Bijdrage Esmé Wiegman wet clientenrechten zorg

woensdag 16 maart 2011 15:00

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden constateren dat met dit wetsvoorstel wordt beoogd om de positie van de cliënt te versterken. Genoemde leden hebben opmerkingen en vragen over het wetsvoorstel die hierna aan de orde komen. 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie zien praktische en symbolische redenen om de individuele en collectieve rechtspositie van de cliënt te versterken, maar zij vragen wel of dit wetsvoorstel het beoogde resultaat oplevert. Zal dit wetsvoorstel geen verdere juridisering in de hand werken? Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de basis voor goede zorg de vertrouwensband is tussen de cliënt en de zorgaanbieder. Genoemde leden zijn het hiermee eens, maar zij wijzen de regering erop dat vertrouwen niet enkel met afdwingbare rechten kan worden opgeëist, maar ook een kwestie is van cultuur.

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er niet te veel (juridische) processen door elkaar lopen in plaats van dat ze op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Zij doelen hiermee onder meer op het advies zoals is gegeven door de Raad van State over de noodzaak van het voorstel. In de memorie van toelichting wordt de geplande Zorgbeginselenwet niet genoemd. Genoemde leden vragen hoe zij de Zorgbeginselenwet in relatie moeten zien tot de Wcz. Met name als het gaat om de genoemde rechten en plichten. Bij de Wcz wordt uitgegaan van «zeven rechten», deze zijn niet gelijk aan de rechten die genoemd worden voor de Zorgbeginselenwet. Genoemde leden vragen meer toelichting op dit punt.  In de Wcz wordt uitgegaan van het recht op «goede zorg».

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de rol van zorgverzekeraars niet uitvoeriger wordt omschreven als het gaat om hun verantwoordelijkheid voor het faciliteren van «goede zorg». Zorgverzekeraars hebben immers een betekenisvolle rol bij het leveren van goede zorg. Waarom wordt hun rol niet nader vormgegeven in de Wcz? Betekent dit ook dat de rol van zorgverzekeringen geen plek zal krijgen in de Zorgbeginselenwet? Genoemde leden vragen of het voor cliënten duidelijk zal zijn bij wie ze terecht moeten wanneer zij hun recht willen verzilveren. Het is onduidelijk wie uiteindelijk wettelijk aansprakelijk is voor goede zorg. Zijn dit de zorgaanbieders of de zorgverzekeraars? Wordt er een verschil gemaakt tussen zorg in natura en mensen met een restitutiepolis?

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of met de Wcz geen verwachtingen worden geschapen die in de praktijk niet kunnen worden waargemaakt. In hoeverre is er rekening gehouden met de spanning tussen doelmatigheid en betaalbaarheid in relatie tot de professionele standaard? Er zijn beperkte beschikbare middelen. Deze leden noemen het macrobudgettair kader zorg en de afspraken over tarieven, welke het cliëntenrecht en dus ook de mate van goede zorg beperken. Genoemde leden vragen hierover meer duidelijkheid. In de memorie van toelichting (blz. 6) staat dat zorgverzekeraars en zorgkantoren niet onder alle omstandigheden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de continuïteit van zorg. Over welke omstandig-heden spreekt de regering hier? 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe belangrijk een adequaat elektronisch patiëntendossier (EPD) is voor het behalen van de doelstel-lingen van de Wcz. Het EPD verkeert pas in de beginfase. Op 15 maart 2011 is gebleken dat er in de Eerste Kamer voorlopig geen meerderheid voor het EPD is. Welke consequenties heeft dit voor de planning van de Wcz?  De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat op bladzijde 13 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op het versterken van de rol van patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties. Deze leden kunnen de rol van pgo-organisaties niet terugvinden in de Wcz. Waarom wordt de rol van pgo-organisaties niet in de Wcz opgenomen? 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie hadden graag een expliciete rol voor naastbetrokkenen en familieleden bij het verbeteren van kwaliteit van zorg gezien. Daar er wel aandacht wordt geschonken aan de rol van familie in een cliëntenraad wanneer de zorgaanbieder cliënten heeft die veelal niet zelf in staat zijn actief of passief kiesrecht uit te oefenen. Deze leden merken op dat in het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezond-heidszorg de rechtspositie van familie wel goed is geregeld. Zij pleiten voor harmonisatie van wetgeving. Tevens merken genoemde leden op dat de familievertrouwenspersoon ook van grote meerwaarde kan zijn bij het verbeteren van de kwaliteit van zorg. 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in hoofdstuk 11 van de memorie van toelichting informatie, toestemming, dossier en bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden toegelicht. Artikel 14 wordt verduidelijkt door een beschrijving dat de informatie ook duidelijk moet zijn voor cliënten met een visuele of auditieve handicap. Zullen er dan ook financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor zorgaanbieders voor het organiseren van tolkvoorzieningen? Nu worden deze middelen alleen beschikbaar gesteld voor cliënten met een beperking. Voor zorgaanbieders is het lastig om een tolkvoorziening te regelen.

 

 De leden van de ChristenUnie-fractie hechten waarde aan de mogelijkheid om klachten informeel op te lossen. Hierbij kan een cliëntenvertrouwenspersoon een mogelijke rol spelen. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar de patiëntenvertrouwenspersoon welke wettelijk is vastgelegd in de Wet Bopz. Op bladzijde 58 wordt verwezen naar de persoon die door de zorgaanbieder is belast met klachtenopvang en -afhandeling. Deze leden vragen of hier ook gedacht kan worden aan een cliëntenvertrouwenspersoon. Genoemde leden wijzen erop dat een zorgaanbieder er strikt genomen ook voor kan kiezen om medewerkers van het Informatie en Klachtenbureau Gezondheidzorg aan te wijzen. Een vertrouwenspersoon zou onafhankelijk van de zorgaanbieder moeten zijn. In de geestelijke gezondheidzorg ontvangt de stichting Patiëntenvertrouwenspersoon subsidie van de minister van VWS en is een vertrouwenspersoon bij wet geregeld. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom er niet voor is gekozen om een cliëntenvertrouwenspersoon ook in de Wcz te verankeren en daarmee een officiële schakel te maken in de klachten- en geschillenbehandeling. Zij vragen een cliëntenvertrouwenspersoon ook binnen het recht op (keuze)informatie te plaatsen. De Wcz gaat expliciet uit van een visie dat cliënten behoren tot de groep «kritische zorgconsumenten». Dit gaat voorbij aan het feit dat niet iedereen in gelijke mate in staat is om zijn of haar eigen belangen te behartigen. Deze leden wijzen erop dat een wet niet automatisch assertief maakt. Ook in dit licht kan een cliëntenvertrouwenspersoon een belangrijke rol spelen.

 

 Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom er een onderscheid gemaakt wordt tussen de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en de openbare geestelijke gezondheidszorg. De bepalingen inzake medezeggenschap gelden niet voor aanbieders van de OGGZ, maar wel voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Genoemde leden vragen dat wanneer uit de praktijk blijkt dat er geen onderscheid te maken is tussen deze groepen of de bepalingen inzake medezeggenschap ook niet zouden moeten gelden voor aanbieders van de OGGZ.

 

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat delen van deze wet buiten toepassing worden verklaard op onderdelen van doventolkzorg. Het kunnen opeisen van rechten en het naleven van plichten van cliënten met een auditieve beperking hangt nauw samen met een adequate tolkzorgvoorziening. Dit louter «ondersteunend» noemen suggereert dat mensen met een auditieve beperking ook zonder tolkvoorziening goed in staat zouden kunnen zijn om te communiceren. Dit is niet het geval. Deze leden zien graag een uitgewerkte visie hoe de regering denkt dat de Wcz functioneert voor mensen met een auditieve beperking. 

 

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom geen specifiekere invulling is gegeven aan goed patiëntenschap. Deze leden wijzen op de door een aantal brancheorganisaties van zorgaanbieders (Actiz en NVZ) gemaakte afspraken over de invulling van de term «goed patiëntschap of cliëntschap». Ook vragen deze leden hoe het zit met cliënten die aangegeven hebben dat zij niet willen worden opgenomen in het EPD. Staat invulling geven van goed patiëntschap los van het wel of niet willen worden opgenomen in het EPD? Hoe kijkt de regering aan tegen cliënten die door hun ziektebeeld helemaal niet in staat zijn tot het verlenen van inlichtingen en medewerking? Hoe zal dit artikel in de praktijk worden vormgegeven? Genoemde leden zien hiervan graag een uitwerking. 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn tevreden dat recht op geestelijke verzorging wordt vormgegeven in artikel 9. Wel vragen deze leden wat de reden is dat er gekozen is om dit te formuleren als recht voor de cliënt in plaats van verplichting voor de zorgorganisatie, zoals deze was geformuleerd in de Kwaliteitswet. Kan een cliënt die langdurig zal gaan verblijven in een instelling van elke AWBZ-instelling kunnen verlangen dat, ongeacht de identiteit daarvan, hij/zij geestelijke verzorging krijgt die aansluit bij zijn/haar geloofsovertuiging? 

 

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat het systematisch verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg mede een oorzaak is van de toename van de nalevingskosten die gepaard gaan met deze wet. Op wie worden deze kosten afgewenteld? Zal er naast een toename van de financiële nalevingkosten ook een toename zijn van werkdruk? Zo ja, hoe kan dit worden voorkomen? De uitwerking van de aard en de omvang hiervan wordt overgelaten aan de zorgaanbieders. Deze leden willen weten hoe lang de regering denkt uit te trekken voor het ontwikkelen van de verschillende registers.

 

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat persoonsgegevens zonder toestemming verwerkt mogen worden, wanneer dit noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt. Welke overweging is gemaakt om deze gegevens niet te anonimiseren? In hoeverre sluit een nieuw te ontwikkelen systeem van kwaliteitsregisters aan bij de huidige praktijk?

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de zorgaanbieders door het registreren van de kwaliteit van zorg niet worden opgezadeld met dubbele administratielasten, daar zij ook al veel moeten registreren voor de zorgverzekeraars. Hoe voorkomt de regering dubbele administratielasten? Genoemde leden zien graag dat er ook een berekening wordt gemaakt, zoals in hoofdstuk 20 van de memorie van toelichting, van de administratielasten waarbij de administratielast van zorgaanbieders ten aanzien van zorgverzekeraars ook wordt meegewogen. 

 

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien graag dat de regering aan dit artikel een geheimhoudingsplicht voor cliëntenraden toevoegt voor die informatie die naar haar aard redelijkerwijs als vertrouwelijk is aan te merken. 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie hechten waarde aan goed georganiseerde medezeggenschap, maar is de regering zich bewust van de hoge kosten voor (contra)expertise, bestuurlijke complexiteiten en naleving? Heeft de regering een kosten-baten-analyse gemaakt, waaruit blijkt dat tegenover deze kosten voldoende baten voor de cliënten staan? Deze leden vragen of de regering zich bewust is dat bij discrepantie tussen individuele en collectieve cliëntenbelangen aan de weging van belangen die de zorgaanbieder als goed bestuurder geacht wordt te doen in de weg kan staan en daarmee de besturing kan belemmeren? Hoe verhoudt het instemmingsrecht zich tot het kunnen anticiperen door zorgaanbieders op wensen en behoeften van toekomstige cliënten c.q. doelgroepen? Hoe wil de regering vermijden dat de belangen van nieuwe cliënten worden geschonden?

 

Het is voor de leden van de ChristenUnie-fractie nog niet duidelijk wat de gevolgen zullen zijn van het schrappen van de toelatingseis voor AWBZ-instellingen en ziekenhuizen, door het intrekken van de WTZi? Zal dit betekenen dat het gemakkelijker wordt voor zorgaanbieders om AWBZ-zorg te kunnen leveren? Geldt dit ook voor bijvoorbeeld zorgboerderijen? Worden er kwaliteitseisen en/of andere toelatingseisen gesteld voor het toetreden tot het register? Welke instantie zal dit register gaan beheren? Zal bij het openbaar en toegankelijk maken van dit register ook rekening gehouden worden met cliënten met een visuele of auditieve handicap? 

 

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er in dit wetsvoorstel geen evaluatiebepaling is opgenomen. Genoemde leden zien graag een evaluatiebepaling conform de Aanwijzingen voor de regelgeving, een evaluatietermijn van vijf jaar.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2011 > maart