orde gesteld. Wij hebben hierover vragen gesteld waarop wij inmiddels antwoorden hebben gekregen die wij redelijk onbevredigend vinden. De vermogensrendementsheffing op basis van een forfaitair rendement van 4% in box 3 verhoudt zich volgens ons niet met het maximale rendement van 2% over de vrije verkeerswaarde uit het Pachtnormenbesluit. Particuliere verpachting zou eigenlijk buiten de vermogensrendementsheffing moeten vallen. Ik leg dat hier neer, omdat wij nu over deze zaak spreken.
Wij hopen met het kabinet dat de nieuwe Pachtwet en het nieuwe Pachtnormenbesluit eraan bijdragen dat het instrument pacht, dat een heel lange geschiedenis kent, in de toekomst een aantrekkelijk financieringsinstrument voor de landbouw zal blijven. Ook al heb ik op een aantal punten verheldering gevraagd, ik kan in alle vrijmoedigheid doorgeven dat ik mijn fractie adviseer om steun te geven aan dit wetsvoorstel
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage bij wijziging pachtwet'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > september