Bijdrage debat Toetredingsverdrag Europese Unie

woensdag 19 november 2003 16:09

André Rouvoet: Voorzitter. Twee weken na het verschijnen van de voortgangsrapporten van de Europese Commissie over de vijfde uitbreiding van de EU bespreken wij vandaag het verdrag ter ratificatie hiervan. Ruim een jaar geleden voerden we in deze Kamer het grote uitbreidingsdebat. Ik gaf toen al aan dat de ChristenUnie altijd een warm voorstander is geweest van het streven naar uitbreiding van de EU met de Midden- een Oost-Europese landen. Het principe dat aan de Unie ten grondslag lag en ligt, namelijk om door middel van intensieve en verplichtende samenwerking de voorwaarden te creëren voor vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart in de lidstaten, verdient het om op het Europese continent zo breed mogelijk te worden toegepast. Om die reden is mijn fractie positief gestemd over de goedkeuring van dit toetredingsverdrag. De bevindingen van de EC over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten zijn, overall, positief: de hoofdconclusie luidt ’’op hoofdlijnen gereed voor toetreding’’ – al bestaan op sommige onderdelen steeds nog zorgen, soms zelfs ernstige.
Als voorstander van de uitbreiding sluiten wij de ogen niet voor de problemen die er nog zijn. De voorwaarden waaraan de kandidaten bij toetreding moeten voldoen zijn met goe-de redenen vastgesteld. De Europese samenwerking is in onze ogen gebaat bij het serieus ne-men van die afspraken. Eurocommissaris Verheugen sprak over de best voorbereide uitbreiding in de geschiedenis van de EU. Alleen al daarom moet de afronding van de onderhandelingen en het daadwerkelijke toetredingsproces op een goede wijze worden vormgegeven. Verheugen stelde ook dat de problemen van de nieuwe EU-lidstaten hem nogal meevielen. Ik citeer: ’’Het resultaat is verrassend goed, ik had een groter aantal problemen verwacht’’.

Op dit moment wil ik de collega’s dankzeggen voor hun rapporten over de toetredingskandidaten. Dat mag ook wel eens gezegd worden na alle werkbezoeken. Het verslag van hun werkzaamheden helpt mijn fractie bij de beoordeling van onze nieuwe EU-lidstaten.

De uitbreiding wordt met één uitbreidingsverdrag geregeld. Uit de schriftelijke behandeling is duidelijk geworden dat hieraan met name praktische overwegingen ten grondslag liggen. Ik aanvaard dat; ik kan dat billijken. Ik vraag mij wel af of dit in toekomstige situaties altijd zo zal moeten gaan, maar dat moeten wij dan maar bezien. Terecht staat in de regerings-notitie ’’De vijfde uitbreiding van de Europese Unie’’ dat de toetredende landen een prestatie van formaat hebben geleverd. Grote inspanningen hebben ertoe geleid dat de Midden- en Oost-Europese toetreders in een relatief korte periode hun samenleving in politiek, economisch en sociaal-maatschappelijk opzicht tamelijk fundamenteel hebben gewijzigd. Je zou bijna zeggen: leg dat eens naast het geringe succes van de pogingen die binnen de Unie zijn ondernomen om de institutionele structuur op tijd volledig aan te passen ter voorbereiding op de komst van tien nieuwe lidstaten. In de beantwoording van onze vragen over het toetre-dingsverdrag laat de regering weten dat de Unie met het Verdrag van Nice gereed was gemaakt voor de uitbreiding.

Iedereen weet natuurlijk dat dit juist niet het geval was; dan waren de Conventie en de IGC niet nodig geweest. In Nice zijn, objectief gezien, juist te kleine stappen gezet om een uitgebreide Unie bestuurbaar te houden.

Het wordt steeds waarschijnlijker dat de IGC langer gaat duren dan vooraf verwacht. Als de nieuwe grondwet voor de Europese Unie later gereed is, is het bestuur van de Unie dus niet berekend op de 25 lidstaten. Kan dit gevolgen hebben voor de datum en de vormgeving van de toetreding? Wat voor consequenties kan dit hebben met het oog op het voorziene tijdpad van dit proces?

Eurocommissaris Verheugen zei bij de presentatie van de rapporten op 5 november dat het eigenlijke werk er nu op zit en dat dit het laatste voortgangsrapport is. Gezien de ernst van een aantal gebreken kan juist worden gesteld dat er nog een hoop moet worden gedaan. Dat is een conclusie die de regering op zichzelf onderschrijft. In een aantal toetredingslidstaten winnen anti-EU-sentimenten aan invloed. De referenda over de toetreding in een aantal landen, bijvoorbeeld Polen, kunnen nog best spannend worden. Ondanks de bewondering voor de inspanningen van de toetredingskandidaten, deelt de fractie van de ChristenUnie de zorg van de Europese Commissie en de regering over bepaalde lidstaten inzake de voortgang van bepaalde onderdelen van de overname van het acquis. Na de rapporten van de Europese Commissie van februari en mei 2003 zijn deze achterblijvende resultaten niet echt een verrassing. Met name Polen, de grootste toetreder, vertoont op een heel aantal punten aanzienlijke gebreken. Er moet nog veel werk worden verzet. Ik spreek de regering graag na dat er voor de nieuwe lidstaten nog veel uitdagingen blijven bestaan. Dat roept de vraag op hoe het gaat met de informatievoorziening over de voortgang, gelet op de opmerking van eurocommissaris Verheugen.

De heer Timmermans (PvdA): De heer Rouvoet heeft het over referenda, maar naar mijn weten zijn alle referenda over de uitbreiding al achter de rug.

André Rouvoet: Dat is dan een feitelijke correctie. Ik wist niet helemaal zeker of alle referenda achter de rug waren. Dat neemt niet weg, als het gaat om het tijdpad en om het verdere vervolg, dat de ontwikkelingen in de kandidaattoetredingslanden natuurlijk niet onbelangrijk zijn voor het verdere proces.

Voorzitter. Het is mij opgevallen dat vice-premier Zalm, een dag na de verschijning van de rapportage, het kabinet opriep om zich harder op te stellen om te voorkomen dat landen, bijvoorbeeld op het gebied van de voedselveiligheid, de kantjes eraf lopen. Wat heeft de vice-premier bedoeld met zijn oproep dat Nederland de Commissie steviger aan haar jasje moet trekken om ervoor te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren? Ik ga er maar van uit dat de minister niet het antwoord zal geven dat de heer Van Baalen gaf, namelijk dat ik dit aan de heer Zalm zelf moet vragen. Ik ga er namelijk nog steeds van uit dat de regering met één mond spreekt. Het is een iets andere toon dan ik uit de notitie opmaak. Daarin worden weliswaar zorgen geuit over de ontwikkelingen en wordt er gesteld dat de Commissie in haar conclusies best wat kritischer had mogen zijn, maar de toon van minister Zalm was toch wat steviger. Dat ’’iets kritischer mogen zijn’’ komt wel uit de notitie. Wat betekent het voor de standpuntbepaling over hetgeen nu voorligt?

Terecht laat de regering het nemen van maatregelen over aan de Europese Commissie. Als hoedster van de verdragen is de Commissie daarvoor primair verantwoordelijk. In de notitie van de regering wordt af en toe dreigend geschreven. Zo staat er dat de regering er in een voorkomend geval op zal aandringen dat daadwerkelijk passende maatregelen worden genomen. Het nemen van passende maatregelen zal trouwens nog niet gemakkelijk zijn, aangezien naar de mening van de regering rekening moet worden gehouden met de belangen van alle lidstaten. Als ik de verschillende stellingnames van de regering in de notitie naast elkaar leg, dan rijst bij mij toch de vraag wat zij nu concreet voorstelt op de punten waarover zij naar eigen zeggen best wat kritischer had mogen zijn.

De vrijwaringsclausules kunnen niet eerder dan per datum van toetreding van kracht worden. De regering schrijft bij het toetredingsverdrag dat zij verwacht dat de Commissie niet eerder dan kort voor 1 mei zal beslissen over het nemen van vrijwaringsmaatregelen. In haar notitie spreekt de regering uit dat de vraag gerechtvaardigd is of het zal lukken alle verplichtingen en toezeggingen op grond van het toetredingsverdrag na te komen.

Verderop in de notitie staat dat de regering eventuele maatregelen van de Commissie afwacht. Wel wil zij tijdige informatie. Gelet op de uitspraken van de heer Verheugen, vraag ik wanneer de Kamer mededelingen over de inzet van de regering op het punt van de vrijwaringsmaatregelen tegemoet kan zien. Ik heb ook een vraag over de enigszins dreigend overkomende laatste zin over de inzet van Nederland. Die luidt dat de regering zo nodig van het recht gebruik zal maken de Commissie te verzoeken vrijwaringsmaatregelen te nemen. Dit staat op pagina 17 van de notitie.
Als ik de heer Verheugen goed heb begrepen, komen er geen nieuwe rapporten van de Commissie meer. Maar op basis waarvan denkt de Nederlandse regering een dergelijk oordeel te kunnen geven over het inroepen van de vrijwaringsclausules? Hoe wordt het parlement daarbij betrokken en erover geïnformeerd?

Wij kunnen aannemen dat de toetredingskandidaten alles op alles zullen zetten om de overname van het acquis voor elkaar te krijgen. Wij moeten er rekening mee houden dat dit niet volledig zal lukken. Voorlopig gaan wij ervan uit dat in de komende zes maanden nog wel heel veel werk kan worden verzet. Ik zeg er overigens bij dat zowel de toekomstige als de huidige lidstaten nog een hoop te doen hebben. Ik begrijp uit de stukken dat tot 2006 nog de mogelijkheid bestaat om via bijvoorbeeld een infractieprocedure en een transactiefaciliteit lidstaten te helpen om volledig in lijn met het acquis te handelen. In de notitie wordt hierover geschreven dat de middelen zullen worden ingezet waar dat nodig is; ik dacht dat het om 426 mln euro ging. Over de wenselijkheid van de inzet hiervan ontvang ik graag een reactie van de regering. Hoe verhouden de procedures om toetreders financieel te faciliteren zich tot artikel 55 van het toetredingsverdrag, waarin wordt gesproken over het besluit tot eventuele aanvullende overgangstermijnen wat betreft het acquis? 1 Er wordt dus weer gesproken over het tegemoetkomen van de toetreders inzake de termijnen.

Mochten zich na de toetreding problemen voordoen op het gebied van goed bestuur, democratie en rechtsstaat, dan zal de regering politieke druk uitoefenen om de situatie opnieuw op een voldoende niveau te brengen. Kan de inzet van de regering op dit punt worden uitgelegd? Wordt vooral bilateraal gedacht of moet de druk uitsluitend via de Europese Unie worden opgelegd? Weliswaar wordt in artikel 58 van de Europese grondwet voorzien in de mogelijkheid tot schorsing van een lidstaat, maar dat lijkt mij een wat te draconisch middel. Aan welke andere instrumenten denkt de regering om de aangekondigde politieke druk op te voeren?

In haar rapportage schrijft de Commissie dat de toetreders in bijna alle gevallen bereid zijn de desbetreffende toezeggingen en verplichtingen alsnog na te komen. Dat ’’bijna alle’’ roept natuurlijk wel vragen op. Hoe is de bereidheid te rijmen met bepaalde onderdelen waarop sinds mei afgelopen jaar helemaal geen vooruitgang is geboekt? Hoe kan de politieke druk op dat punt worden opgevoerd? Welke instrumenten staan de regering daarbij ter beschikking? Maatregelen die de Europese Commissie na de vorige rapportage heeft genomen, hebben tot nu toe in elk geval niet voldoende gewerkt.

Om te kunnen toetreden moeten de lidstaten in ieder geval voldoen aan de Kopenhagen-criteria; dus ook aan de economische eisen die daarbij worden gesteld. In de notitie van de regering lees ik dat de macro-economische situatie in Hongarije verslechterd is. In Polen is een diepgaande hervorming van de overheidsfinanciën noodzakelijk. Bij de beslissing van een jaar geleden was gesteld dat alle lidstaten aan de Kopenhagen-criteria voldeden. Ik vraag de regering of die constatering naar haar oordeel nog onverkort geldt voor alle lidstaten, na de genoemde constatering van de Commissie over de economische situatie in Hongarije en Polen. Dit is voor ons een belangrijke vraag.

Over de beperking van personenverkeer, in het bijzonder werknemers, is al veel gesproken. Mijn fractie wacht de notitie van staatssecretaris Rutte af. Vanmiddag is vlak voor dit debat aangekondigd dat die voor 15 december a.s. verschijnt. Nu Duitsland en Oostenrijk gebruik maken van de mogelijkheid om voor zeven jaar een uitzondering te maken door het treffen van een overgangsregeling en andere landen dat kennelijk ook overwegen, valt er iets voor te zeggen dat ook Nederland serieus bestudeert of dat nodig is, gelet op de economische positie en de huidige situatie op de arbeidsmarkt.

De heer Visser stelde in zijn motie voor om daar vooralsnog een uitzondering voor te maken, maar noemde niet de periode van twee jaar. Voordat wij daar iets zinnigs over kunnen zeggen, moeten wij de notitie van de staatssecretaris hebben. Het moet op zichzelf mogelijk zijn om een uitzondering te maken als zich daadwerkelijk problemen voordoen na het open-stellen van de interne markt na 1 mei a.s. Misschien is het zelfs aangewezen. Als uit de notitie blijkt dat er een probleem is of je een probleem ziet aankomen, mag dat wat mij betreft worden benaderd op de door de heer Visser in zijn motie verwoorde wijze. Je moet pro-actief durven zijn en tijdig tegen de nieuwe lidstaten kunnen zeggen dat er een probleem is en dat de Nederlandse regering in gemeen overleg met de Kamer, dus met het parlement, overweegt om gebruik te maken van de mogelijkheid om invulling te geven aan een zekere termijn, bijvoorbeeld van twee jaar. Die mogelijkheid is opgenomen in het toetredingsverdrag. Ik dacht dat de heer Timmermans deze positie ook innam. Wij wachten voorlopig de notitie af, los van de vraag of dit moet worden besproken tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eerlijk gezegd, vind ik dat dit onderwerp van een andere orde is.

Nieuwe lidstaten zullen vanaf het moment van toetreding deelnemen aan de EMU als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 122 van het EG-verdrag. 2 Met andere woorden: zij kunnen de euro invoeren als aan alle criteria is voldaan. Dat lijkt mij op zichzelf logisch. Toetredingskandidaten kunnen niet gebruik maken van een opt-out-regeling zoals nu het Verenigd, Koninkrijk, Denemarken en Zweden kunnen doen. Dat is ook helder. Ik heb wel een vraag over de eis dat nieuwe lidstaten twee jaar succesvol lid moeten zijn geweest van het Europese wisselkoersmechanisme, het ERM2. Uit de antwoorden op de vragen van mijn fractie heb ik opgemaakt dat de nieuwe lidstaten niet direct na toetreding lid hoeven te worden van het ERM2. Deelname geschiedt namelijk op verzoek van een nieuwe lidstaat. Betekent dit nu feitelijk dat de nieuwe lidstaten op allerlei verschillende momenten de euro kunnen invoeren? Is dat gewenst? Wat zouden daarvan de effecten kunnen zijn voor de euro en voor de EU in de nieuwe, uitgebreide vorm?

In de regeringsnotitie komt de positie van de minderheden in de toetredende landen niet echt royaal aan de orde. Op dit punt zijn wel veel inspanningen gedaan. Ook wordt hierop ingegaan in de rapportages die collega’s na werkbezoeken hebben geschreven. In het EC-rap-port komen bij beschrijvingen van de situatie in Hongarije de problemen van de Roma aan de orde, 3 ondanks dat hierin verbetering is opgetreden. Hoe beoordeelt de regering de resultaten op dit punt?

Het feit dat Cyprus verdeeld is, blijft een probleem voor de toetreding van dat eiland. De Commissie spreekt van een serieus obstakel. Na de inspanningen van vorig jaar lijkt er weinig vooruitgang te zijn geboekt in de pogingen om de partijen op het gedeelde eiland tot elkaar te brengen. Ik verwijs ook naar het rapport van collega Van Baalen die een werkbezoek aan Cyprus heeft gebracht. Daarin staat dat alle gesprekspartners veel zien in het VN-plan, maar dat onderhandelen niet wordt beschouwd als goede mogelijkheid, omdat er partijen zijn die dat VN-plan nadrukkelijk verwerpen. Iedereen wijst op het belang van een oplossing, voorafgaand aan daadwerkelijke toetreding. Je zou bijna zeggen dat dit het dan is, want veel meer kan er kennelijk niet van worden gezegd. Dat is het frustrerende. Dit hebben wij eerder besproken. Hopelijk leiden de verkiezingen in december aanstaande tot een positieve ontwikkeling op dit punt en kan er een andere weg worden ingeslagen. Op de vraag van de fractie van de ChristenUnie of er na toetreding van geheel Cyprus een nieuwe monitorings-ronde komt, antwoordt de regering dat de Raad hierover nog geen beslissing heeft genomen. Wat is het standpunt van de regering over de toekomstige handelwijze van de Raad? 4

De bevindingen van de Commissie over Roemenië en Bulgarije zijn hoopgevend. Als deze lidstaten zich op deze wijze blijven inzetten, kunnen volgens de Commissie in 2004 de onderhandelingen met hen worden gestart. In Turkije moet echter nog veel veranderen, willen de onderhandelingen starten. As ik goed heb geteld, moet de beslissing daarover tijdens het Nederlands voorzitterschap worden genomen.

De fractie van de ChristenUnie kan zich vinden in de bevindingen en taxaties van de Nederlandse regering in lijn met de opmerkingen van de Commissie. Ik sluit mijn bijdrage aan dit debat af met de opmerking dat het voor een sterke positie van Nederland in Europa te hopen is dat Oranje zich vanavond plaatst voor het EK voetbal. Op dat punt is een enkele toetredingskandidaat al zekerder van zijn positie dan enkele huidige EU-lidstaten.

1 28 972, nr. 5, p. 53
2 28 972, nr. 5, p. 50
3 However, despite these developments, the situation of the Roma remains very difficult. The majority of persons belonging to the Roma community are still exposed to social inequalities, social exclusion and widespread discrimination in education, employment and access to public services. Segregation in schools has remained a serious problem. The long-term Roma strategy announced under the previous Government has still not been adopted either. Social exclusion of the Roma community should be better analysed and monitored, and ESF assistance could be a useful tool to help Hungary to better address the situation of its Roma population.
4 28 972, nr. 5, p. 53, 54
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Toetredingsverdrag Europese Unie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2003 > november