Algemeen Overleg Kaderrichtlijn water

dinsdag 19 april 2005 21:09

De heer Slob (ChristenUnie) wijst op de brief van 18 maart jl. waarin de staatssecre-taris schrijft dat Nederland laat is met het opsturen van de rapportages, terwijl de buurlanden dat wel op tijd doen. Is er al iets bekend over de rapportages van de buurlanden, met name Duitland, Frankrijk en België, vooral met het oog op de karakterisering van de Waddenzee? De rapportages zijn tot stand gekomen in bestuurlijke overleggen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten constateert dat lokale overheden weinig invloed hebben gehad. Hoe garandeert de staatssecretaris dat de stem van individuele gemeenten in voldoende mate wordt meegenomen?
 
De nationale Werkgroep Economische Analyse Financiering is bezig met de MKBA. Het bedrijfsleven is niet in deze werkgroep vertegenwoordigd. Is dat een bewuste keuze? Met de buurlanden is nog geen overeenstemming bereikt over de karakterisering van de belang-rijke stroomgebieden. Dat is wel nodig om te voorkomen dat dat een water in Nederland als "natuurlijk" wordt gekarakteriseerd, en in Duitsland als "sterk veranderd". Verwacht de staats-secretaris nog problemen op dat gebied? De staatssecretaris schrijft in haar brief dat er nog geen eenduidige EU-kaders bestaan voor vorm en vereisten van de rapportages. Is het dan verstandig van Europa om nu al rapportages te eisen?
 
De staatssecretaris wil zich inzetten voor verdere harmonisatie van aanpak en producten. De vraag is hoe dat concreet gestalte moet krijgen. Er zal een verschuiving moeten plaatsvinden van ambtelijk naar politiek-bestuurlijk niveau. Dat is wel wat laat, nu Brussel rapportages met een behoorlijk politieke reikwijdte van Nederland verwacht. Dreigen de rapportages hierdoor een farce te worden?
 
In de brief van 3 maart jl. onder punt A, beoordeling "At risk" (TK 2004-2005, 28808 nr. 24) schrijft de staatssecretaris dat de rapportages een te somber beeld schetsen, omdat de verbeteringen die inmiddels zijn gerealiseerd, bijvoorbeeld de Wet verontreiniging opper-vlaktewateren uit 1970, niet prominent naar voren komen. De staatssecretaris wil hiermee toch niet zeggen dat méér wateren het predikaat "natuurlijk" verdienen? Los daarvan is de conclusie opvallend; kennelijk is Nederland al sinds 1970 bezig de waterkwaliteit te verbe-teren, maar is het anno 2005 nodig te bezien op welke wijze een genuanceerd inzicht kan wor-den gegeven in de ontwikkeling en toestand van de chemische en ecologische waterkwaliteit. Dus na 35 jaar is er nog geen zicht op de resultaten van eerdere inspanningen. Hoe verhoudt zich een en ander met de opmerking op blz. 6 van de brief, dat op basis van de beschikbare data een voldoende accuraat beeld kan worden geschetst van de huidige situatie? Is een en ander niet met elkaar in tegenspraak? Kan de staatssecretaris een onderbouwing geven voor de typering "natuurlijk water" voor de Waddenzee? Waarom heeft zij er niet voor gekozen om de Waddenzee als "sterk veranderend water" te karakteriseren? Later in het proces, als een aantal zaken beter in beeld is gebracht, kan alsnog tot de karakterisering "natuurlijk" worden overgegaan.
In de Leeuwarder Courant van 9 maart jl. staat: "In mei vorig jaar erkende staats-secretaris Schultz van Haegen op een bijeenkomst in Leeuwarden dat de zware status voor de Waddenzee niet realistisch zou zijn". Vervolgens wordt de staatssecretaris in de krant geciteerd: "Dan zouden we zeegras en kwelders promoveren tot zogenaamde biologische waterkwaliteit. Dat zou enorme gevolgen hebben voor de huidige bedijking. Die zou voor een groot deel verplaatst of weggehaald moeten worden en dat is vanuit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk." Klopt dit bericht? Zo ja, wat is er sindsdien veranderd dat de staatssecretaris nu voor een andere insteek kiest ten aanzien van de Waddenzee? De staatssecretaris schrijft in haar brief van 21 maart jl. dat er geen alleingang zal zijn van Nederland, en dat Nederland zich kan aansluiten bij Duitsland of Denemarken als die anders besluiten. De ChristenUnie vindt dat het streven moet zijn dat Nederland er met de buurlanden uitkomt en gelijk optrekt.
 
Er staat in de brief dat er geen opeenstapeling mag ontstaan van belemmeringen ten gevolge van de toepassing van de KRW en andere regelgeving, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Kan de staatssecretaris dit toelichten?
In de brief van 3 maart jl. wordt een paragraaf gewijd aan de schaal van de oppervlak-tewateren. Het kabinet wil voorkomen dat op het niveau van sloten en andere kleine wateren doelstellingen worden geformuleerd. Waar komt in dit verband de term "virtuele water-stromen" vandaan? Draagt deze categorisering bij aan de doelstellingen van de KRW? Hoe kan worden voorkomen dat Nederland op slot gaat? De heer Slob sluit zich ten slotte aan bij de vragen over het stand still-principe.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Algemeen Overleg Kaderrichtlijn water'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2005 > april