Bijdrage Arie Slob aan het plenair debat over fraude in de zorg

donderdag 23 mei 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een plenair debat met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 

Onderwerp:   Debat over fraude in de zorg

Kamerstuk:    28 828

Datum:            23 mei 2013

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is goed dat we dit debat voeren, zeker na alle nieuwsberichten van de afgelopen weken en zelfs dagen. Wat ons betreft is de centrale boodschap dat fraude in de zorg onacceptabel is. Fraude in de zorg tast de vertrouwensrelatie aan tussen de zorgvrager en de zorgaanbieder. Het is ook in strijd met de medische professionaliteit van de zorgaanbieder. Tevens tast het het draagvlak voor onze premiebetaling aan, die is gebaseerd op onderlinge solidariteit. Het is dus een ernstige zaak. We zullen inderdaad alles moeten doen om ervoor te zorgen dat we dit soort zaken kunnen voorkomen.

Een debat als dit kent ook enkele risico's. Een risico is dat we misschien te snel overal het etiket "fraude" op plakken. Geen misverstand: wat fout is, moet fout genoemd worden. Onjuiste declaraties zijn niet acceptabel. Fraude, om even naar Van Dale te gaan, is "bedrog, vervalsing van administratie". Zoiets moet altijd in alle zorgvuldigheid worden vastgesteld, omdat we moeten voorkomen -- ik geloof dat ook mevrouw Dijkstra dergelijke woorden sprak -- dat we complete beroepsgroepen te snel in het beklaagdenbankje zetten. Dat moeten we met elkaar natuurlijk ook niet willen.

Een tweede risico is volgens mij dat we blijven steken in een stuk collectieve verontwaardiging. Die verontwaardiging is terecht, maar we moeten daarbij niet vergeten om de dieperliggende oorzaken aan te pakken. Dat laatste is wel nodig. Ik denk dat een heel diepliggende oorzaak is dat er in de mens, als de mogelijkheden zich aandienen, toch een bepaalde geneigdheid zit om daarvan gebruik te maken om zichzelf te verrijken. Als ik even kijk welke zaken we nu met elkaar bespreken, is een van de dieperliggende oorzaken volgens mij ons bekostigingssysteem. Dat is zo ingewikkeld geworden dat betrokkenen al spreken over een doolhof waarin ze de weg niet kennen. De vraag is of we, na alles wat we al hebben besproken -- nog niet zo lang geleden zelfs -- bezig zijn om er met elkaar op een verantwoorde manier uit te komen. Daar kom ik straks nog even op terug.

Een derde risico is dat we in ons enthousiasme het systeem misschien nog ingewikkelder en bureaucratischer maken dan het al is. Daarvoor moeten we met elkaar waken.

De publieke verontwaardiging is natuurlijk terecht. Er wordt in deze tijd heel veel van mensen gevraagd. Alleen al het idee -- het is meer dan een idee in een aantal situaties -- dat bepaalde kosten echt lager kunnen en dat er grote bedragen geld op een verkeerde plek terechtkomen, werkt als de bekende rode lap op een stier. Ik neem aan dat de regering zich daarvan terdege bewust is. Dat vraagt dus om een grote inzet van ons allemaal.

Daar hoort bij dat wij heel zorgvuldig kijken naar het bekostigingssysteem. Het is cruciaal dat wij daar op een goede wijze mee omgaan. Daar zitten bewegingen in. De heer Mulder en anderen noemden het al. Het is van belang dat wij geen tijd verliezen en proberen de afspraken die zijn gemaakt, zo snel mogelijk uit te voeren. Dan is maximale transparantie een vereiste, ook jegens patiënten. Wij weten dat het lastig is en niet zomaar eenduidig kan worden vastgesteld, maar daar moeten wij aan werken. Terecht is gesteld: als het eerder kan, begin 2014, dan zou dat heel erg mooi zijn. Ook patiënten moeten duidelijke informatie hebben over hun behandelingen. Dan kunnen ze ook aan de bel trekken als er al dan niet bewust fouten worden gemaakt.

Ik heb net in een interruptiedebatje met de heer Mulder al aandacht gevraagd voor het in loondienst nemen van specialisten. Natuurlijk kennen wij ook de bezwaren die direct worden opgeworpen, maar het is de vraag of de bedragen zo hoog zijn als de heer Mulder net zei. Wij achten echter dat deze weg in de toekomst ingeslagen moet worden. Neem specialisten in loondienst. Daar maak je het overzichtelijker mee en haal je prikkels eruit. Wij zien graag dat het kabinet zich voor die oplossingen inzet. Wij moeten af van het declareren op basis van productie. Dat is een perverse prikkel. Beloon niet volume maar geleverde zorg. Wij moeten overbehandeling en overdiagnosticering tegengaan. Uiteindelijk moeten wij naar een prijsvorming die gebaseerd is op een open boekhouding en het belonen van kwaliteit.

Ik sluit mij aan bij een groot aantal vragen over de positie van zorgverzekeraars. Die is ook aan de orde geweest in het overleg van een paar weken geleden. Er zijn stappen gezet. Wat ons betreft kan er met name in de data-analyse nog een flinke vervolgstap worden gezet. Die biedt mogelijkheden om meer inzicht te krijgen in het totale declaratiegedrag. Dat helpt weer om fouten en fraude te voorkomen en aan te pakken.

Ik vraag de bewindspersonen ook in te gaan op de berichten over het feit dat de zorgverzekeraars wel zaken hebben aangebracht bij OM en FIOD en dat die zijn blijven liggen of dat er in ieder geval andere prioriteiten zijn gesteld. Wij respecteren het sepotbeleid dat bij OM wordt gevoerd. Dat is gangbaar. Er moeten altijd prioriteiten worden gesteld, maar het is wel merkwaardig dat, als het kabinet echt en terecht een groot punt maakt van fraudebestrijding, dat niet doorwerkt bij de prioriteringen die het OM maakt. Daar wil ik graag opheldering over hebben. Ik besef overigens ook dat de aangiftebereidheid nooit heel erg groot is geweest. Dat weten wij in ieder geval uit 2011. Destijds waren er 293 fraudegevallen, maar er werd maar 32 keer aangifte gedaan. Dat is 8%. Dat moet natuurlijk omhoog. Daar moet ook inzet voor worden gepleegd.

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen en vragen die zijn gesteld over de verschillende rapporten. De verschillen tussen het conceptrapport en het uiteindelijke rapport zijn inderdaad heel erg saillant. Nu weet ik ook wel hoe zoiets werkt. Wij moeten ook terughoudend zijn om de regering te gaan bevragen over conceptrapporten, maar dit zijn zulke grote verschillen dat ik daar graag een verduidelijking bij krijg.

Tot slot, in de reservetijd zie ik, het persoonsgebonden budget vinden wij een prachtig instrument. Dat moet zorgvuldig gebruikt worden. Daarom is het zo tergend dat er malafide bureaus zijn die daar misbruik van maken en daarmee dat prachtige systeem, dat keuzevrijheid met zich meebrengt, ondergraven. Aanpakken dus. Ik sluit mij aan bij vragen die collega's hebben gesteld, onder anderen ook over het trekkingsrecht. Collega's Bergkamp en Voortman hebben dat ook gedaan. Ik zou graag het volgende van de staatssecretaris willen weten. Als wij straks de overslag gaan maken dat het zorgbudget voor een groot deel van de AWBZ naar de Wmo gaat, hoe gaan wij dan de fraudebestrijding in de gaten houden? Dat lijkt mij best lastig, ook voor lokale rekenkamers. Een deel van die rekenkamers functioneert immers door bezuinigingen wat minder optimaal. Graag krijg ik ook daarop een reactie van het kabinet.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik hoor de heer Slob zeggen dat transparantie nodig is in de zorg en dat soort zaken, maar wat vindt hij ervan dat het ministerie, de minister, niet transparant is geweest naar de Kamer over de analyse die het heeft gemaakt? Ik heb het over de analyse -- ik citeer de VVD even -- dat het eigenlijk "laat maar waaien" is met de declaratiecontrole. In de analyse wordt geconstateerd dat het voor ziekenhuizen erg lucratief is om te hoge rekeningen in te dienen, dat zorgverzekeraars dat niet controleren en dat de belastingbetaler daardoor de dupe is. Hadden wij die analyse niet moeten krijgen in plaats van dat die veertien maanden een bureaula van de minister bleef liggen?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb mij net aangesloten bij vragen die daarover zijn gesteld. Ik ben dus erg nieuwsgierig naar wat de afwegingen zijn geweest om dit soort analyses, die dus in het ministerie bekend waren, niet op deze wijze met ons te delen.

De eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat er in het afgelopen jaar in deze Kamer meerdere malen over fraudebestrijding is gesproken. Ik kon niet bij elk overleg aanwezig zijn, maar ik heb de minister niet kunnen betrappen op nonchalantheid als het om dit onderwerp ging. Er is dus wel het nodige in beweging gezet, maar de verschillen tussen het conceptrapport en het uiteindelijke rapport zijn inderdaad saillant. Daarom vind ik het terecht dat daar in de Kamer naar wordt gevraagd -- ik heb het zelf ook gedaan -- en dat de minister zich moet verantwoorden voor wat ze heeft gedaan.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Arie Slob
Bijdragen
Volksgezondheid

« Terug

Archief > 2013 > mei