Inbreng verslag Esmé Wiegman inzake wetsvoorstel tot wijziging Wet personenvervoer 2000

donderdag 07 juni 2012 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink mbt wijziging Wet personenvervoer 2000

Onderwerp:   Voorstel van wet van de leden Monasch, Bashir, Van Gent en Verhoeven tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat

Kamerstuk:   32 845

Datum:            7 juni 2012

Inleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het initiatief wetsvoorstel en zijn onder de indruk van de snelle beantwoording. Deze leden zijn echter van mening dat wetgeving wel zorgvuldigheid vraagt en dat er niet een te hoge tijdsdruk op deze wet mag worden gezet. Deze leden hebben naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag nog enkele vragen.

Andere steden

De indieners laten de ruimte om ook andere steden de mogelijkheid te geven om in te besteden, maar wachten hiervoor initiatieven van deze gemeenten af en maken dit op voorbaat niet mogelijk in het wetsvoorstel. Dit sterkt de indruk van de leden van de ChristenUnie-fractie dat het wetsvoorstel alleen gericht is op de vier grote steden. Deze leden hadden het sterker gevonden als er echt een inhoudelijke afweging was gemaakt die los stond van de huidige ordening die de indieners willen handhaven en dat hierbij ook rekening was gehouden bij de criteria in de PSO-verordening. Anders zou er in de toekomst voor elke stad apart een wetswijziging nodig zijn.

Lange termijn

Genoemde leden vragen welke ontwikkelingen er zijn t.a.v. de PSO-verordening voor de langere termijn. Deze leden hebben de indruk dat in Europa wordt ingezet op verdere liberalisering. Dit zou kunnen betekenen dat binnen een aantal jaar bij aanname van het initiatiefwetsvoorstel opnieuw een wetswijziging nodig is die aanbesteding weer verplicht. Genoemde leden vragen een reactie hierop van de indieners.

Marktconformiteit

Genoemde leden constateren dat de RET de busconcessie Rotterdam heeft gewonnen voor een aanzienlijk lagere concessieprijs dan de huidige concessie. Betekent dit volgens de indieners dat de RET voor de aanbesteding kennelijk nog niet marktconform werkte?

De indieners noemen in de nota naar aanleiding van het verslag het bestek als middel om te sturen op efficiency. Delen de initiatiefnemers de mening dat het bestek alleen afspraken bevat over de te leveren diensten maar geen prikkel in zichzelf is als er geen andere vervoerders kunnen meedoen in een aanbesteding?

Genoemde leden hebben nog geen antwoord gezien op hun vragen in het verslag aangaande de marktconformiteit bij inbesteding. Zij vragen alsnog de volgende vragen te beantwoorden. Zij vragen waarom behoudens de extra bevoegdheden voor de NMA in het wetsvoorstel geen extra waarborgen voor marktconformiteit zijn opgenomen. Deze leden stellen voor om te komen tot een verplichte benchmark voor de vervoerders in de grote steden zolang er geen sprake is van aanbesteding.

Alternatief alleen aanbesteden railgebonden vervoer

Genoemde leden hebben in het verslag aan de indieners het alternatief voorgelegd dat uitgaat van het verplichten van de aanbesteding van het busvervoer, maar het niet verplichten van de aanbesteding van het railgebonden vervoer. Immers, de complexiteit waarover de initiatiefnemers spreken heeft vooral te maken met het railgebonden vervoer. Indieners geven aan dat zij de voorkeur geven aan de mogelijkheid van integrale concessies. Genoemde leden vragen waarom de indieners zo hameren op aansluitingen terwijl dit in andere wel aanbestede concessies geen probleem is.

Kunnen de indieners beargumenteerd aangeven waarom inbesteding, of althans de optie van inbesteding, hiervoor noodzakelijk is? Ook vragen zij of de indieners de mening delen dat ook bij een aanbesteding van de busconcessie via de concessievoorwaarden van zowel het inbestede als het aanbestede deel geregeld kan worden dat bus en tram elkaar niet concurreren maar aanvullen.

Deze leden wijzen er ook op dat het op elkaar aansluiten van concessieperiodes dat de indieners noemen als argument ook mogelijk is bij aanbesteding en dus niet een specifiek punt is voor inbesteding. Genoemde leden geven in overweging dat de keuze van railgebonden vervoer een algemeen criterium zou kunnen zijn voor inbesteding die ook van toepassing zou kunnen zijn in andere steden zoals Groningen waar tramplannen worden uitgewerkt. Op deze manier zou er een uniforme norm kunnen komen die niet specifiek gericht is op de vier grote steden. Genoemde leden vermoeden dat hiermee ook gegarandeerd wordt dat wordt voldaan aan de PSO-verordening zodat de juridische risico’s worden beperkt.

Gevolgen voor de OV-markt

Genoemde leden vroegen in het verslag nader in te gaan op de gevolgen voor de markt voor het openbaar vervoer zoals de kans op nieuwe toetreders indien de verplichte aanbesteding vervalt. De initiatiefnemers hebben dit niet onderzocht. Genoemde leden vragen of de indieners bereid dit op zijn minst op hoofdlijnen te onderzoeken. Hebben indieners hierover bijvoorbeeld gesproken met de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland om onderbouwde cijfers te krijgen? Zo nee, zijn de indieners bereid in het kader van hoor en wederhoor dit gesprek aan te gaan en in de nota naar aanleiding van het nader verslag hiervan verslag te doen?

Flexibiliteit

De indieners geven als voorbeeld van flexibiliteit bij inbesteding de extra businzet bij een groot festival. Genoemde leden vragen waarom dit niet op een zelfde wijze mogelijk zou zijn bij aanbesteding? Hier kunnen toch ook afspraken worden gemaakt over meer- en minderwerk en algemene afspraken over de inzet bij evenementen?

Deelname aan aanbestedingen

Genoemde leden constateren dat de indieners voorstellen dat twee jaar voor afloop van een onderhands gegunde concessie mee kunnen dingen naar andere openbare aanbestedingen als er is besloten dat de nieuwe concessie zal worden aanbesteed. Genoemde leden vragen wat er gebeurt als deze aanbesteding onverhoopt toch niet doorgaat. Wordt dan de aanbesteding in een ander concessiegebied voor de betreffende partij ongeldig? Genoemde leden pleiten ervoor dat de aanbesteding in het eigen gebied onomkeerbaar moet zijn alvorens dat mag worden deelgenomen aan aanbestedingen in andere gebieden. Graag een reactie.

Tussentijds bijstellen

De indieners kunnen zich voorstellen dat de mogelijkheid tot het tussentijds bijstellen van de concessie bij inbesteding makkelijker is dan bij openbare aanbesteding. Kunnen de indieners dit onderbouwen? Alles heeft toch zijn prijs of er nu sprake is van in- of aanbesteding? Genoemde leden vragen op welke wijze de tussentijdse toilettendiscussie anders zou zijn geweest indien de NS concessie was aanbesteed?

WGR+

Genoemde leden zijn niet overtuigd van de summiere antwoorden van de indieners op de vragen over de toekomst van de WGR+ regio’s. Zij vragen alsnog in te gaan op de casus van de verhouding tussen de grotere vervoerregio’s (Haarlem, Amsterdam en Hilversum in 1 regio) in relatie tot de PSO-verordening. Volgens genoemde leden kan hier de keuze niet aan de gemeenten worden gelaten als bij voorbaat duidelijk is dat nier meer kan worden voldaan aan de PSO-verordening. Genoemde leden vragen daarom hoe zij het wetsvoorstel zouden willen wijzigen na aanname van het voorstel tot opheffing van de WGR+ regio’s. Kunnen de indieners hiervan de contouren schetsen?

Artikel 63

Genoemde leden hebben nog steeds grote moeite met de kan-bepaling in artikel 62 lid 3. Natuurlijk moet er bij aanbestedingen afgerekend kunnen worden op kwaliteit zoals de indieners ook stellen in de nota naar aanleiding van het verslag. Maar hoe kan een externe exploitant hier gelijkwaardig of beter scoren als een interne exploitant ook mee mag doen aan de aanbesteding nu de indieners stellen dat dit nodig is voor het krijgen van meer samenhang in het netwerk? Delen de indieners de mening op basis van hun eigen argumentatie dat hiermee de externe exploitant in het nadeel is bij de aanbesteding en zo ja, is dit juridisch houdbaar?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2012 > juni