Bijdrage debat Begroting Onderwijs Cultuur en Wetenschappen

woensdag 03 november 2004 19:16

Arie Slob: Voorzitter. Vorig jaar ben ik mijn bijdrage tijdens de begrotingsbehandeling OCW begonnen met het geven van een compliment aan de verant-woordelijke bewindslieden; misschien kan de minister het zich nog herinneren. De minister complimenteerde ik voor haar krachtige bestuursstijl. Over de toenmalige staatssecretaris heb ik gezegd dat zij in de nieuwe kabinetsperiode beter in haar bestuurlijke vel leek te zitten.

Terugkijkend naar het afgelopen begrotingsjaar,dringt zich de vraag op wat het effect is geweest van deze complimenten. Wat is het effect geweest van die complimenten? Zij hebben in ieder geval niet stimulerend gewerkt als wij de balans opmaken over 2004. De inhoudelijke debatten over onderwijs werden helaas voor een deel overschaduwd door veel gedoe, met als dieptepunt het aftreden van staatssecretaris Nijs. Laat ik daarom voor het komende begrotingsjaar volstaan met het uitspreken van de wens dat de inhoud centraal zal staan en dat de bewindslieden krachtig leiding zullen geven aan de ingrijpende processen die plaatsvinden in het onderwijs. Daar hebben al die mensen die in het onderwijs werken of onderwijs ontvangen, recht op.
In september fronsten wij onze wenkbrauwen bij het grote aantal bezuinigingen dat in de begroting voor het jaar 2005 werd voorgesteld. Met de motie-Verhagen c.s. heeft er al vroegtijdig enige reparatie plaatsgevonden. Dat scheelt ons bij deze begrotingsbehandeling wat werk en discussie. De bezuinigingen op de bekostiging van 30-plusstudenten vonden wij een slecht idee en niet te rijmen met de ambities van dit kabinet, zoals een leven lang leren en het ontwikkelen van een kenniseconomie.
De uitwerking van de motie van de coalitiepartijen over het onderwijsachterstanden-beleid, is nog niet helemaal duidelijk. Vorige week ontstond daarover enige verwarring, met name tussen de coalitiepartijen, al lijkt dat nu weer te zijn opgelost. Ik kan niet anders dan constateren dat het anders inzetten van de middelen voor het achterstandenbeleid feitelijk een bezuiniging voor de gemeenten betekend. Verder constateer ik dat het Rijk lopende de plan-periode voor het onderwijsachterstandenbeleid de financiële afspraken eenzijdig wijzigt.

Daarom vroeg ik aan de heer De Vries: hoe verhoudt zich dat met het principe van een betrouwbare overheid? Ik zie dat niet. De collega's van de fracties van het CDA,de VVD - die geen tijd had om daarop in te gaan - en D66 roep ik dan ook op om hun voorstellen voor de invulling van de 100 mln van de motie-Verhagen c.s. pas vanaf januari 2006 te laten ingaan en de afspraken voor de lopende planperiode tot en met 2005 te respecteren. Waarom zouden wij het niet op die manier oplossen? Hopelijk komen wij daar uit in de tweede termijn.

Bij het overleg van vorige week over het onderwijsachterstandenbeleid heb ik al aangegeven dat mijn fractie de drempel van 9% voor scholen om voor bekostiging op grond van de gewichtenregeling in aanmerking te komen,te hoog vindt. Wij hebben geen behoefte meer aan allerlei onderzoek,dus ik zal in tweede termijn een motie indienen om deze drempel te verlagen tot 3%.

Mevrouw Lambrechts (D66): Die 3% staat mij meer aan dan 9%. Waar baseert de heer Slob die 3% echter op?

De heer Slob (ChristenUnie): De Onderwijsraad heeft zelfs voorgesteld om een drempelloze gewichtenregeling in te stellen. In eerste instantie had dat ook mijn voorkeur.

De filosofie achter het instellen van een drempel was altijd dat scholen tot op zekere hoogte zelf de verantwoordelijkheid hebben om problemen binnen hun eigen middelen op te lossen. In dat licht valt het te rechtvaardigen om een beperkte drempel te leggen. Net als 9% is ook 3% arbitrair. Wij vinden een 9%-drempel echter te hoog.

Mevrouw Lambrechts (D66): Ik snap niet dat de heer Slob de drempelloze regeling zo snel aan de kant schuift. Een drempelloze toegang voor kinderen met een gewicht is een sympathiek en vriendelijk instrument om witte scholen te verleiden tot het binnenlaten van ''zwarte kinderen''.

De heer Slob (ChristenUnie): Die afweging kan worden gemaakt. Op zich mag je van scholen verwachten dat zij leerlingen die wat extra werk vragen,voor een deel zelf opvangen. In dat licht is een beperkte drempel acceptabel. Nogmaals,er zit nogal wat tussen 9% en 3%. Ik wil de drempel dus gewoon naar beneden hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ik begrijp uw voorstel en het klinkt mij zeer sympathiek in de ogen.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik neem aan dat u bedoelt ''in de oren''.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ja, sorry. Wij zitten ook al lang te luisteren.

De voorzitter: De heer Slob had het natuurlijk ook als compliment voor zichzelf kunnen opvatten.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ja, het oog wil tenslotte ook wat.

De heer Slob (ChristenUnie): En uw vraag was?         

Mevrouw Hamer (PvdA): Wat zullen de financiële effecten van uw voorstel zijn? Kunnen wij ook nog voorstellen van uw kant verwachten om het budget uit te breiden?

De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw Hamer weet dat wij op dit moment de paaltjes neer moeten zetten voor het nieuwe beleid rondom de gewichtenregeling. Dit hoort daar ge-woon bij en dat betekent dat je dit als wens aan de minister kunt meegeven voor de verdere uitwerking volgens het traject dat zij ons vorige week heeft geschetst. Het spreekt voor zich-zelf dat daar een prijskaartje aan hangt, maar het kan nooit zo zijn dat de drempel wordt ge-bruikt om daarmee bezuinigingen of extra uitgaven tegen te houden. Hier moet het gegeven centraal staan dat scholen zelf een bijdrage moeten leveren aan het wegwerken van achter-standen bij leerlingen, zowel allochtoon als autochtoon. Daartoe dient de drempel van 3%,  maar voor de rest moet de overheid extra middelen beschikbaar stellen om scholen toe te rusten die achterstanden te bestrijden. Wij zullen vanzelf zien wat dat eventueel gaat kosten,maar dat moeten wij er met elkaar voor over hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA): De minister heeft vorige week gezegd: als ik dat doe,dan zal dit budgettair neutraal zijn. Eigenlijk zegt u dus: voor mij geldt dat niet.

De heer Slob (ChristenUnie): U hebt mij vorige week horen zeggen dat ik de herverdeling die nu plaatsvindt, lastig vindt omdat er nu middelen worden weggetrokken bij de zwarte scholen ten behoeve van andere scholen. Daar ligt een groot pijnpunt, maar daarover zullen wij straks met elkaar moeten discussiëren als het beleid verder in kaart wordt gebracht. Wat mij betreft hoeft dat niet met een dichte portemonnee.

Ik vind het zeer opvallend dat er de nodige verwarring is over de hoogte of diepte van de investeringen van het kabinet in het onderwijs. Onderwijsorganisaties hekelen onder meer de bevriezing van de loonkosten voor onderwijspersoneel en het ontbreken van ruimte om prijsbijstellingen over 2004 uit te keren.
De Onderwijsbond CNV heeft berekend dat het totaalpakket aan bezuinigings-maatregelen van Balkenende I,Balkenende II, de augustusaanpassing en de begrotingen 2004 en 2005 uiteindelijk zelfs een bezuiniging betekent van bijna 1 mld euro op de mensen die het onderwijs moeten dragen. De bond had toen nog geen weet van de motie-Verhagen c.s.,maar die heeft daar niet zo heel veel aan veranderd.
 
Het SBO stelt in het rapport Per saldo dat het extra geld voor onderwijs wordt opgeslokt door loon- en prijsstijgingen. Dit heeft de minister besproken in de brief die zij ons heeft gestuurd. Hoe kan het toch dat er tussen de minister enerzijds en onderwijsorganisaties en wetenschappers van naam anderzijds zulke grote meningsverschillen bestaan over de begrotingscijfers? Ik ben woordvoerder op veel beleidsterreinen, maar ik maak dat nergens op deze manier mee. Dat moet ons toch wel aanzetten tot nadenken en ik ben benieuwd hoe de minister dit feit taxeert.

Er gaat geen debat voorbij of het principe van autonomie en deregulering komt aan bod. En terecht. Onze fractie is een warm voorstander van dit principe. Bij autonomie-vergroting krijgen scholen meer bestedingsvrijheid voor middelen,maar zij zien ook in toenemende mate risico’s op zich afkomen. Daarbij zal goed in de gaten moeten worden gehouden hoe de maatregelen voor de scholen uitpakken. Terecht wordt uit het onderwijsveld aangegeven dat een stapeling van risico's afbreuk kan doen aan de basispositie van scholen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn van autonomievergroting en deregulering. Dat zullen wij met elkaar in de gaten moeten houden.

Het consequent uitvoeren van het principe van autonomievergroting en deregulering is ook voor de Tweede Kamer wel eens lastig, zo heb ik in het afgelopen jaar geconstateerd. Ik zal een paar voorbeelden geven. Een school in Utrecht wil Turks als verplichte taal opnemen en direct schieten er een aantal woordvoerders uit hun stoel. Scholen weigeren een omstreden blad en direct heffen enkele fracties een vermanende vinger op. Loslaten betekent wat ons betreft ook echt loslaten en men moet dan ook niet bij elke ongewenste uiting van autonomie direct voor regulering pleiten. Wij gaan ervan uit dat de minister deze lijn blijft vast houden, ook als het gaat om controversiële onderwerpen.

Mevrouw Lambrechts (D66): U schetst de dilemma's fantastisch. Maar bent u er voor dat in het beroepsonderwijs zes talen worden aangeboden, zelfs met alle mooie woorden die daarover hier zijn gesproken? Moet je dat willen voor voorbereidend beroepsonderwijs?

De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind het geweldig dat mevrouw Lambrechts als eerste naar de microfoon loopt,want ik heb haar fractie er in de afgelopen jaren een groot aantal keer op moeten betrappen. Natuurlijk mag je daarover met elkaar de discussie voeren. Iets anders hoort u mij niet zeggen. Maar ik vind het heel frappant dat wanneer op een zaterdag via de media naar buiten komt dat een school een dergelijk plan heeft,binnen de kortste keer een aantal woordvoerders, waaronder mevrouw Lambrechts,voor de camera's van de NOS staat om daarover direct het neewoord uit te spreken. Dat gaat mij veel te snel.
Dat bedoel ik met durven loslaten: in ieder geval de discussie op een wat andere manier voeren dan dat wij als onderwijswoordvoerders vanuit Den Haag maar weer even direct het onderwijsveld gaan vertellen wat wel en niet goed is aan de plannen waarover men op dat moment zelfs nog slechts aan het nadenken was.

Mevrouw Lambrechts (D66): Het is heel goed dat u ons daar op aanspreekt. Dat moeten we elkaar blijven doen. Ik spreek u, en ons allemaal, er op aan dat voorbereidend beroepsonderwijs ook voorbereidend beroepsonderwijs is. De vraag is welke dienst je de leerlingen daarvan bewijst als ze aan het eind van de rit, zoals bleek, nog steeds geen goed Nederlands spreken, maar wel een aantal talen, en zij niet kunnen doorstromen naar het mbo, omdat ze dat toevallig niet meegekregen hebben.

De heer Slob (ChristenUnie): Uiteraard zullen wij daarvoor onze verantwoordelijkheid moeten nemen, maar op het moment dat dit soort plannen naar buiten worden gebracht, zullen wij moeten kijken welke ruimte de wetgeving al geeft om tot een aantal keuzes te komen over wat je als onderwijsinstelling je leerlingen al dan niet verplicht aanbiedt.
 
Mevrouw Lambrechts (D66): Dat is waar, maar we hebben het op dat moment ook over vragen die wetgeving te boven of te buiten gaan. Het gaat gewoon over wenselijkheden. Nogmaals: we hebben zoveel uitvallers. Daar spreek ik u ook op aan. We zeggen steeds dat er meer aan beroepspraktijkvorming gedaan moet worden. Ik kan mij niet voorstellen dat in de ene of in de andere versie van regelvrij of regelarm, het een goed idee is om scholen in het voorbereidend beroepsonderwijs alleen maar talen te laten aanbieden.

De heer Slob (ChristenUnie): Het was niet mijn bedoeling om over dit voorbeeld een hele discussie aan te gaan. Ik denk dat het principe dat ik heb neergelegd voor zichzelf spreekt. Het staat elke fractie natuurlijk altijd vrij in de Kamer discussies aan te gaan als zij dat nodig vinden op basis van wat men in de samenleving en binnen scholen aan situaties tegenkomt. Het is de omgekeerde volgorde wanneer wij eerst de scholen bestraffend gaan toespreken.

Over de situatie rond de schoolbegeleidingsdiensten kan ik heel kort zijn. Ik heb daar ook vorig jaar aandacht voor gevraagd. Samen met mevrouw Hamer heb ik daarover vorig jaar amendementen ingediend, die conform de toelichting duidelijk aangaven dat wij vonden dat deze meerjarig moesten worden uitgevoerd. Ik vind het jammer dat de minister dat niet heeft gedaan.
Daarom hebben wij dit jaar de amendementen maar weer opnieuw ingediend. Ik hoop niet dat wij dat volgend jaar weer zullen moeten doen,want zo gaan we toch niet met elkaar en met de wijze waarop de Kamer uitvoering wil geven aan het budgetrecht om.

Mijn laatste punt, om nog wat minuten voor de tweede termijn over te houden, is het speciaal onderwijs. Ik heb een keuze gemaakt. Over andere soorten onderwijs was natuurlijk ook genoeg te zeggen, maar de problemen bij het speciaal onderwijs zijn toch wel groot. Allereerst sluit ik mij aan bij de voorbeelden van problemen die collega Hamer en collega De Vries in hun eerste termijn hebben genoemd.

Zelf vraag ik aandacht voor het feit dat de scholen de dubbele indicatietrajecten en de inzet van PGB’s als een onevenredig zware belasting ervaren vanwege de enorme bureaucra-tische rompslomp die het met zich meebrengt. Wij hebben daarover al eerder gesproken, maar het blijft zich op deze manier voordoen. Wat mijn fractie betreft zouden wij deze bureaucratie kunnen verminderen wanneer de indicatiestelling naar de PGB’s wordt gedecentraliseerd. Ook daarvoor heb ik al eerder gepleit. Het zou plezierig zijn wanneer we daarover een keer met elkaar tot conclusies kunnen komen. Het extra geld dat daarmee vrijkomt, kan voor het speciaal onderwijs ingezet worden.

Verder wil mijn fractie wijzen op de problemen met betrekking tot de toewijzing van middelen voor de ambulante begeleiding. Ook over dat onderwerp hebben wij vaker gespro-ken. Middelen voor de uitvoering van de ambulante behandeling worden in principe pas na één tot anderhalf jaar verstrekt, met uitzondering van één jaar om de achterstanden weg te werken. Daardoor kan ambulante begeleiding niet adequaat geleverd worden, met alle gevol-gen van dien. Dat levert dus ook weer problemen op voor scholen met rugzakleerlingen. Er lijkt zich hier kortom een negatieve spiraal voor te doen,of in ieder geval straks opnieuw voor te gaan doen. Ons voorstel is om standaard af te spreken dat de middelen voor ambulante begeleiding beschikbaar komen zodra een geïndiceerde leerling tot het regulier onderwijs is toegelaten. Dan zijn wij in één keer van het probleem af. Op dit punt krijg ik graag een reactie van de minister die verder gaat dan dat er over enkele maanden een evaluatie komt en de mededeling dat we het er dan nog wel een keer over zullen hebben. Dit soort dingen moet je niet voortdurend voor je uit blijven duwen.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Begroting Onderwijs Cultuur en Wetenschappen'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > november