De kerk mag zich bemoeien met de politiek

zaterdag 06 november 2004 14:26

De manier waarop in het politieke debat over de scheiding van Kerk en staat wordt gesproken, is volgens André Rouvoet niet zonder gevaar. Te gemakkelijk wordt de Kerk op grond van dit beginsel naar de marge verwezen. De Kerk heeft het recht om zich over politieke zaken uit te spreken, stelt de ChristenUnie-leider.

Bron: CV-Koers

De manier waarop in het politieke debat over de scheiding van Kerk en staat wordt gesproken, is volgens André Rouvoet niet zonder gevaar. Te gemakkelijk wordt de Kerk op grond van dit beginsel naar de marge verwezen. De Kerk heeft het recht om zich over politieke zaken uit te spreken, stelt de ChristenUnie-leider.

Door André Rouvoet 

Vraag een willekeurig politicus wat volgens hem de grondslagen van ons politiek bestel zijn en de kans is groot dat hij als eerste het beginsel van scheiding van Kerk en staat noemt. Tot voor kort bestond daarover weinig discussie. Het was voor politieke partijen ook niet een thema om je door te onderscheiden. Dat is vandaag wel anders. Over dit onderwerp worden dermate heftige debatten gevoerd dat je soms zou denken dat er een staatsgreep door de Kerk ophanden is.


Het beginsel van Kerk en staat wordt in essentie ook door mij en de ChristenUnie onderschreven. Kerk en staat behoren institutioneel van elkaar gescheiden te zijn. Maar er zijn wel kanttekeningen te plaatsen bij de vanzelfsprekendheid waarmee doorgaans over dit beginsel gesproken wordt: dat is niet zonder risico’s voor de positie en de functie van de Kerk in onze samenleving.

Mijn bezwaar tegen het geaccepteerde spreken in termen van scheiding van Kerk en staat is, dat het ertoe lijkt te hebben geleid dat beide in hun onderlinge relatie een vastgestelde positie innemen. Ze hebben elk een eigen domein toegewezen gekregen, en daarmee moeten ze het doen. Scheiding van Kerk en staat wordt veelal vertaald als ‘schoenmaker, houd je bij je leest’. Ik heb de indruk dat we doorschieten in een overaccentuering van de scheiding, en als gevolg daarvan in een vervreemding van Kerk en staat.

In de ChristenUnie geven we daarom de voorkeur aan een andere terminologie. We spreken liever over ‘onderscheiden ambten en verantwoordelijkheden’. Erkenning van de onderscheiden ambten van Kerk en staat is voor de christelijke politiek altijd een belangrijk leerstuk geweest. Groen van Prinsterer schreef al in 1860: ,,Kerk en staat staan onderscheiden van elkaar, elk optredend binnen de eigen sfeer.’’

Vervreemding
De vervreemding van Kerk en staat is voornamelijk door de staat bevorderd. Tijdens de ‘paarse’ periode zagen we dit verschillende malen. Zo kregen de kerken bijvoorbeeld het verwijt dat ze zich door opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers ,,buiten de democratische rechtsorde plaatsten’’. Daarbij werd miskend dat kerken ook een eigen, diaconale verantwoordelijkheid hebben om mensen te voorzien van eten, drinken en een (tent)dak boven hun hoofd.

Maar ik denk ook aan de intense debatten over taboedoorbrekende wetgeving met betrekking tot de openstelling van het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht, en rond euthanasie en hulp bij zelfdoding. Vertegenwoordigers van de christelijke partijen werden meermalen terechtgewezen. Hun argumentatie – voorzover ontleend aan de Bijbel – zou in strijd zijn met de scheiding van Kerk en staat. De dogma’s van het zelfbeschikkingsrecht en de individuele vrijheid domineerden deze debatten. Ondertussen werden bijbelse uitgangspunten van het leven als geschenk van God en het huwelijk als instelling voor man en vrouw naar het privé-domein verbannen.

De verhouding tussen Kerk en staat is – zoals gezegd – volop actueel. In de samenleving en ook in de Tweede Kamer wordt regelmatig gesproken over kwesties als de grenzen van de vrijheid van godsdienst, hoofddoekjes, vrouwenbesnijdenis, de ruimte voor islamitisch onderwijs, enzovoort. Recent werd minister Verdonk beschuldigd van ,,een flagrante schending van de scheiding tussen kerk en staat’’ toen zij voorstelde buitenlandse imams te laten testen op hun kennis van de Koran. Ik ben het met die kritiek eens. We hebben in ons land geen behoefte aan een ministerie van Godsdienstzaken. De overheid mag zich niet bemoeien met de leer zoals die in de kerk of de moskee wordt verkondigd. Natuurlijk is godsdienstvrijheid niet absoluut, maar het oordeel daarover is niet aan de politiek, maar aan de rechter. Eén ding moet duidelijk zijn: orthodoxie is in dit land niet verboden.
 
Wijze van spreken
Aan het debat over Kerk en staat zitten tal van – spannende – vragen vast, die onder meer raken aan de grondrechten. Wat níet helpt is alles wat met geloof te maken heeft uit het publieke domein te bannen. Geloof is te belangrijk voor mensen om het voor zichzelf te houden. Het is onbetwist dat de vrijheid om voor je geloofsovertuiging uit te komen, deel uitmaakt van de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Scheiding van Kerk en staat is niet hetzelfde als scheiding van geloof en politiek. Wie dat wil, dwingt tot neutralisme en brengt de samenleving uiteindelijk bij een seculiere dictatuur. En die is voor de geestelijke vrijheid niet minder bedreigend dan religieus fundamentalisme.

Kerk en staat vervullen onderscheiden ambten, maar – en dat is essentieel en onopgeefbaar voor de christelijke politiek – zij dienen dezelfde Here! Zij ontlenen de gezagsbevoegdheid niet aan elkaar, maar aan God. Tegen die achtergrond zouden de kerken het als hun roeping moeten zien om de overheid aan te spreken zodra die háár roeping (het bevorderen van de publieke gerechtigheid) dreigt te verzaken. De Kerk heeft vanuit haar eigen ambt het recht, en soms de plicht, zich over politieke zaken uit te spreken. Maar ze moet in haar optreden wel altijd als Kerk opereren. Dan gaat het dus niet om het bereik van het maatschappelijk spreken, maar om de wijze van spreken.
 
Het gegeven dat de Kerk een geloofsgemeenschap is, mag voor sommigen een argument zijn om haar maatschappelijke betekenis beperkt te achten – voor mij ontleent zij daaraan juist de sleutelpositie in de samenleving. Deze centrale plaats van de Kerk vloeit voort uit het gegeven dat het Woord van God is toevertrouwd aan de Kerk, terwijl de zeggenschap van dat Woord niet beperkt is tot de Kerk. Gods openbaring is van beslissende betekenis op alle terreinen van het leven. Deze visie op plaats en betekenis van de christelijke Kerk laat zich heel goed verbinden met de erkenning van het beginsel van scheiding van Kerk en staat, in de zin van ‘onderscheiden ambten’. Er is voor de kerken, ook in een tijd waarin het neutralisme terrein wint, geen enkele reden om zich uit het maatschappelijk middenveld te laten slaan.
 
André Rouvoet is fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Dit artikel is een bewerking van een lezing die Rouvoet op maandag 11 oktober in Amsterdam heeft gehouden tijdens de zogeheten ‘ambtswoninggesprekken’, een serie ontmoetingen tussen gemeentebestuur en religieuze organisaties op initiatief van burgemeester Cohen.
Labels
Opinie

« Terug

Reacties op 'De kerk mag zich bemoeien met de politiek'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > november