Vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Rouvoet (ChristenUnie) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over «string in je bil»-party’s.(Ingezonden 25 september 2002)

1. Hebt u kennisgenomen van het bericht 1 «Voor «doekoe» gaan dames met de billen bloot», en de antwoorden d.d. 18 juni 2002 van de burgemeester van Rotterdam op vragen van het raadslid A.C.A. Vlaardingerbroek inzake de uitzending van Rotterdam TV over «String in je bil»-party’s? Is het bericht waar dat ook minderjarige personen deelgenomen hebben aan dergelijke party’s?
   
2. Kunt u aangeven welke activiteiten wel en niet binnen de ruimte van een reguliere exploitatievergunning aan discotheken toegestaan zijn? Passen de activiteiten waaraan in bovengenoemde vragen gerefereerd wordt (het ophitsen van minderjarigen om voor geld hun geslachtsdeel te laten zien, het maken van video-opnamen daarvan en het verspreiden van deze opnamen) naar uw oordeel binnen een dergelijke vergunning?
   
3. Is bekend of ook op andere plaatsen in Nederland dergelijke party’s plaatsvinden?
   
4. In hoeverre zijn dergelijke party’s dan wel de verspreiding van beelden daarvan in strijd met de zedelijkheidswetgeving?
   
5. Hebt u er kennis van genomen dat de ouders van betrokken jongeren samen met de Stichting Stanvaste Jongeren en Migranten Omroep NL en de Stichting JMPR (Jongeren Motivatie Project Rotterdam) de politiek dringend verzocht hebben iets tegen deze activiteiten te ondernemen? Welke beleidsgevolgen zijn of worden aan dat verzoek verbonden?
   
6. Bent u het ermee eens dat voornoemde activiteiten in strijd zijn met de goede zeden en derhalve voorkomen moet worden dat dergelijke evenementen plaatsvinden? Zo ja, welke maatregelen worden daartoe getroffen?

1 Het Rotterdams Dagblad d.d. 19 april jl.

Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 24 oktober 2002)

1. Ja. De geconstateerde feiten zijn door de politie en het openbaar ministerie getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. Er is daarbij geen bevestiging gevonden voor de veronder-stelling dat er (ook) minderjarige personen hebben deelgenomen aan de genoemde party’s.
   
2. Een exploitant van een horecagelegenheid, zoals bijvoorbeeld een discotheek, mag geen straf-bare feiten in de inrichting plegen, toestaan of gedogen. Een exploitant mag geen activiteiten ontplooien die de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting nadelig beïnvloeden. Verder mag een exploitant niet de specifieke vergunning-voorwaarden, die per gemeente en afzonderlijke inrichting kunnen verschillen, overtreden. Evenmin mogen in een reguliere horecagelegenheid niet bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Dat vereist een vergunning specifiek voor een seksinrichting. Overigens mogen in een reguliere horecagelegenheid geen voor het publiek toegankelijke vermakelijkheden worden georganiseerd waarvan de aanzui-gende werking zo groot is dat nadere ordening is vereist. Daartoe is dan een evenementen-vergunning vereist. Gelet op deze criteria is voor het doen plaatsvinden van de activiteiten, waarvan hier sprake is, geen afzonderlijke evenementenvergunning vereist.
   Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, heeft de politie naar aanleiding van de getoonde beelden geen strafbare feiten geconstateerd. Naar aanleiding van de uitzending en de bevindingen van de politie heeft het college van burgemeester en wethouders evenmin geconcludeerd dat dit feest buiten de kaders van de verleende vergunning treedt. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat zij ten onrechte tot deze conclusie zijn gekomen.
   
3. Mij is daarover geen informatie bekend.
   
4. en 6 Ik heb begrip voor de zorgen over de gang van zaken op dergelijke party’s, waar kennelijk sprake is van uitwassen die, zo ze al niet in strijd zijn met de goede zeden, naar mijn oordeel dan toch zeker strijden met de goede smaak en de welvoeglijkheid. Ik hecht er evenwel aan te benadrukken dat het in de eerste plaats gaat om de eigen verantwoordelijkheid van individuen alsmede de verantwoordelijkheid van ouders – voor zover het zou gaan om minderjarigen. De vraag of, en zo ja, hoe er eventueel tegen dergelijke party’s (strafrechtelijk) zou moeten wor-den opgetreden kan uitsluitend worden beantwoord aan de hand van de in de (zedelijkheids)-wetgeving getrokken grenzen.
   Ingevolge artikel 248a Wetboek van Strafrecht is onder meer strafbaar degene die een minderjarige door betaling opzettelijk beweegt om ontuchtige handelingen te plegen.
   Het maken en vervolgens verspreiden van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige is betrokken, zijn strafbaar ingevolge artikel 240b WvSr.
   Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is door de politie en het openbaar ministerie in Rotterdam geen bevestiging gevonden voor de veronderstelling dat er in de getoonde beelden sprake is van minderjarigheid.
   Bovendien hebben zich geen personen bij de politie gemeld die bezwaar hebben gemaakt tegen het feit dat zij zijn gefilmd. Dergelijke feesten zijn derhalve niet in strijd met de (zedelijkheids)wetgeving. Ik huldig daarom de opvatting dat onvoldoende aanleiding bestaat tegen dergelijke feesten op te treden.
   
5. Ja, met dien verstande dat mij alleen een verzoek van de jongerenredactie van Radio Stanvaste bekend is. Door de jongerenredactie van Radio Stanvaste zijn schriftelijke vragen gesteld met een verzoek aan de Commissie Bestuur en Veiligheid van de Rotterdamse gemeenteraad om iets te doen aan de «string in je bil»-party’s. Mede blijkens het verslag van de vergadering van deze commissie d.d. 5 september 2002 zijn of worden aan dat verzoek geen gevolgen verbonden.