Bijdrage kinderopvangvoorzieningen in de Tweede Kamer

donderdag 13 april 2006 10:05

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mijnheer de voorzitter. Het blijkt goed te zijn dat wij dit niet als een hamerstuk hebben laten passeren. Het blijkt goed te zijn dat wij hier spreken over het voorstel voor de kinderopvangvoorziening.

Er wordt wel eens gezegd dat de ChristenUnie een criticaster is van kinderopvang. Als wij kritisch zijn over kinderopvang, betreft dat meestal de financiering. Wij vinden kinderopvang door de bank genomen een nuttige voorziening, in het bijzonder in de gevallen waarin mensen er niet onderuit kunnen. Ik denk daarbij aan de bijstandsmoeders die de kans krijgen om weer aan de slag te gaan, die niet zelf kunnen voorzien in kinderopvang. Het gaat ons om de vraag of je ook bij een tweeverdienerschap de kosten op anderen dan de mensen zelf moet laten drukken. Daarin zit onze kritische benadering van ouders bij het verschijnsel kinderopvang. Op zichzelf kan kinderopvang een nuttige voorziening zijn. Het is niet gek dat een werkgever of instelling als de Kamer zich druk maakt over de vraag of het wenselijk of zelfs nodig is om in het eigen gebouw een dergelijke voorziening te realiseren.

Ons probleem bij de realisatie van een kinderopvangvoorziening in de Kamer is, dat dit vooral ligt onder het beslag van het moet en het zal. Anderen hebben al gewezen op de verschillende enquêtes en de peiling van de behoeften. Daaruit kun je maar een conclusie trekken, namelijk dat de enquêtes en de peilingen onder potentiële gebruikers hebben uitgewezen dat de behoefte onder gebruikers de realisatie van een voorziening niet onderbouwt. Dat maakt het in wezen tot een meer politieke overweging, dat wij graag en per se een kinderopvangvoorziening willen, dan dat het een rationeel zakelijke overweging is die daadwerkelijk voorziet in een substantiële behoefte. Daarmee moet je altijd voorzichtig zijn. Ik vraag mij ernstig af, als een enquête wordt gehouden naar andere behoeften, of er een ondernemer zou zijn die op basis van een dergelijke behoeftepeiling het verantwoord zou vinden om een zaak te starten en iets te gaan exploiteren. Ik denk dat het niet het geval zal zijn. Wij moeten dus voorzichtig zijn met het desondanks realiseren van een kinderopvang tegen de klippen op.

Dit geldt temeer waar het kostenaspect wel degelijk iets is om je druk over te maken. Anderen hebben daarover ook gesproken. Dit leidt tot een begrotingsoverschrijding. En dat tegen de achtergrond dat wij onlangs nog alles uit de kast hebben getrokken om een verhoging van fractiesubsidies en onderzoeksbudget te realiseren zonder de begroting te overschrijden. En dan gaat het, met alle respect, echt om belangrijker zaken waar wij ons in de Kamer druk over maken. Het gaat dan om het goed functioneren van het primaire proces, van fracties in dit huis. Je kunt je hier ook afvragen of fracties niet zelf budget moeten vrijmaken om bij te dragen aan de kosten van werknemers voor kinderopvang.
Ik heb nog een vraagje aan de voorzitter van het Presidium. Kinderopvang is toch typisch een voorziening die in samenwerking met de andere hoge colleges van Staat zou moeten worden gerealiseerd, gelet op de verantwoordelijkheid voor het gebouwencomplex waar wij met elkaar in zitten. Is daarin voorzien? Ik lees daarover niets.

Volgens onze informatie kost kinderopvang aan investeringskosten per m2 rond de €1700. Voor de 246 m2 die zal worden gerealiseerd, komt dat op ruim vier ton. De Kamer komt op het dubbele. Ik meen dat mevrouw Hamer vanuit de redenering van het aantal kindplaatsen uitkwam op 44 kindplaatsen die voor hetzelfde bedrag eigenlijk zouden moeten worden gerealiseerd. Heb ik het qua investeringskosten goed gezien? Waarom dit enorm hoge bedrag? Het moet mijns inziens veel goedkoper kunnen.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb niet meer of minder willen zeggen dan dat het beeld is dat een kindplaats gelijk is aan een kind. Uit het gebruik weten wij dat op één plaats twee kinderen kunnen worden opgevangen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dan heb ik u inderdaad verkeerd begrepen. Ik dacht dat u vanuit het aantal kindplaatsen richting de acht ton redeneerde. Wij komen in ieder geval uit op dezelfde conclusie, namelijk dat het voor ongeveer de helft van het bedrag zou moeten kunnen.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb slechts een feit willen aangeven. Voor de rest heb ik mij niet uitgesproken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dan heb ik u verkeerd begrepen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Wij hebben het nu over de investeringskosten. Ik ga ervan uit dat de heer Rouvoet zich aansluit bij mijn opmerking dat de werkgever bijdraagt aan de exploitatiekosten voor de werknemers. Voor een deel gaat het om werknemers die bij de Kamer in dienst zijn. Voor een ander deel zijn het werkgevers zoals de fracties opereren. Ik neem aan dat de heer Rouvoet dat ook bedoelt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Op zichzelf wel, maar ik richt mij meer op het totale plaatje dat voor ons ligt. Ik richt mij op de proportionaliteitsvraag en de rest is voor mij eerlijk gezegd secundair. De grote vraag is of wij het proportioneel vinden om deze voorziening in dit gebouw op die plaats te realiseren. Het is bekend van mijn fractie dat zij zich richt op de hoofdlijnen. Wij vinden het plaatje in het geheel niet verantwoord.

Over de precieze situatie en de veiligheidsaspecten sluit ik mij aan bij de vragen en opmerkingen van collega Van der Vlies. Is het per se noodzakelijk om de voorziening in het eigen gebouw te realiseren? In het centrum van Den Haag zijn er 40 dagopvangvoorzieningen, 22 voorzieningen voor buitenschoolse opvang en 15 peuterspeelzalen. Dat mag in de proportionaliteitsvraag een rol spelen, zeker als het om dit soort bedragen gaat.

De conclusie van mijn fractie mag duidelijk zijn. Het is niet verkeerd om je de vraag te stellen of de Kamer een eigen kinderopvangvoorziening moet creëren. Wij realiseren ons dat een motie van de Kamer ermee wordt uitgevoerd. Gelet op het voorliggende financiële plaatje vinden wij het voorstel echter disproportioneel. Dit voorstel krijgt niet onze steun.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Is het de heer Rouvoet bekend dat in het Presidium is gesproken over een onderzoek in de omgeving? In dat onderzoek is ook gekeken naar een redelijke afstand. Op grond van het onderzoek is besloten om te kiezen voor een interne oplossing.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De vraag naar de redelijke afstand mag worden geconfronteerd met de vraag naar de redelijke kosten. Op een bepaald moment moet je tot een afweging komen. Als dit de prijs is die wij moeten betalen om het een aantal honderden meters dichterbij te halen, dan kijken wij anders aan tegen het criterium van de redelijke afstand. Nogmaals, wij verzetten ons niet ten principale tegen een eigen kinderopvangvoorziening in de Kamer, maar als dit de kosten daarvan moeten zijn, dan kijken wij liever nog een keertje om ons heen. Dan moeten wij misschien wel iets soepeler omgaan met die redelijke afstand tot enkele tientallen bestaande voorzieningen in het centrum van Den Haag.

Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage kinderopvangvoorzieningen in de Tweede Kamer'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > april