Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Asiel en terugkeer

woensdag 20 juni 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel aan een algemeen overleg met minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel

Onderwerp:   Asiel en terugkeer

Kamerstuk:   19 637

Datum:            20 juni 2012

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij het pleidooi dat collega Schouw houdt over het beter beschermen van de homo’s in asielzoekerscentra. Dat is ook gebeurd naar aanleiding van een motie van de ChristenUnie-fractie driekwart jaar geleden. We hebben de minister toen gevraagd onderzoek te doen naar de bedreigingen op het gebied van geloofsovertuiging en seksuele gerichtheid. De reactie van het COA was toen vrij massief, namelijk dat er van beide vormen geen sprake kon zijn. Het herkent zich absoluut niet in het beeld dat geschetst zou zijn door die televisie-uitzending toentertijd van de EO. Ik zie in het rapport dat het COA inmiddels een stap verder is. Ik dank de minister voor het instellen van het onderzoek door De Lloyd. Er zijn goede aanbevelingen gedaan, maar daarover maak ik wel een aantal opmerkingen. Ik begrijp van de organisaties, zowel van het COC als van de Stichting Gave, dat er constructief overleg is gevoerd en dat er eveneens uitgebreid is overlegd over de aanbevelingen. Er zijn echter een aantal dingen die wat ons betreft strakker mogen. Ik heb ook begrepen dat het meldpunt veiligheid van het COA bij 84% van de ondervraagden onbekend was. Ik zie in de aanbevelingen dat het van belang is om daarin verandering te brengen. Dat er sprake is van onbekendheid, heeft in de eerste plaats te maken met de informatievoorziening. In de tweede plaats is de drempel om bij het COA te melden blijkbaar nog steeds erg hoog. De minister is bereid om de genoemde organisaties te betrekken bij het vergroten van de meldingsbereidheid. Hoe gaat de minister die organi-saties in de toekomst inzetten om die meldingsbereidheid echt te vergroten? Hoe gaan wij er dus voor zorgen dat 84% wordt gemeld? De minister zegt over de vertrouwenspersoon dat daarnaar nog eens goed gekeken moet worden. Hij zegt dat het misschien mogelijk is onder het COA. Uit de reacties van de asielzoekers blijkt dat zij toch wat argwanend zijn ten opzichte van het COA. Men ziet het als onderdeel van het geheel. De verblijfsvergunning zou in gevaar kunnen komen. De vraag is of we niet toe moeten naar een onafhankelijke vertrouwenspersoon, dus iemand die losstaat van het COA. Ik heb namelijk begrepen dat het COA de bemiddelaar is tussen de asielzoeker en het meldpunt en dat er dus niet een rechtstreekse relatie is met laatstgenoemde. Mijn fractie pleit dus, om de drempel te verlagen, voor een onafhankelijke vertrouwenspersoon. De belangrijkste vraag is in hoeverre er sprake is van vrijheid van godsdienst en vrijheid om de seksuele geaardheid tot uiting te brengen. De genoemde organisaties zeggen dat die veiligheid er op dit moment nog niet is. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat men toch voor zijn geloof durft uit te komen, zonder dat men bang hoeft te zijn voor bedreigingen? Ik geef het voorbeeld van Ter Apel, waar indertijd een tentenkamp was. Ik had een goed gesprek met een aantal mensen. Achteraf hoorde ik dat zij islamieten waren. Toen ik wegliep en even alleen was, kwam er een christen naar me toe met de opmerking dat hij alleen het verhaal aan mij durfde te vertellen zonder dat de anderen erbij waren. Als hij dat namelijk zou vertellen waar de anderen bij waren, zou dat tot extra bedreigingen kunnen leiden. Van zo’n angstcultuur is dus sprake. Ik heb het dan niet over een AZC maar over de groep van asielzoekers. In dit geval waren het uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat zeg ik tegen de heer Fritsma om een interruptie te voorkomen. Ook ten aanzien van de rol van kerken constateer ik dat er in grote mate sprake is van koudwatervrees bij het COA. Het wil de kerken vooral buiten de deur houden. Is het niet mogelijk om daarmee meer ontspannen om te gaan, zodat de godsdienstvrijheid beter wordt gegarandeerd? Ik kom op het volgende onderwerp, namelijk Irak. Evenals collega Schouw ben ik zeer benieuwd wat er uit het gesprek met de collega-minister is gekomen. We hebben vragen gesteld. Er zou een brief bij de ambassade in Irak zijn afgeleverd waarin staat dat het niet mogelijk blijkt om mensen ook in de toekomst gedwongen uit te zetten. Ik ben benieuwd naar de reactie. Als het beleid wordt voortgezet dat asielzoekers niet terug kunnen, vraag ik mij af of de minister bereid is om voorlopig die opvang, dus een volgend tentenkamp, te voorkomen door de mensen te blijven opvangen. Ik wijs op het advies van de UNHCR. Daaruit blijkt dat Centraal-Irak, met name Bagdad en Mosul, echt te gevaarlijk zijn om terug te keren. Ik houd dus een pleidooi, met name voor mensen die daar vandaan komen, om ze niet gedwongen terug te sturen. Ik stel dezelfde vraag als collega Gesthuizen met betrekking tot de zelfdoding van die Burundiër. Hoe is het mogelijk dat zijn medische situatie niet goed is meegewogen? Hoe is het mogelijk dat de brieven van de lokale gemeenschap, inclusief die van de burgemeester, terzijde zijn gelegd en dat de uitzetting toch is doorgegaan? Mijn laatste punt betreft het gescheiden uitzetten van gezinnen. De Irakese moeder is daarvan een voorbeeld, namelijk mevrouw Laila Ahmed. Wij zien dat ze wordt uitgezet naar Irak. Ze laat hier twee kinderen en een man achter. Zij zouden namelijk wel in Nederland mogen blijven. Wij moeten het gescheiden uitzetten van gezinnen voorkomen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2012 > juni