Bijdrage Carola Schouten aan het wetgevingsoverleg Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

maandag 22 april 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een wetgevingsoverleg met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

Kamerstuk:    33 519

Datum:            22 april 2013

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Het is twee jaar en een maand geleden dat hier een discussie plaatsvond over het rapport-Veerman. Heel veel punten die toen aan de orde kwamen, zijn ook nu weer aan de orde gekomen. Dat is niet verwonderlijk, want het wetsvoorstel is deels een uitwerking van dat rapport. In dat debat voerde de heer Rouvoet het woord en hij was op hoofdlijnen positief over de voorstellen van Veerman. Ook ik kan me nu bij zijn standpunt aansluiten wat betreft het wetsvoorstel. De intenties zijn goed, maar over de uitwerking hebben wij nog wel enkele opmerkingen. Laat ik in ieder geval zeggen dat ik heel blij ben met het belang dat gehecht wordt en de stevige basis die geboden wordt aan matching en betere begeleiding. Daar is namelijk veel winst te boeken. We zien nog wel wat kansen voor de studiebijsluiter om meer gerichte informatie te bieden aan studenten. Wat betreft de Associate degree sluit ik me aan bij eerder gestelde vragen. Ik had bijna dezelfde vragen als de heer Bisschop. Krijgt het echt een eigenstandige kwalificatie? Dat blijft toch wel een groot punt in de gehele discussie. Nogmaals, de intenties zijn goed, maar het moet in de praktijk wel als zodanig worden gewaardeerd. Kan de minister daar wat meer duidelijkheid over geven?

Het heikele punt in dit wetsvoorstel is de collegegelddifferentiatie. Daar is al menig interruptiedebatje over gevoerd. Mijn fractie was en is nog steeds van mening dat als er meer geboden wordt voor een excellente opleiding -- die heeft duidelijk dat stempel van de NVAO gekregen -- daar dan iets tegenover mag staan. We hebben destijds echter ook gezegd dat niet de financiën maar het talent van de student het selectiemechanisme voor een excellent programma moet zijn. In het wetsvoorstel staat dat er tot vijfmaal het wettelijk vastgestelde collegegeld gevraagd mag worden. Dat vormt volgens ons ongetwijfeld een belemmering voor de toegankelijkheid van een excellent programma. Daar kan weliswaar heel goed onderwijs tegenover staan, maar daardoor worden wellicht wel de beste docenten weggehaald uit het niet-excellente onderwijs. Welk effect heeft dat op het niet-excellente onderwijs?

Wij zien er dus wel degelijk een gevaar in vijfmaal het collegegeld vragen. Vandaar ons amendement om de differentiatie te beperken tot maximaal twee keer het wettelijke collegegeld. Daarmee krijgen instellingen de ruimte om meer excellentie in te brengen, maar raakt dit de studenten niet geheel. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op dit amendement.

Wij hebben ook zorgen over de selectie. Evenals de Raad van State erkent de minister dat het bachelordiploma op dit moment nog niet de civiele waarde heeft van een volwaardige kwalificatie op de arbeidsmarkt, hoe graag wij dat ook wilden toen wij het bachelor-mastersysteem invoerden. In dit voorstel lijkt het erop dat zelfs een vorm van selectie in de masterfase gaat plaatsvinden. Dat is een stap verder dan alleen het afschaffen van de doorstroommasters. In de wet staat dat straks kwalitatieve toelatingseisen gesteld kunnen worden aan doorstroming naar de master. Kan dan bijvoorbeeld ook gevraagd worden dat studenten minimaal drie talen spreken, waardoor je toch wat meer selectie krijgt in de masterfase?

Ik heb hierover een vraag die met name gaat over een bachelor die verwant is aan de master die iemand gaat volgen. Wat ons betreft zou een bachelor recht moeten geven op doorstroming naar een verwante master. Als je bijvoorbeeld een bachelor bedrijfskunde hebt gevolgd in Rotterdam, moet je ook kunnen doorstromen in een master bedrijfskunde. Wij willen niet dat iemand straks overal moet hengelen om alsjeblieft te worden toegelaten. Dat laatste is echt een angst. Ik wil graag dat de minister die angst wegneemt. Anders heb ik een amendement om dit in ieder geval te waarborgen. Overigens wijs ik erop dat nu al in de wet staat dat iemand met een verwante opleiding al in het schakelprogramma automatisch moet kunnen doorstromen. Het moet dus geen probleem zijn om dit uitgangspunt te regelen. Overigens komt dit uit een amendement-Eurlings/Hamer, dus het moet zowel het CDA als de PvdA aanspreken.

Over het collegegeld voor de schakelprogramma's is ook al het nodige gezegd. De schakelprogramma's zijn vrijwel altijd groter dan 30 ECTS. Boven die grens mag het instellingscollegegeld worden gevraagd. Er is nu al een ontwikkeling gaande dat schakelprogramma's worden geïntegreerd in bestaande vooropleidingen, de hbo-bachelors, bijvoorbeeld in de vorm van een minor in het laatste jaar. Helaas is dat nog niet overal het geval. Vaak blijken de programma's al 60 ECTS nodig te hebben om dit hiaat op te vangen. Wij kunnen nu heel veel discussie hebben over 30 of 60 ECTS, maar wat de ChristenUnie betreft gaan wij de regel dat dit in de vooropleiding al goed geborgd moet zijn, veel meer als uitgangspunt nemen. Ik meen dat de heer Klaver het ook al zei: laten wij dit onderdeel tijdelijk nog niet in werking laten treden totdat dit echt goed geborgd is. Dat is de beste oplossing voor dit probleem. Anders krijg je nog steeds arbitraire discussies over 30 of 60 ECTS en de toegestane hoogte van het collegegeld. Ik ben benieuwd hoe de minister tegenover dit voorstel staat.

Ook wij zijn geschrokken van de enorme bedragen die soms gevraagd worden voor een tweede master. In navolging van de heer Bisschop geef ik toe dat ook mijn fractie hiermee destijds heeft ingestemd, maar gezien de ontwikkeling bij een aantal studies willen wij toch bekijken of enige uniformering mogelijk is. Ik zeg erbij dat dit niet voor alle studies geldt; bij een aantal studies gaat het zeer goed. Ik heb met belangstelling naar het amendement van de heer Rog gekeken dat over dit onderwerp gaat, hoewel vijf keer het collegegeld nog wel erg hoog is. Nogmaals, hoe kijkt de minister aan tegen het feit dat de kosten voor een tweede master bij bepaalde studies wel heel erg de pan uit rijzen? Ziet zij mogelijkheden om hierin wat meer uniformering aan te brengen?

Wij hebben ook enkele vragen over macrodoelmatigheid. Nu is de procedure dat er advies van de Commissie doelmatigheid hoger onderwijs volgt na een verzoek en dat de minister daarna een beslissing neemt. Waarom vindt de minister het nu nog noodzakelijk om de wet aan te scherpen inzake de toelating van nieuwe opleidingen? Waarin zit die noodzaak? In de huidige wet staat al dat beleidsregels worden vastgesteld op basis waarvan de minister de aanvragen beoordeelt.

Blijven deze beleidsregels straks hetzelfde? Zouden die anders nog kunnen worden voorgelegd aan de Kamer? Er komt nu een ministeriële regeling, die natuurlijk altijd kan worden voorgelegd. Wat ons betreft zou echter moeten worden bekeken of er niet een AMvB van kan worden gemaakt, omdat wij het graag door de Raad van State willen laten checken. Dit is natuurlijk een beetje een spannend speelveld, ook met betrekking tot de vrijheid van instellingen. Wat bijvoorbeeld als een nieuwe opleiding wordt geblokkeerd door de minister? Zijn daar goede gronden voor? Hoe zit het met de macrodoelmatigheid? Staat dat inderdaad in verhouding tot elkaar? Hoe kijkt de minister hiertegen aan en kan zij hier wat meer duidelijkheid over bieden?

We hebben in de Kamer al genoeg discussies gevoerd over de overgang van het mbo naar het hbo. De cijfers wijzen toch wel wat anders uit. Aan de ene kant lijkt het lastiger om een start te maken in een niet-verwante opleiding in het hbo. Aan de andere kant maken mbo-studenten die hbo-opleiding vaak toch af. Dat heeft ook te maken met een stuk motivatie. Wij kunnen ons allemaal wel afvragen hoe we dat al dan niet moeten beperken, maar wat ons betreft zou er veel meer aan de voorkant moeten worden gecheckt hoe gemotiveerd iemand is. Weet men waar men aan begint? Ook moet er begeleiding zijn vanuit de hbo-instelling, zodat de echt gemotiveerde studenten -- in sectoren zoals de techniek en de zorg zijn die heel hard nodig -- niet al bij voorbaat worden uitgesloten. Dat zou voor Nederland en zeker voor de studenten natuurlijk heel erg jammer zijn.

Ik rond af met een vraag over de zogenaamde basis- of tussenjaren. De minister geeft zelf aan dat het heel waardevolle jaren zijn. Het beperkt de uitval van studenten in de bachelor en de eventueel daarna volgende master enorm, omdat de studenten zich in dat jaar bezinnen op de vraag welke kant ze uit willen en welke studie voor hen de juiste is. Deze basis- of tussenjaren komen nu echter zeer zwaar in de verdrukking vanwege de onzekerheid over het sociaal leenstelsel. Als inschrijven voor een basisjaar het risico met zich brengt dat je geen studiefinanciering meer krijgt als je later aan de bachelor begint, dan sla je dat tussenjaar maar over en ga je gelijk door. Het risico is ook dat die basisjaren in een gat komen te vallen, met alle problemen van dien. Het mooiste zou zijn als er snel duidelijkheid zou komen over het sociaal leenstelsel. Daar hebben we al vele moties over ingediend maar dat komt er helaas maar niet van, zo lijkt het. Is de minister in ieder geval bereid om in overleg te treden met de aanbieders van basis- of tussenjaren, om te voorkomen dat het kind met het badwater wordt weggegooid en die basisjaren straks verdwijnen vanwege de onduidelijkheid over het sociaal leenstelsel? Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carola Schouten
Onderwijs

« Terug

Archief > 2013 > april