Wat staat ons te doen?

zaterdag 13 november 2004 21:27

Toespraak van André Rouvoet voor het Uniecongres en het Ledencongres d.d. 13 november 2004

 

De krant brengt zelden goed nieuws, maar gisteren vertelde het RD het verhaal van een jonge vrouw. Ze werkt in een omgeving van ellende en verdriet, van geweld en criminaliteit. En toch geniet ze elke dag van haar baan bij de politie in Amsterdam: “Ik geloof dat God mij hier een plaats geeft”, zegt Marry van Dijke en ze vertelt met passie over haar werk in het centrum van de hoofdstad – ook over haar contacten met migranten: “Ik ervaar dat moslims structureel in een hoek worden gedrukt. Zij worden stelselmatig negatief benaderd, ook door christenen. Dat doet mij pijn. Er wordt soms over deze mensen gesproken alsof zij geen naasten zijn…”. Marry werkt aan een goede relatie met hen: “Beneden mij woont een Marokkaans gezin, daaronder een Turks. We gaan vriendschappelijk met elkaar om. Mijn Turkse buurvrouw nodigde mij uit om bij haar bevalling aanwezig te zijn. Dat vond ik geweldig. Inmiddels is ze ook een keer met me meegeweest naar de kerk”. Een ambassadeur van naastenliefde!
 
Wat is er aan de hand? En wat staat ons te doen? Dat waren de twee vragen die ik donderdagavond in het debat over de moord op Theo van Gogh en over de bestrijding van moslimterrorisme en extremisme centraal heb gesteld. Vanmorgen heb ik er al het nodige over gezegd. De verleiding is groot om er nu dieper op in te gaan, vooral omdat het ons allemaal zo bezighoudt. Ik merk dat aan de reacties die bij ons op de fractie binnenkomen, de mails en de telefoontjes. We merken dat aan de mensen om ons heen, die aan de televisie gekluisterd zitten, kijkend naar de beelden van eerst een jihadistische moord, dan brandstichtingen en aanslagen op allerlei plaatsen in ons land, en dan een belegering en bestorming van een terroristische cel in een woning in het Laakkwartier in Den Haag. Onwezenlijk. Niet te bevatten. Bedreigend.
Toch zal ik die verleiding weerstaan, ook al omdat de bijdrage die ik namens de ChristenUnie aan het debat van donderdag heb geleverd voor iedereen beschikbaar is. Wel zou het goed zijn de vraagstukken die in het brandpunt van de belangstelling staan, ook tot onderwerp van intensief gesprek binnen de ChristenUnie te maken: de islam in Nederland; vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en de grenzen ervan; identiteit en integratie. Natuurlijk, ons programma spreekt zich over veel van deze zaken uit en de fracties in Eerste en Tweede Kamer zijn gelegitimeerd én in staat om langs de lijnen daarvan standpunten in te nemen. Zo hebben we als Tweede-Kamerfractie enige tijd terug een eigen notitie uitgebracht over het integratiebeleid, waarmee Tineke Huizinga een herkenbare bijdrage kon leveren aan het debat over het werk van de commissie-Blok, die het integratiebeleid had onderzocht. Maar de ontwikkelingen staan niet stil en zeker gebeurtenissen als die van de afgelopen twee weken voegen geheel nieuwe dimensies toe.
En me dunkt: het Ledencongres, waarvan we vandaag de eerste editie hebben beleefd, biedt prachtige mogelijkheden om deze bezinning gestalte te geven. Waarmee niet gezegd is dat we nu gaan zitten wachten op het eerstvolgende ledencongres… Mijn pleidooi destijds voor introductie van het ledencongres kwam voort uit de ambitie om de ChristenUnie tot hét vanzelfsprekende platform voor het christelijk-politieke debat te maken. Daar zijn tal van mogelijkheden voor. Laten we ze alsjeblieft benutten!
Want, beste vrienden, de ChristenUnie moet gaan leven! Het moet gaan borrelen in onze partij! (Ik had willen zeggen: er moet meer geborreld worden, maar dat zou verkeerd kunnen worden uitgelegd…) De ChristenUnie is geen bureaucratische organisatie, geen bedrijf dat kandidatenlijsten en verkiezingsprogramma’s produceert en cursussen verzorgt. Nee, de ChristenUnie is een beweging van betrokken en bewogen christenen. Betrokken bij de samenleving. Bewogen met de noden van onze tijd. Gericht op dienstbaarheid, dicht bij God en mensen. Politiek met een hart! Er is wel gezegd dat de ChristenUnie niet leeft bij de achterban. Ik vind dat we ons daar niet te gemakkelijk van af mogen maken. Laten we bij onszelf te rade gaan. Zou het echt zo zijn? Wel, laten we er dan iets aan doen! Als de afstand tussen de partij en de achterban te groot is, dan moeten we de mensen opzoeken. Door persoonlijke ontmoetingen. Kijk eens naar Barneveld waar die aanpak heeft geleid tot een geweldige groei van de lokale ChristenUnie. Door de Permanente Campagne, die fantastische mogelijkheden biedt tot landelijke netwerken en contacten op regionaal niveau. Maar er kan meer. Ik zou willen voorstellen dat we als ChristenUnie op tournee gaan, het land door. Iedere maand een provincie. Met het landelijk bestuur en de Tweede-Kamerfractie. We nodigen alle leden in de betreffende provincie uit en op zo’n ‘provinciaal ledencongres’ vertellen we wat we doen, wat ons bezighoudt en wat ons motiveert. Luisteren we naar wat de mensen op hun hart hebben. Kortom: avonden van ontmoeting en gesprek. Ik vraag het Bestuur hier de nodige voorbereidingen voor te treffen en ik wacht met spanning af welke provincie de primeur krijgt van de campagne ‘De ChristenUnie lééft in de provincie’!
 
Beste vrienden, ik ben enthousiast en optimistisch over de perspectieven voor de ChristenUnie. Tegelijk hoef je geen sombermans te zijn om vast te stellen dat de positie van christenen in de samenleving niet eenvoudiger wordt. Eerst en vooral moeten we dan naar ons zelf kijken, naar de ontwikkelingen in eigen huis. Met pijn in het hart hebben we de uitkomsten van het recente onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau gezien: de cijfers over geloofsbeleving en ontkerkelijking spreken boekdelen en we schrikken ervan. Ja…: schrikken we er nog echt van? Of heeft zich een zekere gelatenheid, berusting van ons meester gemaakt? Komt de vlam van ons eigen geloof erdoor op een lager pitje te staan of wordt het er juist door aangewakkerd? Als betrokken en bewogen christenen mógen we niet schouderophalend aan zo’n onderzoek voorbijgaan, zo van: ‘tja, het is wat, maar ja, wat doe je eraan?’ We zullen ons erdoor moeten laten aanzetten om in beweging te komen, elkaar te bemoedigen en aan te sporen om kansen te zoeken en te benutten om het christelijk getuigenis helder te laten klinken, biddend dat God het wil gebruiken. Juíst als gelovige christenen meer en meer tot een minderheid worden, komt het erop aan dat zij vanuit een levend geloof zich in de samenleving manifesteren. Naarmate er minder zout is, is het zaak dat het zout dát er is zijn kracht niet verliest. Als christenen dan een roepende in de woestijn worden, laat ons roepen dan aan kracht en helderheid winnen, in plaats van dat het verzwakt! Het is niet het eenzame roepen dat vraagt om medelijden, het is de geestelijke verwoestijning van onze samenleving waarop de compassie betrekking moet hebben. Bij mijn aantreden als politiek leider, nu twee jaar geleden, heb ik gezegd dat een verwaterde boodschap niet krachtiger wordt als zij door veel mensen wordt uitgedragen. Vandaag zeg ik dat het omgekeerde ook waar is: de krachtige boodschap van het Evangelie verliest niet aan betekenis als zij maar door een enkeling wordt verkondigd!
 
Kort na het genoemde onderzoek verscheen een ander aandachttrekkend rapport van het SCP, onder de titel ‘In het zicht van de toekomst’. Hieruit bleek dat wij als Nederlanders zowel een tevreden als een uitermate bezorgd volkje zijn. We zijn tevreden met ons eigen leventje, maar bezorgd over de samenleving en over de toekomst. De bevindingen van het rapport hebben iets heel tegenstrijdigs: ieder voor zich heeft het best naar z’n zin, maar voor de toekomst hopen we op een samenleving met meer solidariteit en gemeenschapszin, veiligheid, herstel van normen en waarden en behoud van de verzorgingsstaat.

Eerlijk gezegd zie ik dit tweede rapport in het verlengde liggen van het eerste. Het verlangen naar gemeenschapszin en waardenherstel kan niet los worden gezien van wat met de secularisatie verloren is gegaan. Sinds de jaren ’60 is het afnemen van de invloed van kerk en geloof op de samenleving verwelkomd als een bevrijding. Maar daarmee hebben we veel waardevols uit onze handen laten vallen: samenbindende kracht, geestelijk-culturele eenheid en eensgezindheid over de gezonde grondslagen van onze samenleving. Als dit onze analyse is, dan is ook duidelijk dat in de kern hier het antwoord moet worden gezocht op de vele en diepe vragen die ons vandaag de dag bezig houden. Over saamhorigheid, zingeving, publieke moraal. Wat ons land nodig heeft, dat is herstel van de grondslagen. Dat vraagt geestelijk en moreel leiderschap, in kerk, samenleving en politiek. Mannen en vrouwen die willen spreken en handelen vanuit een levend geloof in God en die bereid zijn om, tegen de tijdgeest in, de boodschap van het eeuwenoude, maar o zo actuele Evangelie vrijmoedig toe te passen in het persoonlijke én het publieke leven.
 
Als ChristenUnie willen we die roeping verstaan. Daarbij hebben we ons zelf voortdurend te bevragen. Doen we de goede dingen? Doen we de dingen goed? Welk getuigenis gaat er van ons uit, van onze boodschap, maar ook van ons handelen, persoonlijk en in het verband van onze partij? Zijn wij geloofwaardige getuigen van Koning Jezus? Ik moet u zeggen dat ik de afgelopen periode veel met deze vragen bezig ben geweest. Er is het nodige te doen geweest in en rond de ChristenUnie. Er was veel publieke aandacht voor andere zaken dan onze boodschap en daar was ook aanleiding toe. Er werd openlijk gesproken en geschreven over interne partij-aangelegenheden. Er werden twijfels geuit ten aanzien van zaken die onder ons boven twijfel verheven behoren te zijn: integriteit, transparant handelen, bestuurlijke zorgvuldigheid. Daarbij ging het er soms stevig aan toe. Soms bekroop me het gevoel dat er al te vlot werd gesproken en ook geoordeeld. Schade aan namen, reputaties en persoonlijke verhoudingen is gemakkelijk aangericht, maar veel moeilijker te herstellen. Niettemin: openheid verdient te worden toegejuicht. Zelfreflectie en zelfkritiek zijn ook voor een christelijke organisatie essentieel. En dat mag in alle openbaarheid gebeuren.
Maar mag ik ook eens de verzuchting kwijt dat wij als evangelisch-gereformeerde christenen soms ook wel erg een ‘weg met ons’-houding aan de dag leggen. Je doet het als vertegenwoordiger of bestuurder niet gauw goed en we zijn beduidend beter in het kritiseren dan in het bemoedigen van de mensen die verantwoordelijkheden op zich hebben willen nemen. Dat is – zacht gezegd – niet altijd stimulerend, zeker niet voor diegenen onder ons die wekelijks vele uren als liefdewerk-oud-papier voor de ChristenUnie in touw zijn. Collega’s en andere buitenstaanders verbazen zich er tegenover mij soms over dat er zo gemakkelijk wordt gesproken in zware termen als ‘crisis’, ‘desastreuze ontwikkelingen’, terwijl men van buiten naar de ChristenUnie kijkend een partij ziet met een helder profiel, een eigen positie in het politieke krachtenveld, een degelijke organisatie, enthousiaste en gedreven mensen, en perspectief op groei. Kortom: een partij om trots op te zijn! Laat ik het maar gewoon eens hardop zeggen: ik ben trots op de ChristenUnie en ik voel me bevoorrecht om namens de ChristenUnie mijn werk in de Kamer te mogen doen. En ik weet dat dit ook geldt voor Arie en Tineke.
 
Terug naar de positie van christenen in de samenleving. En dan stel ik weer die twee vragen: Wat is er aan de hand? En wat staat ons te doen? Het valt niet te ontkennen dat de verminderde affiniteit met het christelijk geloof leidt tot een afnemend begrip voor opvattingen en posities van gelovigen. Neem de actuele discussies over de islam: begrippen als ‘extremisme’, ‘fundamentalisme’ en ‘orthodoxie’ lopen nogal eens door elkaar. En soms werden in mediadiscussies over bestrijding van het terrorisme moskeeën en kerken zomaar in één adem genoemd. De ene politicus pleit voor afschaffing van de godsdienstvrijheid en een ander wil van alle religieuze uitingen uit het publieke domein bannen. Ja, er vallen nogal wat tolerante lieden door de mand. Ik denk ook aan de onverkwikkelijke gang van zaken rond beoogd Eurocommissaris Buttiglione. Eimert van Middelkoop merkte daarover deze week in de Eerste Kamer op het wrang te vinden dat Nederland een Europese conferentie organiseert over het thema ‘waarden en normen’, terwijl het Europese Parlement zonder enig weerwoord van het Nederlandse Voorzitterschap zich de allure van een libertijns tribunaal mocht aanmeten om een conservatieve rooms-katholiek louter vanwege zijn persoonlijke standpunten uit te sluiten. En Theo van Gogh, die in zijn columns hele bevolkingsgroepen tot in het diepst van hun ziel krenkte, wordt geprezen als de held van het vrije woord. Is dat geen politiek-correcte selectiviteit in het opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van ideeën?
Dreigt er een marginalisering van christenen, van geloof en bijbels-geïnspireerd handelen? Zien we spoken als we, zoals dagblad ‘Trouw’ deed, signaleren dat in de commotie rond het moslimextremisme ook christenen worden gestigmatiseerd?
We moesten maar niet in de zielige hoek gaan zitten. Maar het is wel zaak alert te zijn op mogelijkheden om de stem van de christelijke politiek te versterken. Kansen benutten. Samenwerking zoeken. Ons bereik vergroten. Er liggen kansen in delen van christelijk Nederland waar men zich – soms tot eigen verbazing – in toenemende mate herkent in de ChristenUnie als de vertolker van een uitgesproken bijbels, christelijk-sociaal geluid, maar waar de aandrang om zich actief bij ons aan te sluiten achterblijft. Dat geldt voor de PKN, maar ook voor veel migrantenkerken. Terecht is vandaag voor dit aspect aandacht gevraagd.
 
De afgelopen periode is ook de positie van de ChristenUnie ten opzichte van het CDA onderwerp van publiek gesprek geweest. In het ‘Nederlands Dagblad’ stelde een lokale CDA-fractievoorzitter dat de ChristenUnie en ook de SGP maar beter in het CDA konden opgaan. Anderzijds verweet CDA-Kamerlid Aart Mosterd tijdens een spreekbeurt in Bunschoten de ChristenUnie zich teveel tegen het CDA af te zetten.
Wij hechten zeer aan een goede relatie met het CDA. Met alle politieke verschillen is er ook veel herkenning over en weer. Dat steken we niet onder stoelen of banken. Maar stelt u zich eens voor dat de onze fractie zou opgaan in de CDA-fractie. Zou dat werkelijk een versterking van de christelijke politiek betekenen? Het gevolg zou zijn dat het eigen, onderscheidende geluid van de ChristenUnie niet meer in de Kamer zou klinken, maar verplaatst zou worden naar de fractiekamer van het CDA. Daar worden immers de standpunten bepaald die later in de debatten namens de gehele fractie worden uitgedragen, en dat zijn – zeker in een zo brede en levensbeschouwelijk pluriforme partij als het CDA – bijna altijd compromissen.
Neem nou de laatste Algemene Politieke Beschouwingen. U heeft erover kunnen lezen in HandSchrift. Dat was zo’n gelegenheid dat de ChristenUnie heeft laten zien dat er eerlijker manieren zijn om de lasten die gepaard gaan met de noodzakelijke ingrepen te verdelen. We lopen niet weg voor bezuinigingen. Die zijn nodig om de economie uit het slop te halen. De visie van het kabinet deugt. Maar in de uitwerking ontbreekt de balans. De ChristenUnie kan niet accepteren dat mensen die in financieel of medisch of sociaal opzicht toch al kwetsbaar zijn een onevenredig grote bijdrage moeten leveren aan de bezuinigingsoperatie. Daarom hebben we als correctie op de Miljoenennota ons eigen inkomensplan Omzien naar elkaar gepresenteerd. Daarmee hebben we bewezen dat het helemaal niet nodig is dat de zwakkeren in de samenleving zo’n hoge rekening gepresenteerd krijgen. Ons plan repareert de koopkracht van chronisch zieken, gehandicapten en gezinnen met kinderen en levert bovendien meer koopkracht, meer werkgelegenheid en meer economische groei op dan de kabinetsplannen, zonder dat het financieringstekort verder oploopt! Geen goedkope oppositionele oprisping, maar een degelijk christelijk-sociaal alternatief. Als ChristenUnie voeren we namelijk geen oppositie tégen het kabinet, maar vóór een christelijk-sociaal beleid.
We voelen ons gesterkt in onze houding door de steeds sterker wordende kritiek ín het CDA op de koers van kabinet en fractie. Bij de behandeling van maatregelen die met name chronisch zieken en gehandicapten treffen, zoals de no-claimregeling in het ziekenfonds, bleek al dat er veel onbehagen is over het overwegend liberale stempel op het beleid. En vorige week stond er in ‘Trouw’ een manifest, ondertekend door zo’n 40 prominente CDA’ers, met als kop: ‘CDA: word christelijk-sociaal!’
De ChristenUnie spant zich ervoor in het beleid in de goede richting bij te stellen en biedt door de zelfstandige positie die we innemen, tussen enerzijds het blok van de coalitiepartijen en fracties die hen door de bank genomen steunen, en anderzijds de linkse oppositie, een aantrekkelijk alternatief met een uitgesproken profiel. Dáár ligt de betekenis van de ChristenUnie. En die betekenis zou verloren gaan als we ons omwille van de machtsvraag van onze zelfstandigheid zouden laten beroven.
Kracht is meer dan macht of zetelaantal. Kracht heeft eerst en vooral te maken met overtuiging. Daarom is míjn stelling dat het CDA belang heeft bij een sterke ChristenUnie. Het CDA heeft een parlementaire vriend nodig, die steunt als het kan en die corrigeert als het moet. Dáár wordt de christelijke politiek beter en sterker van!
 
Beste vrienden, de ChristenUnie wil zout en licht zijn in de wereld van vandaag. Die ziet er niet vrolijk uit. Soms word je er bijna moedeloos van. Wat een narigheid! En in deze weken komt het wel héél dichtbij. Wat staat ons te doen? De samenleving dienen! Dat is onze missie. Dat doen we niet alleen, maar samen met andere christelijke organisaties. Sinds ons vorige Uniecongres bijv. met Jubilee Campaign, het CNV, de Nederlandse Patiënten Vereniging, Open Doors, de PCOB, de Raad van Kerken, de VBOK en Woord & Daad – ambassadeurs van naastenliefde, allemaal op hun eigen plaats.  De ChristenUnie wil christelijke organisaties bij elkaar brengen en meenemen in het publieke debat. De ChristenUnie wil de politieke spreekbuis zijn van belijdende christenen.
Wat staat ons te doen? Het antwoord is niet zo moeilijk meer. Marry van Dijke – een Amsterdamse hoofdagente van 26 jaar – beschouwt het als haar roeping om, zoals ze zelf zegt, met bewogenheid in de samenleving te staan. “Ik wil graag iets doorgeven van het Evangelie”, zegt ze. “Niet door te pas en te onpas erover te praten. Maar wel door mensen te helpen en oprecht te bejegenen”. Mag ik het met mijn woorden zeggen? Door ambassadeur van Christus te zijn. De samenleving heeft zulke ambassadeurs nodig. Laten we mét elkaar, met alles wat in ons is en met nieuw elan, de roeping verstaan en dat prachtige werk aanvatten. Als we het onder Gods zegen mogen doen, dan is christelijke politiek Koninkrijksdienst!
Labels
André Rouvoet
Toespraken

« Terug

Reacties op 'Wat staat ons te doen?'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > november