Bijdrage Esmé Wiegman aan Algemeen Overleg Mensenrechten en vrijheid godsdienst en meningsuiting.

dinsdag 14 juni 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in een algemeen overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:    Mensenrechten en vrijheid van godsdienst en meningsuiting

Kamerstuk:    2011D40028

Datum:             14 juni 2011

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Dit debat over mensenrechten en godsdienstvrijheid is een lang gekoesterde wens van mijn fractie. De ChristenUnie is een partij die sterk hecht aan zowel godsdienstvrijheid in Nederland als godsdienstvrijheid in het buitenland.

Wat bedoelt de minister precies met de opmerking in de notitie dat dit kabinet "scherper dan voorheen" uitdrukking geeft aan de samenhang die bestaat tussen mensenrechten, veiligheid en welvaart? Is de minister bijvoorbeeld bereid om op termijn geen handel te faciliteren met landen die actief de doodstraf hanteren voor afvalligheid, blasfemie, overspel of homoseksualiteit? Is de minister het met onze fractie eens dat het uiteindelijk de geloofwaardigheid van Nederland aantast als wij actief met dergelijke landen handelen terwijl op dit punt geen enkele vooruitgang wordt geboekt?

De heer Van Bommel (SP): Dit is wel een heel scherp punt. Mevrouw Wiegman wil handelssancties overwegen tegen landen die de doodstraf hebben gelegd op blasfemie, afvalligheid et cetera. In de notitie staat dat Nederland tegen de doodstraf is. Daarbij wordt niet expliciet naar een of ander delict verwezen. Vindt zij niet dat Nederland de doodstraf zonder uitzondering moet afwijzen en landen daarop moet aanspreken?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Toen ik mij voorbereidde op dit debat, dat ik overneem van mijn collega Voordewind, besefte ik dat bepaalde onderwerpen waarschijnlijk vaker in deze commissie zijn besproken. Ik ken de geschiedenis van bepaalde onderwerpen in die zin niet en weet niet wat in het verleden is gezegd. Ik weet wel dat ons ideaal -- hoe ga je om met handel met landen die de doodstraf hanteren? -- en de huidige praktijk heel ver uit elkaar liggen. Het enige wat ik vandaag wil zeggen, is: als het kabinet "scherper dan voorheen" zegt, ben ik heel benieuwd naar de stappen die het kabinet gaat zetten om ons ideaal en de huidige praktijk dichter bij elkaar te brengen. Het woord "sanctie" heb ik niet letterlijk in mijn mond genomen. Ik vraag wel wat het kabinet doet bij handelsmissies.

De heer Van Bommel (SP): Ik stel mijn vraag omdat mevrouw Wiegman door haar opmerking de indruk wekt dat in de afschuw van de doodstraf een rangorde is aan te brengen. Volgens haar boekje is doodstraf op blasfemie, afvalligheid et cetera het ergst. Er zijn echter ook andere voorbeelden. In China kun je de doodstraf krijgen voor belastingfraude. In de Verenigde Staten zal dat niet zo snel gebeuren, maar ook daar wordt de doodstraf op grote schaal ten uitvoer gebracht. Maakt mevrouw Wiegman een onderscheid naar de ernst van de doodstraf afhankelijk van het delict waarvoor die doodstraf wordt opgelegd?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik zit nu te bedenken wat mijn betoog kan oproepen. Ik denk niet dat hier primair een rangorde wordt bedoeld. Straks zal ik landen noemen waarin zich bepaalde problemen voordoen waarvoor ik de aandacht wil vragen en waarin Nederland een bepaalde actieve rol speelt. Het gaat mij echt om het dichter bij elkaar brengen van ons ideaal en de huidige praktijk.

Ik zie dat de minister zich actief gaat inzetten voor internetvrijheid in onder meer Iran, Zimbabwe en Birma. Waarom wordt China, een van de grootmeesters in internetcensuur, niet genoemd?

Mijn fractie deelt de conclusie van dit kabinet dat de vervolging van christenen wereldwijd toeneemt. In het bijzonder wil ik aandacht vragen voor christenen in Irak. Christenen zijn in Irak nagenoeg vogelvrij. Hun aantal neemt drastisch af. Alleen in de vlakte van Nineveh leeft nog altijd een aanzienlijke groep christenen. Zo'n 5000 geïmproviseerde politieagenten proberen de christenen daar met zeer beperkte vaardigheden en materiaal te beschermen. Ik wil de minister vragen om bij zijn Irakese ambtgenoot aan te dringen op erkenning van deze groep en hiervoor binnen de Europese Unie steun te verwerven. Een solide politie-eenheid zou voor deze zeer kwetsbare groep een belangrijke stap in de goede richting zijn.

Het is goed dat de minister gaat aandringen op de bestrijding van kinderarbeid in Afghanistan, maar mijn fractie wil dat de minister een stap verder gaat. Kan hij uitsluiten dat door de NAVO en straks bij de missie in Kunduz producten worden gebruikt die door kinderen zijn gemaakt? Ik zeg erbij dat een desbetreffende bepaling in een contract met een leverancier niet genoeg is. Mijn fractie vraagt om harde toezeggingen op het gebied van toezicht en handhaving.

Het is positief dat het kabinet kiest voor de continuering en de uitbreiding van de pilot godsdienstvrijheid op ambassades. Is de landenlijst voor deze pilot al bekend? Naar de mening van de ChristenUnie zouden in ieder geval ook Indonesië en Pakistan op deze lijst moeten staan. In beide landen zijn er structurele problemen op het gebied van de godsdienstvrijheid, die zich regelmatig in gewelddadigheden uiten. De minister stelt dat de inkrimping van het postennet niet mag leiden tot een verminderde inzet op het gebied van mensenrechten in landen waar ambassades worden gesloten. Mijn fractie vraagt zich oprecht af hoe de minister denkt dit te kunnen waarmaken. Gaat hij bijvoorbeeld mensenrechtenexperts detacheren bij ambassades van andere landen, bij de Europese Unie of de Verenigde Naties? Hoe verhoudt deze uitspraak zich overigens tot Eritrea, waar de ambassade wordt gesloten? Nederland blijkt namelijk een van de weinige landen te zijn die nog on speaking terms zijn met Eritrea en de situatie aldaar is zeer ernstig. Kunnen wij ervan uitgaan dat Eritrea onderdeel blijft van de pilot godsdienstvrijheid?

Nederland is vanouds een voorvechter van de mensenrechten en ontleent daaraan zijn internationale geloofwaardigheid. Het is dan ook opmerkelijk dat de minister stelt dat de Raad van Europa zich niet moet bezighouden met perifere zaken. Maar wat zijn "perifere zaken"? Klopt het dat Nederland zich momenteel inzet voor het verhogen van de griffiekosten bij de raad? Ik denk dat dit juist een blokkade kan opwerpen, vooral voor mensen uit Oost-Europa, om naar de raad te stappen. Volgens mij kan dat niet de bedoeling zijn. Graag krijg ik opheldering hierover.

Ik vraag in het bijzonder aandacht voor de verstandhouding tussen het Internationaal Strafhof en de Afrikaanse Unie. Ik heb begrepen dat deze verhouding tot een dieptepunt is gedaald. Een goede relatie tussen het strafhof en de Afrikaanse Unie is van cruciaal belang. Ik vraag de minister dan ook of hij bekend is met het initiatief van de Onderzoeksschool Rechten van de Mens en de Rhodes University waarbij men de Afrikaanse Unie en het Internationaal Strafhof in een academisch forum wil samenbrengen. Is de minister bereid om steun te verlenen aan dit initiatief?

Mijn fractie constateert dat het kabinet bedrijven wil betrekken bij het VN-Mensenrechtenfonds. Dit fonds is echter vanouds een fonds waarmee ngo's worden gesteund. Ook de ChristenUnie vindt het belangrijk dat bedrijven oog hebben voor mensenrechten, maar wij vragen ons af hoe dit wordt geregeld binnen het VN-Mensenrechtenfonds. Welke verdeelsleutel wordt hier bijvoorbeeld bij gehanteerd? Het is in ieder geval goed om te vernemen dat er dit jaar niet wordt bezuinigd op het fonds, maar geldt dit ook voor volgend jaar?

Specifieke aandacht voor de kwetsbare dalit is nog altijd bittere noodzaak. Zij konden rekenen op de speciale aandacht van de voorganger van deze minister. Ik heb begrepen dat de subsidie aan het International Dalit Solidarity Network zo goed als in kannen en kruiken was, maar nu op losse schroeven staat. Dat vinden wij een slechte zaak. Ik verzoek de minister dan ook om deze organisatie alsnog te steunen.

De minister liet in een interview met de Volkskrant op 11 juni weten wel degelijk een verband te zien tussen de ontwikkelingen in de Arabische regio en het conflict tussen de Palestijnen en Israël. Hij merkt op dat de standpunten van de Arabische bevolking over Israël verharden. Daar moeten de Israëliërs de oren en ogen voor openhouden, aldus de minister. Hoe moet ik deze uitspraak verstaan? Hoe duidt de minister de uitspraak van de Libanese premier, die het voornemen heeft om "land bezet door de Israëlische vijand te bevrijden"? Tegelijkertijd stelt Mikati, gesteund door Hezbollah, dat zijn regering niet gaat radicaliseren. De minister zal begrijpen dat deze situatie mijn fractie niet geruststelt.

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de SGP-fractie over het recht op leven en bij de opmerkingen over de gedwongen abortussen in China. Graag aandacht daarvoor.

Ik kan alleen maar constateren dat het mij aan tijd ontbreekt om nog allerlei andere onderwerpen en landen te bespreken. Ik denk bijvoorbeeld aan de kopten in Egypte, aan Aasia Bibi in Pakistan, de onderdrukte christelijke minderheid in Vietnam en het kritische VN-rapport over oorlogsmisdaden begaan door Sri Lanka, die door dit land van tafel worden geveegd. Al die zaken verdienen onze aandacht en de aandacht van deze minister.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2011 > juni