Bijdrage van Cynthia Ortega aan het plenair debat heffing rechten Nederlandse identiteitskaart.

woensdag 28 september 2011 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Cynthia Ortega-Martijn in een plenair debat met minister Leers voor Immigratie en Asiel.

Onderwerp:    Heffing rechten Nederlandse identiteitskaart

Kamerstuk:   33 011

Datum:             28 september 2011

Voorzitter. Wij spreken vandaag over het wetsvoorstel regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, dat met spoed aan de Kamer is voorgelegd. De directe aanleiding voor het wetsvoorstel is de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september jl. waarin het hoogste rechtsorgaan oordeelt dat het aan een grondslag ontbreekt voor het vragen van leges ten bate van het aanvragen van een id-kaart. Daarom is er bij gemeenten ook een stormloop ontstaan op de gratis id-kaarten en zijn de gemeenten per week ongeveer 1,5 mln. misgelopen. De fractie van de ChristenUnie begrijpt dat er iets moet gebeuren. Als burgers vragen om een id-kaart, moeten gemeenten die immers verstrekken. Maar nu de oplossing van de minister. Heel kort gezegd noemt de minister een appel voortaan een peer. Leges worden belasting; de ene grondslag wordt ingeruild voor de andere. Voortaan hebben wij te maken met een nieuwe gemeentelijke belasting. Naast de hondenbelasting kennen wij straks de belasting op de id-kaarten.

Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie grote twijfels heeft of het wetsvoorstel voldoet aan de overwegingen en de uitspraken van de Hoge Raad. De Hoge Raad maakte namelijk een principeonderscheid om te kunnen bepalen wanneer je wel leges mag heffen en wanneer niet op grond van de Gemeentewet. Het mag wel als de burger een overwegend individueel belang heeft, bijvoorbeeld bij paspoorten en rijbewijzen. Het mag niet als de plicht die de burger wordt opgelegd, alleen of hoofdzakelijk een algemeen belang dient. Dat is het geval bij id-kaarten. De minister kent deze overweging maar kiest er toch voor om vooralsnog enkel en alleen de financiële schade te repareren, en dat langs de meest eenvoudige weg. De ene grondslag is niet goed; welnu, dan maken wij gewoon een andere grondslag. Die is echter vrijwel gelijk aan de vorige. Handelt de minister hiermee in strijd met de geest van het arrest?

Zoals mijn fractie begrijpt, is er bij leges een directe koppeling tussen de gemaakte kosten en de gevraagde leges. Met andere woorden: omdat de burger een dienst wordt verleend, is de gemeente gerechtigd om voor deze dienst rechten of leges te vragen. Deze leges hebben een rechtstreeks verband met de gemaakte kosten. Bij belastingen daarentegen, ook bij gemeentelijke belastingen, is van een dergelijk verband geen sprake. Met dit wetsvoorstel gaat de minister voorbij aan dit fundamentele verschil. Immers, men zou kunnen zeggen dat de minister een nieuwe belasting introduceert, namelijk de belasting op de id-kaart. Deze belasting voldoet echter aan alle kenmerken van de leges in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet, zelfs aan het kenmerk dat de hoogte van de belasting verband moet houden met de kosten van de kaart. Wat is er dan eigenlijk veranderd, behalve dat heel formeel een expliciete wettelijke bepaling is geïntroduceerd? Voldoet een dergelijke manoeuvre nu aan wat wij normaalgesproken aan deugdelijke wetgeving mogen verwachten? Juist en zeker van onze minister die nu buitenslands is, zou ik zeggen van wel. Is de minister ervan overtuigd dat deze manoeuvre wel de toetssteen van de Hoge Raad zal doorstaan?

Ik heb kennis genomen van het amendement van collega Van Gent. Ook mijn fractie is van mening dat het principe van terugwerkende kracht alleen van toepassing mag zijn in uitzonderlijke situaties. Ja, er is sprake van een sterke toename in de aanvragen van ID-kaarten. De minister noemde het arrest betekenisvol voor de derving van inkomsten door gemeenten. De argumenten in de memorie van toelichting zijn echter weinig steekhoudend. Ik wil klip-en-klaar waarom de inwerkingtreding met terugwerkende kracht wettelijk gerechtvaardigd is. Graag krijg ik daarover opheldering.

Aanvragers die voor 19 september 2011 een ID-kaart hebben aangevraagd en geen bezwaarschrift hebben ingediend, hebben volgens de minister geen recht op teruggave. Hoe verhoudt dit zich tot boek 6 artikel 203, van het Burgerlijk Wetboek? Graag krijg ik daarop een reactie.

Destijds heeft de fractie van de ChristenUnie tegen het wetsvoorstel inzake de uigebreide identificatieplicht gestemd. Wij waren niet overtuigd van nut en noodzaak van de uitgebreide identificatieplicht. Het is op grond van deze wet dat burgers een ID-kaart moeten aanvragen. Kunnen wij de oplossing niet beter zoeken in een aanpassing van deze wet? Misschien is een versoepeling van de wijze waarop iemand zich kan identificeren denkbaar. Er zijn veel situaties waarin een persoon ook los van een paspoort of rijbewijs genoegzaam kan aantonen wie hij is.

De heer  Knops (CDA):

U geeft zojuist aan dat u niet overtuigd was van nut en noodzaak van de Wet op de identificatieplicht 2003 en dat uw fractie daarom tegen het wetsvoorstel heeft gestemd. Is uw fractie inmiddels van mening veranderd en bent u inmiddels wel overtuigd van nut en noodzaak van deze wet?

Mevrouw  Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee, wij zijn nog steeds niet overtuigd van nut en noodzaak van die wet. Kan de heer Knops bijvoorbeeld aangeven op welke manier de wet inderdaad heeft bijgedragen tot vermindering van de dreiging van terrorisme?

Voorzitter. Wij hebben dan in ieder geval ruimte om te werken aan een betere rechtsgrondslag voor de kosten van de ID-kaart en in de tussentijd vervalt ook het financiële probleem van het Rijk en van de gemeenten. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

De minister geeft in de memorie van toelichting aan dat deze wet slechts tijdelijk van aard is. Hoe komt het dat de status van de Nederlandse identiteitskaart als een in de Paspoortwet geregeld reisdocument nog niet is geregeld? Wanneer kan de Kamer het wijzigingsvoorstel tegemoet zien? Ik neem aan dat de minister wel van plan is om rekening te houden met de principiële overwegingen van de Hoge Raad. Kan de minister aangeven hoe hij dit gaat doen?

Ik rond af. Zoals uit het voorgaande mag blijken, heeft mijn fractie op dit moment twijfels of dit wetsvoorstel wel de goede weg wijst. Zorgvuldigheid is gewenst. Ik hoor daarom graag de antwoorden van de minister op mijn vragen.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

 


Labels
Bijdragen
Cynthia Ortega

« Terug

Archief > 2011 > september