Bijdrage Arie Slob aan Algemeen Overleg MIRT.

woensdag 29 juni 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu in een algemeen overleg, gevoerd met minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Infrastructuur en Milieu.

Onderwerp:   MIRT

Kamerstuk:   32 500 - A

Datum:            29 juni 2011

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. De heer Koopmans had het over meer wensen dan centen. Mevrouw Dijksma zei op een gegeven moment dat het wel balletje-balletje lijkt. Dan weten wij allemaal weer dat wij met het MIRT bezig zijn. In dat opzicht is het een geruststellende gedachte. Toch hadden wij met elkaar iets afgesproken. Wij wilden hier toch wel een beetje vanaf: het rondje door het land en het opflikkeren van de lichtjes bij de verschillende wegen. Dat is ook de reden dat wij in het najaar van 2010 met de minister in gesprek zijn gegaan en hebben gezegd dat wij veel heldere criteria nodig hebben. Een wens van de vaste commissie voor I&M, die schriftelijk aan de minister is overgebracht, was om tot een soort puntenscorelijst te komen van alle projecten. Zo kan goed worden bepaald waarom vanuit het oogpunt van de minister bepaalde projecten voorrang hebben. Ook kan de Kamer, als zij zelf nog wensen heeft, aangeven dat zij project X niet wil omdat zij project Y erin wil schuiven. Dat moet op een zo transparant mogelijke manier gebeuren. Dan kunnen wij het goed uitleggen alsmede op een verantwoorde manier wegingen maken. Ik moet zeggen dat ik teleurgesteld ben dat de minister de afspraak met de Kamer over zo'n puntenscorelijst, vastgelegd in de brief van 3 december 2010, niet is nagekomen. Ik heb zo'n lijst in ieder geval niet gezien. Het enige wat ik tegenkom in de onderbouwing van de op zich mooie lijst die de minister heeft gemaakt -- ik wil geen gram afdoen aan de keuzen die zij wilde maken, waarvoor moed nodig is -- zijn meer algemene teksten van investeren in economische belangrijke regio's en dergelijke. Ik mis de onderbouwingen die wij hadden afgesproken. Ik vraag dus aandacht voor de gemaakte afspraken.

Dat geldt ook voor de financiële onderbouwing. Ik mis een duidelijke, degelijke financiële onderbouwing. De huidige lijst is het maximaal haalbare, maar op basis waarvan worden deze conclusies getrokken? Dat is mij niet helemaal helder. Zelfs globale indicaties van welk deel er ongeveer naar spoor- of wegprojecten gaat kan ik niet terugvinden. Dit is een aanloop naar het belangrijke debat in december. Wil de minister ons voor 1 november een echte prioriteitenlijst geven waarin zij zoals afgesproken per project aangeeft, desnoods globaal, wat de scores zijn op kosten, baten, robuustheid en ruimtelijke kwaliteit? Zo hadden wij het afgesproken; zo wil ik het eigenlijk ook zien. Waarom heeft de minister dit niet gedaan terwijl zij dit toch aan ons had toegezegd?

Het advies van de commissie-Elverding was sneller en beter en vooral meer participatie; collega Dijksma wees er al op. Ik krijg de indruk dat "Elverding" toch een beetje een schaamlap aan het worden is. Bij de tweede fase MER Utrecht worden de adviezen van de commissie-MER zelfs nauwelijks betrokken en spreken bewoners van vage en nauwelijks toetsbare doelstellingen.

Ik kom bij de Nieuwe Westelijke Oeververbinding Rotterdam. Omliggende gemeenten spreken van een tunnelvisie waarin keuzen vooraf al vastliggen. Burgercomités stellen dat het participatieproces van de verkenningsfase op 27 punten niet deugt. De helft zou al erg zijn. Ik vraag de minister om dat proces te verbeteren. Ik sluit mij aan bij het antwoord van de heer Aptroot op een vraag van mij. De Oranjetunnel moet ook wat mijn fractie betreft een serieuze kans krijgen in dit geheel, zodat wij echt een goede weging kunnen maken. Ik heb de indruk dat er nu heel erg op een bepaalde oplossing wordt gestuurd. Dat moeten wij met elkaar op deze manier niet willen. Dat kan ook niet goed worden verantwoord ten opzichte van de betrokkenen in de omgeving.

De heer Koopmans (CDA): Ik ga even terug naar het eerste deel van het betoog van collega Slob, waarin hij zei dat er criteria en punten moeten komen. Is hij niet bang dat zijn eigen inspanningen om misschien wel tien stations in Nederland erbij te maken, helemaal niet blijken te kunnen werken? Dat bijvoorbeeld de in onze ogen noodzakelijke aanpak van de Maasbeveiliging in Noord- en Zuid-Limburg -- die ik nog even moest noemen, voorzitter --daarmee niet te vergelijken valt, zodat het alleen tot iets technisch leidt en niet tot een politieke keuze?

De heer Slob (ChristenUnie): In the end, om het maar even in slecht Nederlands te zeggen, staan wij natuurlijk voor een politieke afweging. Wij hebben het met elkaar echter heel duidelijk afgesproken. Ik spreek hier niet alleen namens mijn fractie; de vaste commissie heeft dit punt met de minister aangesneden en zij heeft er ook op gereageerd. Ook de CDAfractie heeft zich er achtergeschaard. Wij hebben aangegeven tot een soort puntenscore te willen komen -- dat kan globaal, want ik snap ook wel dat het niet allemaal tot in detail kan worden ingevuld -- zodat wij toch wat meer grip op dit proces krijgen. Omdat de PVV nu toevallig een gedeputeerde in Limburg heeft, komt de heer De Jong met een Limburgs voorbeeld. Omdat er in een bepaald gebied een heel sterke lobby wordt gevoerd, komt er vanuit dat gebied misschien iets op deze vergadertafel terecht. Die projecten horen er allemaal misschien bij, maar wij moeten wel proberen om het zo transparant mogelijk neer te zetten zodat wij echt een goede weging kunnen maken. Nogmaals, wij hebben er met elkaar afspraken over gemaakt. Wij maken keuzen tot 2028. Dat is niet niks. Dat moet zo transparant mogelijk gebeuren.

De heer Koopmans (CDA): Nu kom ik even op voor collega De Jong. Als je naar de geschiedenis kijkt, heeft de fractie van de ChristenUnie -- daarvoor is zij te prijzen – heel vaak pleidooien gehouden voor een bepaald deel van Nederland, Zwolle voorop. Dat is toch ook niet verkeerd? Daarvoor zijn wij toch ook volksvertegenwoordiger? Is de heer Slob niet bang dat met het puntensysteem de politiek veel te veel uitschakelt en tot iets maakt wat alleen op de Plesmanweg bedacht wordt?

De heer Slob (ChristenUnie): Mag ik daaraan toevoegen dat wij nogal wat Kamervragen hebben gesteld over Limburg, waar wij bestuurlijk helaas nog steeds niet vertegenwoordigd zijn? Wat wij doen als fracties, en dat is volslagen legitiem, is proberen om projecten te laten meedoen in de uiteindelijke weging. Toen de heer De Rouwe met zijn prachtige motie kwam, die in eerste instantie wat dwingender was geformuleerd, zeiden wij: prima, dit steunen wij, want die mogen ook meedoen in het totaal. Ik heb toen zelf in de vaste commissie het initiatief genomen om er nog een lijst aan toe te voegen van zaken die ook moesten worden meegenomen. Het doel daarvan was echter om uiteindelijk in het grote geheel een serieuze, transparante weging te kunnen maken zodat wij met elkaar heldere conclusies kunnen trekken. Nogmaals, het politieke element hoort daar ook bij, maar het mag geen willekeur worden.

Voorzitter. Inzake de participatie valt me op dat als er alternatieve plannen van burgers of instellingen komen, die het uiteindelijk iedere keer moeten afleggen. Ik noem de A4 met Vaart, de Churchill Avenue in Leiden en de Kracht van Utrecht. Je ziet dat deze alternatieven heel snel weer verdwijnen, dus hoeveel kansen krijgen die? Ik heb de indruk dat dit nu ook gebeurt bij de spoorlijn Breda-Utrecht. Zoals bekend heeft mijn fractie zich daarvoor sterk gemaakt, omdat het nog steeds een witte vlek is in het totaal. Ik heb het idee dat dit plan zo goed is dat de minister zichzelf moet tegenspreken om het toch weer van tafel te krijgen. In de ene zin neemt zij de aanbevelingen van het onderzoek van de provincie Brabant over, maar in een volgende zin wordt dat weer onschadelijk gemaakt door te kiezen voor de zijligging. Uit de adviezen die wij krijgen komt heel nadrukkelijk naar voren dat de ligging in de middenberm van de A27 bij Gorinchem moet worden gepakt, zodat je zaken voor de toekomst niet onmogelijk maakt. Ik heb sterk de indruk dat wij hier een historische vergissing begaan. Ik vraag de minister om de onderzoeken en de adviezen vanuit de provincies nog eens zorgvuldig te bekijken zodat wij straks, bij Prinsjesdag, een uitgebreide reactie krijgen en een definitieve keuze kunnen maken. Laten wij echt proberen om hier iets te voorkomen waarvan wij straks ongelooflijk veel spijt krijgen. Als het gaat om alternatieven kreeg ik een enorme aha-erlebnis bij het woord Bosvariant. Deze variant bleek nu voor de A13/A16 te zijn, maar er is wel goed over nagedacht. Door de A13 Overschie om te leggen en de A20 te verbreden en deels te ondertunnelen, worden in een klap zowel de bereikbaarheid- als de leefbaarheidproblemen van Rotterdam-Noord opgelost. Dat zou een alternatief zijn voor het aanleggen van een nieuwe weg. Ik wil dat dit alternatief serieus wordt meegenomen en dat het een eerlijke kans krijgt, zodat wij hier goede keuzen kunnen maken.

Ik waarschuw voor het te veel opknippen van projecten. Het valt mij op dat zaken op bijvoorbeeld de zuidvleugel allemaal worden opgeknipt zodat er twee structuurvisies zijn, terwijl je volgens mij het beste met één structuurvisie kunt werken. Het is goed dat de minister nog eens naar de dreigende sluiting van de afslag Hoevelaken kijkt. Ook hier zie je echter weer het risico van opgeknipte projecten. Wij moeten echt proberen om het veel meer vanuit de integraliteit te bekijken. Dat geldt ook voor de Valleilijn versus de plannen die er zijn voor de Maliebaanspoorlijn. Integraliteit is ook belangrijk als het gaat om ruimtelijke ordening. De minister wil die decentraliseren en ik heb de indruk dat zij zich er niet echt meer om bekreunt. Misschien is dat een verkeerde inschatting, maar laat dat dan maar eens zien. Ik houd een pleidooi voor het serieus nemen van het innovatieve voorstel voor de omgeving van de A59. Brabant wil hierin veel geld investeren; het kost de minister niets. Ik heb echter de indruk dat zij er helemaal niet aan wil meewerken en het geen kans wil geven. Als ik mij vergis, hoor ik dat graag. Wij zouden dit project namelijk wel wat ruimte willen geven.

De minister heeft toegezegd dat de quickscan regionaal spoor onderdeel wordt van de NMCA. Ik had daar ook om gevraagd. Ik had al een motie ingediend, die ik weer heb ingetrokken vanwege deze toezegging, maar ik zie dat de minister het toch niet heeft uitgevoerd. Wij krijgen nu alleen een indicatie van knelpunten maar geen informatie over aard en omvang. Het wordt dan lastig om op een verantwoorde manier besluiten te nemen; graag een reactie.

Bij de NMCA valt mij toch ook een hoog Randstaddenken op. De wegen buiten de Randstad worden volgens mij benadeeld. Er wordt alleen naar de lange trajecten gekeken, waardoor knelpunten zoals bij Arnhem compleet wegvallen in het gemiddelde. Dat kan volgens mij toch niet de bedoeling zijn. Dan de gang van zaken rondom station Bilthoven. Ik heb begrepen dat de antwoorden op de vragen hieromtrent een half uur geleden zijn binnengekomen. Die heb ik dus niet meer kunnen bestuderen. Er wordt hier evenwel voor miljoenen verbouwd terwijl geen rekening wordt gehouden met een inhaalspoor bij het station. Hoezo robuust bouwen? Ik ben benieuwd naar de antwoorden, die ik nog zal bestuderen om er wellicht op een later moment op terug te komen.

Tot slot viel station Schiedam Kethel buiten het PHS, maar zou het na 2020 opnieuw worden bekeken. Ik vind het echter niet terug in het lijstje tot 2028. Wat is daar gebeurd?

Voor meer informatie zie ook: www.tweedekamer.nl.

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > juni