Bijdrage Esmé Wiegman aan het algemeen overleg intensieve veehouderij.

donderdag 01 december 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in een algemeen overleg met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Onderwerp:   Intensieve veehouderij

Kamerstuk:   28 973

Datum:            1 december 2011

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. We hebben met elkaar een vorm van veehouderij ontwikkeld die efficiënt is en waarmee veel barrières zijn genomen, maar waarmee we ook tegen problemen en vragen aanlopen over gezondheid, dierenwelzijn, mestoverschot, geurhinder, landschappelijke inpassing et cetera. Steeds luider klinkt de roep dat het anders moet. Over de maatschappelijke dialoog over de megastallen kan ik vrij kort zijn. Dat is een discussie die op het lokale vlak thuishoort. Elke regio en elk bedrijf is anders en het etiket «megastal» is niet zo eenduidig als het doet vermoeden. Vaak gaat achter de moeite met megastallen zorg voor dierenwelzijn en milieu schuil. Daarop hoeven megastallen echter zeker niet slechter te scoren dan kleine stallen. Volgens de ChristenUnie zijn lokale overheden het beste in staat om te beoordelen of een bedrijf ergens past en om de belangen van bewoners en ondernemers tegen elkaar af te wegen. De ChristenUnie wil echter één uitzondering maken: het gezondheidsaspect van grote concentraties dieren. Er moeten nationale normen gesteld worden als blijkt dat grote concentraties dieren niet samengaan met de gezondheid van de omringende bewoners.

In de megastallendiscussie kiest de ChristenUnie een andere invalshoek. In onze ogen drijven de lage prijs voor de boer in combinatie met vergaande eisen voor dierenwelzijn en milieu de boer richting de megastallen. Daar ligt het aangrijpingspunt. Er moet voorkomen worden dat uitbreiding de enige manier is voor een boer om het hoofd boven water te houden. De grote vraag is hoe we dat doen. De commissie-Van Doorn geeft een mooie voorzet. De staatssecretaris omarmt dit rapport, maar legt vervolgens de bal voornamelijk bij de ketenpartijen. De keten kan inderdaad heel veel zelf en is daarvoor te prijzen. Ik noem bijvoorbeeld het Beter Leven Keurmerk voor varkensvlees. Maar zelfs daar gaat nog het nodige mis. Producenten krijgen wel een iets hogere prijs, maar net niet hoog genoeg om de hogere kosten te dekken. Hoort bij het motto «al het vlees duurzaam» niet ook een beter inkomen voor de boer? Zo ja, wat gaat de staatssecretaris daaraan bijdragen? Hoe krijgen we de werkelijke kosten van een product in de prijs verwerkt? Hoe krijgen we de keten zo ingericht dat de boer een goede prijs krijgt? Hoe kunnen we het exportdeel verduurzamen? Wat te doen met import? Gaan de inkopers, de retail, dezelfde normen opleggen aan importvlees? Is de staatssecretaris bereid daar nu eens echt werk van te maken, ook in WTO-verband? De commissie-Van Doorn doet een paar verzoeken. Wat gaat de staatssecretaris daarmee doen? Ik denk bijvoorbeeld aan regie voeren. Ik hoop dat dat meer wordt dan alleen vergaderingen en vergaderzaaltjes faciliteren. Wat gaat de staatssecretaris actief bijdragen aan de versnelling van het proces, zoals is gevraagd? Wat gebeurt er met alle verduurzamingsinitiatieven? Denk aan het convenant over de tussensegmenten, het Platform Verduurzaming Voedsel en het programma Duurzame voedselsystemen. Ook wijs ik op het sluiten van de kringlopen: in 2020 minimaal 50% van het eiwitrijke diervoer uit Europa. Onderschrijft de staatssecretaris deze ambitie? Hoe gaat hij die invullen en faciliteren? Hoe wordt de gevraagde handhaving ingevuld? Waarop zal worden gehandhaafd? Het uitgangspunt is immers duurzaam vlees in 2020. Tegelijkertijd blijft de normering van overheidswege behoorlijk basaal, namelijk het Europese level playing field. Daartussen zit dan toch ergens een gat? Hoe ziet de gevraagde routekaart met tussenstations eruit voor de rijksoverheid? Wat is de stok achter de deur voor het bereiken van de ambitie dat uiterlijk vanaf 1 januari 2015 alle nieuw te bouwen stallen en houderijsystemen integraal duurzaam zijn?

Ik kom weer terug bij de goede prijs voor de boer. Voor een goede prijs is het benutten van mogelijkheden van mededingingsrecht van belang. Er is best wat mogelijk, maar er is nu veel onduidelijkheid, waardoor initiatieven niet van de grond komen. Er ligt een knip bij afspraken over productieomvang en prijzen die aan de consument in rekening worden gebracht en over uitsluiting van concurrenten. Hoe realiseren we dat al het vlees duurzaam is in 2020? Past dat binnen die mededinging? Is de staatssecretaris bereid met de NMa te overleggen over wat wel en niet is toegestaan en over de vraag waar een overheidsrol en wijziging van wetgeving noodzakelijk zijn? Dan denk ik bijvoorbeeld aan een wettelijke basis om duurzaamheidsafspraken algemeen verbindend te verklaren. Is hij bereid het Belgische model van coaching over te nemen? Dat gaat om het actief begeleiden van partijen en het begeleiden naar veilige mededingingsrechtelijke opties. De provincie Noord-Brabant schetst het vervallen van die rechten als een groot probleem. Ik ben erg benieuwd wat de staatssecretaris met dit signaal gaat doen.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2011 > december