Wijzigingsvoorstellen Grondwet n.a.v. eindrapport Staatscommissie parlementair stelsel

woensdag 02 december 2020 00:00

Kamerstuk 35532

Bijdrage aan een wetgevingsoverleg met minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Meneer de voorzitter. Vandaag liggen er twee grondwetswijzigingen voor die gaan over de senaat. De Eerste Kamer, die vooral bedoeld is als kamer van reflectie en als taak heeft om voorstellen voor wetgeving te heroverwegen. In die rol draagt ze ook bij aan de kwaliteit van wetgeving. Ze toetst die voorstellen op democratische legitimiteit, op doelmatigheid, op strijdigheid met de Grondwet en internationale verdragen, en bewaakt de rechten van burgers en toetst ook op de juridisch-technische en juridisch-dogmatische aspecten.

Toch zijn er — meneer Van Otterloo wees er al op — al heel erg lang vragen over hoe Tweede Kamer en Eerste Kamer zich tot elkaar moeten verhouden en is er vaak naar gezocht, ook met behulp van staatscommissies, hoe die samenwerking kan worden verbeterd om een duidelijker positie in het stelsel te krijgen. Nu stelt de minister voor om inderdaad terug te gaan naar het systeem van vóór 1983, om de Eerste Kamer niet eens in de vier jaar te laten kiezen door de Provinciale Staten maar eens in de drie jaar voor de helft te verkiezen, dus de zittingsduur te verlengen.

Voorzitter. Het argument dat het kabinet daarvoor aandraagt is dat de Eerste Kamer die kamer van heroverweging moet zijn en minder politiek zou moeten zijn, en dat de Provinciale Statenverkiezingen minder belast worden met de Eerste Kamerverkiezingen dan onder het huidige regime.

Het voorstel betekent een de facto verhoging van de kiesdrempel van een vijfenzeventigste naar een zevenendertigste of een achtendertigste, dus bijna een verdubbeling van de kiesdrempel. Dus kleinere partijen behalen in bepaalde doorrekeningen — dat hebben we gezien in het rapport van de heer Otjes — niet of niet standaard een zetel. Die zorg is ook door andere partijen al geuit. De enige manier om dat dan nog tegen te gaan, is door rekening te houden met de restzetelverdeling, maar als dat plaatsvindt op basis van hoe we dat nu doen, op basis van de grootste gemiddelde, dan betekent dat ook de facto dat kleinere partijen bijna niet zullen terugkeren of geen kans maken op die restzetels. Ook daar zul je wat aan moeten doen.

Voorzitter. De democratische legitimatie van de Eerste Kamer kan ook ter discussie worden gesteld omdat de driejaarlijkse verkiezing van de helft van de Eerste Kamer tot wel drie jaar na de Statenverkiezingen zou kunnen plaatsvinden. Dan kan het gebeuren dat de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen duidelijk maakt dat de regering haar meerderheid in de Eerste Kamer verliest, maar dat die verandering zich pas drie jaar later zal voltrekken. Dan kunnen er vragen rijzen over de democratische legitimatie van de Eerste Kamer. Meerdere staatscommissies hebben zich hierover gebogen. De commissies-Van Schaik en Cals/Donner hebben aanleiding gegeven om destijds van dit systeem af te stappen. De staatscommissie-Remkes haalt eigenlijk dezelfde argumenten aan en adviseert het kabinet om niet de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer aan te passen. Kan de minister nog eens toelichten hoe zij aan deze bezwaren tegemoet wil komen en waarom die nu anders gewogen zouden moeten worden dan destijds? Zou de wens van meer continuïteit in de senaat niet met minder vergaande manieren bereikt kunnen worden? Zou nu niet op zijn minst duidelijk moeten worden gemaakt dat er voor een ander systeem voor de restzetelverdeling gekozen zal worden dan nu het geval is als het gaat om de kleinere partijen? Dit raakt namelijk aan de evenredigheid van ons stelsel, maar ook aan de representativiteit van ons stelsel.

Voorzitter. Dan het tweede voorstel.

De voorzitter:
Voordat u naar het tweede voorstel gaat, een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):
Nou, sterker nog: een partij als de ChristenUnie zal in de Eerste Kamer fors kleiner worden. De ChristenUnie heeft nu vier zetels. Dan gaan Provinciale Staten stemmen voor 37 zetels en krijgt de ChristenUnie er eentje. En dan een paar jaar later voor de 38 zetels, weer eentje. Dus dat zou zomaar eens kunnen betekenen — de kiesdrempel wordt gewoon verdubbeld — dat er van de ChristenUnie weinig overblijft in de Eerste Kamer. Nu is de ChristenUnie een coalitiepartij. Is dit desondanks iets waar de ChristenUnie straks mee akkoord gaat en voor gaat stemmen?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De heer Bosma wijst op een heel belangrijk punt voor de ChristenUnie, de vertegenwoordiging van de kleinere partijen in het stelsel. Dat geldt niet alleen voor de ChristenUnie, dat geldt voor veel meer partijen, en met de huidige versplintering van het politieke landschap voor steeds meer partijen. Dat kunnen we zien. Dit is een belangrijk zorgpunt voor de ChristenUnie; dat proeft de heer Bosma heel goed. Ik kan op dit moment geen hom of kuit geven. Ik heb aangegeven wat wij belangrijk vinden. Ik wacht de reactie van de minister af. Ik neem dat mee terug naar mijn fractie, maar op dit moment hebben wij hele grote vragen bij dit wetsvoorstel.

De heer Martin Bosma (PVV):
Het siert mevrouw Van der Graaf op zich dat ze nog even wacht, misschien tot de tweede termijn, om hom of kuit te geven. Zo hoort dat eigenlijk ook, maar ik kan me toch niet voorstellen dat de ChristenUnie stemt voor een plan dat gewoon betekent dat die partij in de Eerste Kamer gehalveerd wordt. Ik rekende het zojuist even voor. Van vier zetels gaan jullie gewoon naar twee zetels. Nogmaals mijn vraag: steunt de ChristenUnie, als coalitiepartij, dit voorstel?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik kan daar nu geen steun voor uitspreken. Ik heb dat net aangegeven. Wij hebben nu dit debat. Ik heb daar grote vragen neergelegd. Het effect en het risico van afhankelijk zijn van restzetels worden groter naarmate een partij kleiner is. Daar zitten gewoon zorgen in. Dat wordt zelfs verviervoudigd op het moment dat je in twee keer gaat stemmen. Dus het heeft grote risico's. Dit raakt ook aan de representativiteit van ons stelsel en ook van de senaat, dus wij hebben hier grote zorgen bij. Ik kan nu geen hom of kuit geven. Ik kan alleen wel aangeven dat wij grote vragen hierbij plaatsen.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker.

Dan kom ik op het voorstel over de tweede lezing van de Grondwet in verenigde vergadering. Het voorstel is om dat te doen in verenigde vergadering, waarbij een tweederdemeerderheid van de 250 aanwezigen noodzakelijk is. De gekozen burgemeester had onder dit regime wel een tweederdemeerderheid gehaald in de gemeenschappelijke vergadering, dat is misschien goed om hierbij nog even te benoemen. Het kabinet geeft aan dat dit als gevolg heeft dat een minderheid van bijvoorbeeld 28 zetels in de Eerste Kamer niet meer uit zichzelf een grondwetswijziging kan tegenhouden. Nu is dat wel het geval, ook wanneer er een recent politiek mandaat ligt om dat wel te doen. Het wijzigen van de Grondwet is in Nederland bijzonder lastig. Dat wordt hiermee enigszins vereenvoudigd, geeft het kabinet aan. Het wordt dus inderdaad makkelijker om de Grondwet te wijzigen. De rol van de Eerste Kamer als kamer van heroverweging wordt op deze manier, zoals het nu is voorgesteld, ingeperkt. Het gewenste effect kan ook tegengesteld optreden. Wanneer slechts een kleine meerderheid van de nieuw gekozen Tweede Kamer een grondwetswijziging wil — bijvoorbeeld 78 zetels, waarmee we nu regelmatig voorstellen aan een meerderheid helpen — en de voltallige Eerste Kamer, met 75 zetels, dat ook wil, dan is ook die tweederdemeerderheid bereikt. Daarbij komt dus niet de zwaardere stem van de Tweede Kamer meer naar boven, maar die van de Eerste Kamer. Ik vraag het kabinet daarop te reflecteren. Acht de minister dat wenselijk? Zou het dan niet op z'n minst wenselijk zijn dat je een drempel inbouwt, namelijk dat in ieder geval de helft, de meerderheid van beide Kamers, voor een voorstel moet zijn? Dus als drempel in die tweederdemeerderheid, om dit punt tegen te gaan. Daar zou ik heel graag een reactie op ontvangen van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf.

Labels
Bijdragen
Binnenland
Stieneke van der Graaf

« Terug

Archief > 2020 > december