Bijdrage Esmé Wiegman aan Algemeen Overleg dierhouderij.

woensdag 01 juni 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in een algemeen overleg, gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Onderwerp:   Dierhouderij

Kamerstuk:   28 973

Datum:           1 juni 2011

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De afgelopen jaren is de megastal onderwerp van menig debat geweest. De megastal staat symbool voor de ontwikkeling die al langer gaande is: de industrialisering van de landbouw. De ChristenUnie verzet zich niet tegen de megastal op zich, maar tegen deze verdergaande industrialisering, tegen de reductie van levende schepselen tot pure productiemiddelen en het dictaat van meer, sneller en goedkoper. Wat mij betreft schrappen wij het woord megastal uit ons vocabulaire, want dat verhult waar we het eigenlijk over zouden moeten hebben, namelijk de vraag op basis van welke normen en principes en met welk doel wij onze veehouderij vormgeven. Voor de ChristenUnie begint deze discussie met het uitgangspunt dat dieren schepselen van God zijn, waarover de mens tot rentmeester is geroepen. Dat werpt de vraag op waar de grenzen liggen in het gebruikmaken van dieren in het voedselproductieproces. Dat we een maatschappelijk debat voeren over megastallen is op zich positief, dat moet bijdragen aan helderheid over doelen, middelen en in het bijzonder ook waarden. Het valt mij op dat de staatssecretaris het in zijn brief van 11 mei jl. steeds heeft over de relatie tussen schaalvergroting en verdere verduurzaming. Ik mis hierbij de meer fundamentele vraag of wij wel verdere schaalvergroting willen, zelfs als dat duurzaam kan. Zoals ik al zei is het niet een kwestie van voor of tegen grote stallen zijn, maar gaat het erom dat we ons eigenlijk meer en meer laten sturen door het onverzadigbare streven naar meer, sneller en goedkoper. Dit probleem ligt ten grondslag aan nog veel meer problemen die regelmatig in deze commissie ter sprake komen zoals mestbeleid, biotechnologie, antibiotica, biodiversiteit en ga zo maar door. Daarom vraag ik of er nog toekomst is voor grondgebonden landbouw. Ik ontvang daarop graag een reactie van de staatssecretaris, vooral ook op hoe dit vraagstuk een plek krijgt in die maatschappelijke dialoog en met name ook in de keuzes die daarna gemaakt worden.

Het uitgangspunt van de ChristenUnie is een verantwoorde, ambitieuze en haalbare basisnormering door de overheid, waarbij een plus op wettelijke dierenwelzijnseisen uit de markt komt. Dat vraagt om een politieke keuze vanuit een breder afwegingskader dan enkel het principe van vraag en aanbod. De ChristenUnie is daarom blij met de reactie van de staatssecretaris op de aanbevelingen van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). Vooral inzake de aanbevelingen op het terrein van een ethisch afwegingskader vinden wij dat belangrijk en wij zien dat graag op concrete wijze terug in de praktijk. De staatssecretaris schrijft dat er in 2009 en 2010 een cursus gegeven is en dat er deze maand een handleiding over ethiek in beleid verschijnt voor medewerkers van het ministerie. Is dit voldoende? Zou het niet voor de hand liggen om dergelijke initiatieven ook richting medewerkers van lokale en provinciale overheden te nemen, aangezien ook daar keuzes worden gemaakt? Graag een reactie hierop.

Voor de ChristenUnie zijn keuzevrijheid en diversiteit erg belangrijk, maar die worden steeds verder ingeperkt. Aan de ene kant heb je grote ondernemers die met allerlei innovaties hun bedrijf op duurzame wijze willen uitbreiden maar dat niet mogen, bijvoorbeeld door maatschappelijk onbehagen over de zogenaamde megastal. Aan de andere kant zijn er kleinere ondernemingen en gezinsbedrijven die moeite hebben om verder te gaan zoals ze willen, omdat ze geacht worden te concurreren met goedkope import en ook moeten voldoen aan allerlei voorwaarden. De keuze moet aan de ondernemer zijn, maar de kaderstellende en faciliterende taak op het gebied van dierenwelzijn, gezondheid, ruimtelijke ordening en milieudruk ligt bij de overheid. De staatssecretaris heeft een ambitieuze doelstelling voor duurzame stallen: vanaf 2023 is de veehouderij duurzaam en vanaf 2015 worden alle nieuwe stallen duurzaam gebouwd, en zo zijn er nog meer afspraken gemaakt in het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Verwacht de staatssecretaris dat dit doel gehaald wordt, aangezien we eind 2011 pas op 5% zitten? Weet de staatssecretaris waaraan het ligt dat melkveestallen een relatieve achterstand hebben, en of het nodig is om hier speciaal op in te zetten? Meer algemeen: gaat dit duurzaamheidsstreven in 2023 alleen over stallen, of gaat het ook over veetransporten, productiekringloop en andere aspecten van dierenwelzijn? Graag een reactie. Inzake fokbeleid wil ik in navolging van mijn oud-collega Ernst Cramer de combikip nog eens noemen. Het is verre van duurzaam om fysiek ongezonde plofkippen te fokken voor vlees of om legkippen te fokken met de ongemakkelijke bijkomstigheid dat alle mannelijke kuikens feitelijk nutteloos zijn. Dat is niet zorgvuldig, dat is hebzucht. Naar aanleiding van onze motie hierover is een verkennend onderzoek uitgevoerd door Wageningen en is er een werkgroep ingesteld. Wat is de stand van zaken van dit initiatief en heeft dit tot verdere inzichten geleid in de mogelijkheden voor het op de markt brengen van de combikip, en de bereidwilligheid van pluimveehouders om over te stappen?

Inzake het ethisch kader ben ik er erg benieuwd naar of dat ook wordt toegepast in het fokbeleid. Als dat het geval is, ben ik benieuwd hoe de plof- en legkip in dat kader passen. Dit lijkt mij een wezenlijk aspect voor de Nota Dierenwelzijn en ik vraag dan ook hoe het staat met de voortgang in dezen. Kunnen wij daarnaast verwachten dat de verschillende toezeggingen in reactie op de RDA daarin een plaats krijgen?

Ik sluit af met de woorden waarmee de staatssecretaris onlangs Bob Goudzwaard citeerde: elke economische en technologische ontwikkeling gaat voort voor zover mensen de normatieve keuze maken dat die voort kan gaan. Hiermee stem ik van harte in, maar natuurlijk wel met daarbij de kanttekening dat de mensen die de normatieve keuze maken allereerst politici, ondernemers en consumenten zijn in Nederland, want het gaat hier niet om de invisible hand van de markt.

Zie voor meer informatie ook: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2011 > juni