Antireligieuze toon in politieke debat baart zorgen

woensdag 17 november 2004 16:06

Bron: Reformatorisch Dagblad / Stenografisch verslag Tweede Kamer

Kamer wil af van artikel over godslastering

DEN HAAG - Het ziet ernaar uit dat de Tweede Kamer het speciale artikel over smalende godslastering uit het wetboek van strafrecht wil schrappen.

Er zijn genoeg andere mogelijkheden om mensen, ook gelovigen, tegen belediging te beschermen. D66 dient woensdag een motie hiertoe in en die krijgt hoogstwaarschijnlijk steun van een meerderheid. Alleen de christelijke partijen CDA, ChristenUnie en SGP (samen 49 zetels) willen het artikel handhaven. Dat bleek dinsdag tijdens het vragenuurtje waar de minister Donner (Justitie) en Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie) aan de tand werden gevoeld over het kabinetsvoorstel om onderzoek te doen naar de juridische instrumenten om godslastering aan te pakken.

Daarnaast lag Donner onder vuur, omdat hij dit weekeinde benadrukte dat het artikel over godslastering (art. 147) in zijn ogen vaker kan worden toegepast. Op de christelijke partijen na bestond veel weerstand tegen het moment en de manier waarop Donner dit naar voren bracht. ,,Wilt u zeggen dat Van Gogh te ver is gegaan? Wat voor signaal geeft uw opmerking aan extremisten? Bovendien schept het valse hoop, want uit de jurisprudentie blijkt dat het meestal niets oplevert'', zei D66-Tweede-Kamerlid Van der Laan.

VVD, SP, GroenLinks en LPF waren het roerend met D66 eens. Ook de PvdA is bereid het wetsartikel te schrappen, als blijkt dat het geen meerwaarde heeft, aldus PvdA-fractieleider Bos. Maar er mag volgens de sociaal-democraten geen signaal van uitgaan dat iedereen dan maar mag kwetsen om het kwetsen.

Het CDA noemde het ,,een bizarre bijkomstigheid'' van deze discussie dat het artikel mogelijk geschrapt wordt. CDA-fractievoorzitter Verhagen maakt zich zorgen over de gevolgen hiervan voor de integratie en de verdraagzaamheid in de samenleving. Hij wil snel een brief hierover van het kabinet. 

GroenLinks en de ChristenUnie verweten Verdonk nog dat zij een fout beeld creeërt als zij spreekt over een lagere tolerantiegraad van moslims, terwijl zij als integratieminister juist tegenstellingen moet overbruggen. Donner zei na afloop van het debatje het besluit van de Tweede Kamer af te wachten. „Er ligt nog geen tekst op tafel.” Hij wees er verder op dat een wet niet zomaar met een motie van tafel is te vegen.

Reactie Rouvoet
„Ik kan er met mijn verstand niet bij dat D66, juist in een zo verwarde situatie als we nu beleven, zich opwerpt als pleitbezorger van het nodeloos krenken van religieuze mensen. Blijkbaar zoekt de partij in de coalitie een eigen profiel, maar ik vind dit zeer bedenkelijk. De antireligieuze toon in het huidige politieke debat baart mij zorgen.”

Rouvoet laakt de wispelturigheid van de kleinste coalitiepartner. „Toen Pim Fortuyn voorstelde artikel 1 van de Grondwet te schrappen, deed hij dat omdat hij vond dat de vrijheid van meningsuiting en niet het verbod op discriminatie in onze wetgeving voorop moest staan. Mensen als Dijkstal, maar ook Thom de Graaf, reageerden furieus. De grondslag van onze beschaving was in het geding, foeterden zij. Nu doen ze eigenlijk iets vergelijkbaars. Opeens stellen zij de vrijheid van meningsuiting voorop alsof dat het hoogste goed zou zijn.”

Het artikel tegen godslastering zou ervoor zorgen dat in Nederland gelovigen beter beschermd worden dan ongelovigen, zo klinkt het verwijt van de niet-christelijke fracties. „Maar hoe kunnen mensen nu te veel beschermd worden, als het gaat om wat hen het liefst en dierbaarst is?” vraagt Rouvoet zich verbaasd af.



Bijdrage André Rouvoet tijdens het debat in het vragenuurtje:
Mijn fractie stoort zich in toenemende mate aan de wispelturigheid in het debat rondom vrijheid van meningsuiting in relatie tot andere rechten en grondrechten. Ik herinner mij dat wijlen Pim Fortuyn tweeënhalf jaar geleden opmerkte dat de vrijheid van meningsuiting boven alles ging en dat daarvoor zelf het verbod op discriminatie zou moeten wijken. Nederland was toen te klein. Mensen stonden vooraan om, onder andere met een verwijzing naar Anne Frank, te roepen dat de beschaving in het geding was. Nu horen wij dat in ieder geval het verbod op smadelijke godslastering moet wijken ten gunste van de vrijheid van meninguiting. Dat lijkt mij niet in verhouding. Ik heb mij eraan gestoord dat de minister van Integratie verwees naar het "lagere incasseringsvermogen van moslims". Beseft zij dat zij hiermee een heel verkeerd signaal afgeeft? Heeft zij als minister van Integratie bedoeld te zeggen dat bij een goede integratie in onze samenleving hoort dat je accepteert dat mensen tot in het diepst van hun overtuiging mogen worden gekrenkt, ondanks het strafrechtelijke verbod daarop?


Tekst van de artikelen 147 en 147a van het Wetboek van Strafrecht waarop minister Donner (Justitie) doelde in zijn recente pleidooi om overtreders vaker te vervolgen:

Artikel 147

„Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

1. hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat;

2. hij die een bedienaar van de godsdienst in de geoorloofde waarneming van zijn bediening bespot;

3. hij die voorwerpen aan een eredienst gewijd, waar en wanneer de uitoefening van die dienst geoorloofd is, beschimpt.”

Artikel 147a

„1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin uitlatingen voorkomen die, als smalende godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige uitlatingen voorkomen, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

3. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.”

Zie ook:
 De ziel van paars (weblog André Rouvoet 24-11-2004)
 Verdonk speelt met vuur (16-11-2004)
 Tolerantie én intolerantie (radio-fragment 16-11-2004)

Labels
In de media

« Terug

Reacties op 'Antireligieuze toon in politieke debat baart zorgen'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > november