Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Nota Ruimte'

donderdag 24 september 2009 16:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Met de vaststelling van de AMvB Ruimte wordt een belangrijke eerste stap gezet in het toegankelijker maken van het rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. De belangrijkste reeds bestaande rijksregels die moeten doorwerken in de provinciale en lokale ruimtelijke ordening, worden hiermee gebundeld in een overzichtelijk besluit. Maar vandaag kijken wij ook wel wat vooruit. Wat kan de Kamer van deze minister verwachten in de tweede fase, waarin het gaat om nieuwe keuzes? Ik loop daarbij verschillende onderdelen langs.

Allereerst is dat het bestaand bebouwd gebied. Overbodige regels moeten wij voorkomen. Vanuit de provincies komt de vraag of het bijvoorbeeld wel nodig is dat zij in hun verordening elke vier jaar de begrenzing van bestaand bebouwd gebied vastleggen. Dat is eigenlijk een zorg van overregulering. Daarom is mijn vraag of het niet eenvoudiger zou zijn om uit te gaan van onherroepelijk geworden bestemmingsplannen. Ik zie echter ook wel het risico van overgangstermijnen, bijvoorbeeld als het gaat om een plan dat al wel in het streekplan staat, waarover ook afspraken zijn, maar dat nog niet in een bestemmingsplan staat. Hoe gaan wij dan om met die overgangstermijnen?

Een volgend punt is de voorkeursvolgorde. In deze commissie hebben wij al vaak gesproken over het volbouwen van het volgende weiland. Het besluit maakt een onderscheid tussen bouwen binnen de stad, aan de stad en daarbuiten, maar geeft geen voorkeursvolgorde, bijvoorbeeld -- dat is uiteraard de voorkeur van de ChristenUnie -- voorrang aan bouwen binnen de stad. Het wijzigen van de voorkeursvolgorde is volgens de minister niet beleidsneutraal en dus niet opgenomen in het besluit. De minister wil wel bezien of dit kan worden geregeld in een aanvulling op het besluit. De ChristenUnie vindt deze reactie wel een beetje procedureel, want wij hebben het uitgangspunt al vastgelegd in een structuurvisie Randstad 2040. Wat de ChristenUnie betreft wordt het besluit op dit punt daarom spoedig aangescherpt. Daarom de vraag wanneer de Kamer een voorstel van de minister kan verwachten.

Nieuwe infrastructuur in rijksbufferzones is volgens het besluit mogelijk als die geen belangrijke belemmering oplevert voor de dagrecreatie en goed is ingepast. Dat wil echter niet zeggen dat ook naar alternatieven wordt gekeken die geen doorsnijding van de rijksbufferzone betekenen. De minister stelt dat verplicht afwegen van alternatieven een aanmerkelijke verscherping van het bestaande beleid zou zijn. Ook deze reactie begrijpt de ChristenUnie, ook weer vanuit het uitgangspunt dat het besluit zo veel mogelijk beleidsneutraal is. Toch zou ik graag een meer inhoudelijke reactie van de minister horen, omdat het op zich wel een redelijk voorstel is en helemaal als dit in een brede verkenning conform het advies van de commissie-Elverding gebeurt.

Volgend punt is de ecologische hoofdstructuur in relatie tot de AMvB Ruimte. Nog niet in elke provincie is de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur vastgelegd. Wat is concreet het gevolg voor de bescherming van de gebieden waar in de toekomst realisatie van de ehs voorzien is, nu hiervoor in de AMvB geen specifieke regelingen zijn opgenomen? Dat is een zorgpunt. Of leg ik het probleem nu bij het verkeerde? Liggen de problemen misschien ergens anders, bijvoorbeeld bij een gebrek aan goede financiering voor uit te kopen boeren? Waar ligt het probleem precies, maar wel gezien vanuit het ruimtelijkeordeningsvraagstuk, en wat kunnen wij hiermee met de AMvB?

Het lopende overleg en de besluitvorming over realisatie van de ehs moeten met deze AMvB natuurlijk niet op slot worden gezet. Daarom ook mijn vraag hoe deze AMvB kan helpen bij de ambities van het kabinet. Graag een reactie van de minister op de suggesties van verschillende natuur- en milieuorganisaties voor een betere borging van de ehs, daarbij natuurlijk rekening houdend met de belangen van de boeren die nu vaak deze gebieden beheren. Concreet wordt genoemd de verwijzing bestemmingsplannen door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid, zoals ook door de minister is genoemd. In de AMvB wordt dit niet verplicht. Bestaat dan niet de kans op onnodige vertraging op het moment dat een perceel in natuur kan worden omgezet, als een gemeente slechts een agrarische bestemming heeft toegekend zonder die wijzigingsbevoegdheid? Dat zou jammer zijn.

Mijn laatste vraag over de ehs betreft de status van de spelregels ehs, nu het de provincies vrijstaat om deze spelregels wel of niet op te nemen in hun verordening. In hoeverre zijn deze spelregels toegepast op de militaire terreinen? Die worden in deze AMvB geheel uitgesloten van de ehs, terwijl bij mijn weten in het Structuurschema Militaire Terreinen dit niet voor alle terreinen geldt. Dus waarom alles uitgezonderd? Een militair terrein hoeft niet per se tegenstrijdig te zijn met natuur. Ik denk even aan het prachtige gebied waar ik elke dag met de trein doorheen rijd, de Veluwe.

Het volgende onderwerp betreft arbeidsplaatsen en ov. De afgelopen tien jaar is het aantal arbeidsplaatsen bij hoogwaardig-openbaarvervoerknooppunten verhoudingsgewijs gedaald. Dat er wel sprake is van een absolute groei doet daar niets aan af, want elders is de groei hoger. De ChristenUnie snapt dat maatwerk nodig is, maar het huidige tekstvoorstel is niet echt een prikkel om te bereiken dat werklocaties vaker dan nu worden gerealiseerd in de nabijheid van goed openbaar vervoer. Zou het een goed idee zijn om als variant op de SER-ladder ook een soort van mobiliteitsladder op te nemen in de AMvB Ruimte? In het MIRT is er al wel een spelregelkader voor het financiële vraagstuk hiervan, maar in de AMvB zou je dit ruimtelijk en procedureel een plek kunnen geven. Een goed voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. De infrastructuur moet gelijk opgaan met de woningbouw, de financiering van de plannen voor de auto, een parallelstructuur van de A12, is met voorrang geregeld, maar voor het ov lees ik echter weer het argument van onvoldoende vervoeropbrengst voor hoogwaardig ov. Dat is echter mijn vraag helemaal niet. De vraag is of het ov van zodanige kwaliteit is dat de nieuwe bewoners voldoende worden gestimuleerd om hiervan gebruik te maken. Dat kan een aanloopverlies in de beginjaren betekenen, maar ook een veel groter ov-aandeel in de toekomst. Mij is nog steeds niet duidelijk of de huidige ov-plannen in de Zuidplaspolder voldoende zijn en hoe hard deze plannen zijn. Is bijvoorbeeld de financiering van de ov-halte Gouweknoop al rond?

De heer Van Heugten (CDA): In de Zuidplaspolder is uiteindelijk gekozen voor een beperkte hoeveelheid woningbouw. Dat is ook zo afgesproken. Er wordt geïnvesteerd vanuit de grondexploitatie in openbaar vervoer, maar mevrouw Wiegman wil nu naar hoogwaardig openbaar vervoer. Als dit allemaal uit dezelfde grondexploitatie moet komen, waaruit betalen wij dat dan?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik begrijp het financiële vraagstuk, maar het gaat mij nu even om het ruimtelijke vraagstuk en de spelregels die wij hebben afgesproken. Hoe komt een en ander zo vanzelfsprekend tot stand? Met de wegen is het vaak wel in orde, maar van het openbaar vervoer vraag ik mij af of het niet anders en niet beter kan. Het is natuurlijk een financieel vraagstuk, maar het is ook een ruimtelijk en inhoudelijk vraagstuk hoe je mensen kunt stimuleren om gebruik te maken van het openbaar vervoer en om niet heel vanzelfsprekend de auto te pakken over die weg die heel vanzelfsprekend al weer is aangelegd. Dat is de vraag die ik wil aanstippen. Natuurlijk begrijp ik dat er voor openbaar vervoer een bepaalde schaal en maat moet zijn. Dat begrijp ik allemaal. Als het gaat om de totstandkoming van dit hele proces -- wij hebben het over een nieuw project -- dan constateer ik dus dat die weg die eerder is meegenomen, gerealiseerd en gefinancierd, rond is en daarmee een voorsprong heeft op het openbaar vervoer.

De heer Van Heugten (CDA): Een vraag snap ik, maar u wilt het ook wettelijk verankeren. Dat betekent dat dit straks voor elke locatie in Nederland gaat gelden. Hoe wilt u dat dan realiseren?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wat ik graag wettelijk meer zou willen verankeren… Evengoed als wij een SER-ladder hebben voor bijvoorbeeld bedrijventerreinen, zou ik dat voor mobiliteit willen. Ik bedoel dat je jezelf dwingt om even een paar stappen te nemen, om na te denken wat wij moeten realiseren, wat logisch is en wat mogelijk is. Je zou niet bij voorbaat al moeten zeggen dat die weg er uiteraard moet komen en dat het openbaar vervoer in het hele denkproces onvoldoende aandacht krijgt. Dat zou ik ruimtelijk en procedureel meer plek willen geven in de AMvB.

Tot slot zou de ChristenUnie graag zien dat de minister in haar verkenning naar mogelijk nieuwe sleutelprojecten ook ontwikkelingen buiten de Randstad meeneemt. In de Nota Ruimte zijn immers ook buiten de Randstad nationale stedelijke netwerken aangewezen en projecten van nationaal belang.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman
Natuur en Milieu

« Terug

Archief > 2009 > september