Inbreng bij wet modernisering huurbeleid

woensdag 13 september 2006 10:35

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Deze leden hebben zich altijd kritisch uitgelaten over de voorstellen tot modernisering van het huurbeleid. Deze leden zijn er niet van overtuigd dat de liberalisering van het huurbeleid het juiste middel is om de huidige problemen op de woningmarkt op te lossen. Verschillende scherpe kantjes van het wetsvoorstel zijn weggewerkt door voorstellen m.b.t. fasering en overgangsregelingen. Keerzijde van deze maatregelen is wel dat het er niet makkelijker op wordt om de voorgestelde wetgeving in te voeren en uit te werken. Het wetsvoorstel vormt voor de leden van de ChristenUnie-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

Tijdens een algemeen overleg op 8 maart 2005 hebben de leden van de ChristenUnie-fractie gevraagd of de problemen op de woningmarkt niet veel meer te doen hebben met regeldruk, en het grond- en ruimtelijk beleid. Inmiddels zijn er maatregelen genomen om procedures te versnellen door de doorlooptijd van vergunningen in te korten en de bouwproductie aan te jagen via het Besluit Locatiegebonden Subsidies. Werpt dit beleid inmiddels vruchten af? Zouden een verdere aanscherping van dit beleid, i.c.m. verscherping van prestatieafspraken met de woningcorporaties tot nog betere resultaten kunnen leiden? Hou verhouden zich de inmiddels geboekte resultaten tot de voorgestelde wijziging van het huurbeleid?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn er niet van overtuigd dat liberalisering de doorstroom zal bevorderen en de investeringen door woningcorporaties zal vergroten. Ook de Raad van State vraagt zich dat af. Naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie zijn de vragen van de Raad van State onvoldoende beantwoord door de minister. Ook het CPB betwijfelt of er werkelijk doorstroming zal plaatsvinden. Zou de minister nog eens uitvoerig op deze vraagpunten in willen gaan?

Een belangrijk aandachtspunt blijft de mogelijke segregatie die gaat ontstaan. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de ChristenUnie een aantal vragen voor de minister. Door de WOZ-waarde als instrument te gebruiken zullen volgens sommige woningcorporaties bepaalde woonbuurten onbereikbaar worden voor mensen met een huurtoeslag. In een stad als Zwolle zou het gaan om complete jaren 70 en 80 wijken. Op basis van prijs-kwaliteit criteria is alleen verouderde vooroorlogse bouw en jaren 50/60 bouw bereikbaar voor mensen aan de onderkant van de woningmarkt.
Of kan dit probleem (compleet) verholpen worden door de inzet van ISV-gelden in verouderde wijken?
Biedt het voorgestelde huurbeleid voldoende mogelijkheden en perspectieven voor al die wijken die niet onder de ‘56 wijken aanpak’ vallen, maar wel een gecompliceerde problematiek aan huisvesting en sociale infrastructuur kennen en ook nodig geherstructureerd dienen te worden? Gaat het in dit soort gevallen vaak niet om het feit dat corporaties wel willen investeren, maar met gecompliceerde verwervingen te maken hebben, waarbij corporaties en gemeenten moeilijk uit de voeten kunnen met marktwerking en marktconforme prijzen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister op welke wijze er bij de voorziene aanpassing van het woningwaarderingsstelsel per 1 januari 2007 rekening wordt gehouden met de door de minister in het Algemeen Overleg van 28 maart 2006 toegezegde oplossing in het stelsel voor de problematiek van de woningwaardering van kleine woningen. Ook willen deze leden van de minister weten wanneer het nieuwe woningwaarderingsstelsel wordt bekendgemaakt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister waarom er bij de aanmelding van geliberaliseerde woningen voor een register slechts rekening gehouden wordt met een aanmeldingstermijn van één maand voor de thans geliberaliseerde woonruimte, namelijk tussen 1 januari 2007 (de beoogde datum van inwerkingtreding van de onderhavige Wet) en 1 februari 2007? Kan worden voorzien in een verlenging van deze termijn tot zes maanden? Waarom is geen rekening gehouden met een mogelijkheid om gedurende een zekere termijn eventuele vergissingen of omissies bij het aanmelden van vóór 1 januari 2007 geliberaliseerde woonruimte te herstellen?

De leden van de ChristenUnie-fractie willen van de minister weten of er gekozen is voor een inkomensafhankelijk huurbeleid aangezien onder de onderhavige wet de maximale huurprijsgrens en de hoogte van de huurverhoging worden gekoppeld aan de bewoner die huurtoeslag ontvangt? Is het juist dat de compensatie voor huurtoeslagontvangers ook gestalte krijgt enerzijds door de toepassing van de wetgeving inzake de huurtoeslag en anderzijds door de verrekeningssystematiek met de verhuurders zoals die is opgenomen in de Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister of er sprake is van wetgeving in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens die zich verzet tegen de verstrekking van uitsluitend de namen en adressen van huurtoeslagontvangers aan de betreffende verhuurder? Als dit het geval is, hoe verhoudt zich dat tot het feit dat verhuurders jaarlijks wordt gevraagd de huurgegevens van huurtoeslagontvangers aan de Belastingdienst te verstrekken? Waarom ontvangen verhuurders niet automatisch voor 1 januari 2007 en jaarlijks voor 1 juli een overzicht van de Belastingdienst van de uitsluitend de naw-gegevens van huurders die huurtoeslag ontvangen? Wat zijn de gevolgen voor huurders die verzuimen (tijdig) de verhuurder te informeren over het ontvangen van een huurtoeslag? Worden huurders niet benadeeld door het feit dat zij zelf actief bij de verhuurder moeten aangeven dat zij huurtoeslag ontvangen of, indien zij dit nalaten, later een procedure bij de huurcommissie aanhangig moeten maken? Bij hoeveel verhuurders is sprake van geclusterde betaling? Is het juist dat ook verhuurders die meedoen aan het systeem van geclusterde betaling actief moeten zoeken naar huurders die niet wensen mee te doen aan uitbetaling van huurtoeslag via de verhuurder?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister wat de reden is dat huurders met ingang van 1 januari 2007 op basis van het nieuwe huurstelsel onmiddellijk aanspraak kunnen maken op huurverlaging indien de huurprijs boven de nieuwe maximale huurprijsgrens uitkomt? Waarom is niet gekozen voor een overgangsmaatregel voor zittende bewoners in de vorm van huurbevriezing naar analogie van de maatregel dat een hogere maximale huurprijsgrens dan de huidige huur voor zittende bewoners slechts geleidelijk tot huurverhogingen kan leiden?
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Inbreng bij wet modernisering huurbeleid'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > september