Bijdrage debat staat van de Europese Unie

dinsdag 10 oktober 2006 12:03

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. De heer Van der Ham heeft een mooi voorstel gedaan. Ik vraag mij echter wel af of je om Europa op de kaart te zetten als fractievoorzitters naar Brussel moet gaan. Zelf heb ik voorgesteld om met de fractievoorzitters naar een aantal nieuw toegetreden Europese lidstaten te gaan, wat helaas door een brede meerderheid van mijn collega's werd afgewezen.

De heer Van der Ham (D66):
Ik wil nog even iets corrigeren. Doordat wij op een doordeweekse dag vergaderen, kan het enkele lid van het Europees Parlement namens D66, Sophie in 't Veld, hier niet aanwezig zijn. Ik heb diverse oproepen gedaan om op een andere dag te vergaderen, wat helaas niet werd gehonoreerd. Zij had hier graag aanwezig willen zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik weet niet in hoeverre dit een reactie is op mijn reactie op het voorstel van de heer Van der Ham. Hij heeft het in ieder geval gezegd zodat het in de Handelingen staat: zij is verontschuldigd.

Ik heb een weinig originele start: wij zijn anderhalf jaar verder na de verwerping van de Europese grondwet. Collega Van Baalen zei terecht dat die verwerping niet alleen aan het kabinet te danken is; er was een actief neekamp. Maar toch, ere wie ere toekomt: het kabinet was zeer behulpzaam bij het uiteindelijk verworpen krijgen van deze grondwet.

Na het referendum is de "denkpauze" van start gegaan. Collega Van der Staaij zei met de van hem bekende fijnzinnige humor: denk erom, een denkpauze is iets anders dan een pauze in het denken. Ik heb sterk het gevoel dat het toch een pauze in het denken is geworden, wat een verkeerde interpretatie van "denkpauze" is. Daar slaan ook de opmerkingen van mevrouw Kroes over de verkiezingsprogramma's op. Als je het cynisch wilt zien, zijn veel van de verkiezingsprogramma's een fraaie uitdrukking van die pauze in het denken. Mevrouw Kroes was terecht verbijsterd door de vage of soms zelfs ontbrekende Europese paragrafen.

De activiteiten van de regering zijn vooral gericht geweest op het creëren van meer draagvlak voor de Europese Unie. Er zijn adviezen verschenen over hoe het vertrouwen van de Nederlandse burger kan worden hersteld en over hoe Europese structuren beter in het Nederlandse staatsbestel kunnen worden geïncorporeerd. De regering gaat meer investeren in voorlichting en communicatie. Er is echter meer nodig om het vertrouwen van de Nederlandse burger te herwinnen.

Met de opheffing van de Europese deling en de daaruit voortkomende toetreding van tien nieuwe lidstaten heeft de Europese Unie een nieuwe historische fase bereikt. Deze staat niet meer primair in het teken van garanties voor vrede en welvaart en het verzoenen van Frankrijk en Duitsland. Daarmee is ook de vraag naar de legitimiteit van de Europese Unie in discussie gekomen. Het debat na 1 juni 2005 had niet moeten gaan over "hoe nu verder met de grondwet?" maar over de toekomst van de Europese samenwerking. Daarover is het te stil gebleven, in ieder geval in Nederland.

Het einddoel van de Europese Unie is grotendeels bereikt. De Unie dient dan ook veel meer gericht te worden op versterking van de nationale staten dan op verdere verdieping van de Europese samenwerking. Wel moet een herziening van de Europese verdragen plaatsvinden, gericht op het efficiënter en transparanter maken van de bestaande samenwerking in die Unie van meer dan 25 lidstaten.

Concreet betekent dit dat er duidelijke grenzen moeten worden gesteld aan de bevoegdheden van de Europese Unie. De Unie moet zich dan ook losmaken van de mijns inziens terechte argwaan die vele burgers hebben, namelijk dat de Unie zich met een niet te verzadigen machtshonger steeds verder en dieper "invreet" in de nationale soevereiniteit. Deze onverzadigbaarheid zit momenteel als een dwingende logica ingebakken in de verdragen. Dat heeft te maken met de wijze van formuleren van de bevoegdheden van de Unie. Deze worden doorgaans omschreven in termen van resultaten, en niet als staatkundig begrensde bevoegdheden. Ik noem bijvoorbeeld de bodemrichtlijn. Uit dit voorbeeld blijkt dat, alle mooie woorden ten spijt, bijvoorbeeld over een meer bescheiden opstelling van de Europese Commissie, ook na verwerping van de Europese grondwet door Frankrijk en Nederland, zelfbeperking nog steeds niet in het woordenboek van de Europese Commissie voorkomt. Toch denk ik dat wij het moeten hebben van de zelfbeperking van de Europese instituties. Een herformulering van de Europese Unie als een internationale instelling met principieel begrensde bevoegdheden is dan ook nodig. Alleen in zo'n staatkundige architectuur krijgen de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en de versterking van de rol van de nationale parlementen zin en houvast. Dan ontstaat er ook ruimte voor institutionele hervormingen, bijvoorbeeld een verkleining van de Europese Commissie. Een fundamentele heroriëntatie van de Europese Unie kan dan ook worden benut om de geografische grens van de Europese Unie vast te stellen. Hierover hebben wij al eerder met de regering gedebatteerd.

Op dit moment heeft de Europese Unie eerst tijd nodig om de snelle uitbreiding tot 25 lidstaten te verwerken. Afspraken met Roemenië en Bulgarije moeten worden nagekomen. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, worden er verder geen nieuwe lidstaten toegelaten, en worden er ook geen perspectieven daarop geboden of kandidaatlidmaatschappen verleend. De fractie van de ChristenUnie hecht teveel waarde aan een goede Europese samenwerking om straks nieuwe lidstaten te laten binnenkomen in een huis in verval. het zij verre van mij om achteraf het besluit over de toetreding van tien nieuwe lidstaten ter discussie te stellen, maar wij kunnen onze ogen niet sluiten voor de stagnatie in de hervormingen die her en der is opgetreden. Dit onderstreept nog eens hoe belangrijk is om de Kopenhagencriteria strikt te hanteren en geen nieuwe toetredingsdata meer vast te stellen. Ik vraag de regering naar haar conclusies uit dit proces.

Dan kom ik ten slotte op de kwestie-Turkije. Dit land blijft zich onwillig opstellen in de onderhandelingen met de Europese Unie. Veel hervormingsmaatregelen zijn nog niet doorgevoerd. Turkije blijft hardnekkig weigeren om Cyprus te erkennen; er is al verwezen naar de weigering een Cypriotisch lid van een delegatie van het Europees Parlement te ontvangen. Hoe is het mogelijk dat Turkije de onderhandelingen zo naar zijn hand kan zetten? Waarom wordt er niet eens een duidelijke streep getrokken? Zo kan bijvoorbeeld worden geëist dat Turkije zijn havens voor het einde van het jaar openstelt voor Cypriotische schepen.

Bij de algemene politieke beschouwingen heb ik de minister-president een vraag gesteld over de erkenning van de Armeense genocide als onderwerp van gesprek bij de onderhandelingen met Turkije. In december 2004 is een motie van mij daarover aanvaard. De minister-president was over dit onderwerp opvallend kortaf. Hij zei: gedane toezeggingen zullen wij nakomen. Ik nodig hem uit, ook gelet op de actualiteit van dit thema in Nederland en het Europees Parlement, hierop wat meer inhoudelijk in te gaan. Hoe stelt hij zich de besprekingen met Turkije op dit punt precies voor? Wat is de inzet van de Nederlandse regering op dit punt?



De heer Blokland:
Voorzitter. Het debat over de voorliggende jaargang van de Staat van de Europese Unie vindt plaats op het moment dat de fracties van dit huis staan te popelen om aan de campagne te beginnen. Ik betreur het echter dat de Europese onderwerpen waarover wij vandaag debatteren zo'n uiterst marginale rol vervullen in de eerste campagneschermutselingen. Bovendien blinken ook de meeste verkiezingsprogramma's niet uit in de weergave van een heldere visie op de toekomst van de Europese Unie en de bijdrage die ons land gaat leveren aan de doorbreking van de huidige institutionele impasse.

In dit verband vraag ik mij overigens af hoe de regering op pagina 7 van de Staat van de Unie met droge ogen durft te beweren dat de bezinningsperiode het afgelopen jaar goed is gebruikt. In de Internationale Spectator van juni 2006 wordt een beeld geschetst dat de werkelijkheid meer benadert. Ik citeer: "Veeleer lijkt het nadenken over de toekomst van de Unie gestopt te zijn en heersen verlamming en een ongemakkelijk stilzwijgen."

In mijn inbreng in dit debat geef ik een aanzet voor het doorbreken van deze impasse. Daarbij is het allereerst nodig, helderheid te creëren, helderheid die de Staat van de Unie 2006-2007 bepaald niet geeft! Ik benadruk nogmaals de noodzaak, de tweevoudig afgewezen Grondwet terzijde te leggen. Deze tekst hangt als een molensteen om de nek van de Europese Unie. Reflectie en debat zijn immers niet gebaat bij de reeds vaststaande conclusie dat de Europese grondwet er hoe dan ook moet komen.

De eurofractie ChristenUnie/SGP is van mening dat de Europese Unie een nieuw verdrag moet krijgen. Aan de andere drie scenario's, kort gezegd Nice, Nice-plus en de Europese grondwet, kleven grote nadelen. Op grond van het verdrag van Nice is verdere uitbreiding na Roemenië en Bulgarije niet mogelijk en kan geen enkel gebruik worden gemaakt van de enkele pluspunten van de Europese grondwet. Ik denk daarbij aan de vereenvoudiging van de verdragsstructuur van de Unie en de voorstellen over subsidiariteit.

Nice-plus is wat ons betreft eveneens geen optie. Ook in dit scenario zullen de lidstaten immers hun wensenlijstjes op tafel leggen, waardoor een eenvoudige uitweg niet zal worden gevonden. Bovendien is Nice-plus eveneens een verdragswijziging die aan de lidstaten en wellicht ook aan de bevolking moet worden voorgelegd. Het lijkt mij dan ook niet raadzaam om de nieuwe ambities van de Europese Unie te verpakken in het upgraden van een gedateerd verdrag.

Aangezien een duidelijke meerderheid van de burgers in Nederland en Frankrijk de Europese grondwet heeft afgewezen, rest de Europese Unie niets anders dan de weg terug naar de onderhandelingstafel te bewandelen. Voor ratificatie van de Europese grondwet is immers unanimiteit vereist, ongeacht hoeveel andere lidstaten de grondwet wel hebben geratificeerd. Dit doet overigens niets af aan mijn verwachting dat de druk op ons land gedurende het Duitse voorzitterschap enorm zal toenemen. Het blijft voor mij de vraag in hoeverre onze toekomstige bewindslieden in Brussel in staat zullen zijn, duidelijk te maken dat de tekst niet opnieuw aan de burgers van ons land zal worden voorgelegd.

Nu ik het toch over de burgers van ons land heb, wil ik overschakelen naar de steun van de bevolking voor verdere uitbreiding van de Unie. De cijfers in de rapportage van het Sociaal en Cultureel Planbureau spreken duidelijke taal. De steun voor verdere uitbreiding is gedurende vijf jaar gedaald van 58% naar 43%. Ondertussen beweert onze regering op pagina 39 van de Staat van de Unie dat zij niet wenst te morrelen aan het geboden toetredingsperspectief van, in dit geval, de Westelijke Balkan. Hoe denkt de regering het draagvlak voor de uitbreiding te vergroten?

Ik wil in ieder geval onderstrepen dat bij toekomstige uitbreidingen voorkomen moet worden dat wij opnieuw onder grote tijdsdruk komen te staan vanwege de naderende toetredingsdatum. Als er al een datum moet worden genoemd -- dat lijkt mij, eerlijk gezegd, onvermijdelijk -- dan in ieder geval een streefdatum en geen einddatum. Op deze manier wordt beter gewaarborgd dat toekomstige lidstaten meer aan de gestelde criteria voldoen.

Een veelgehoord advies om de kloof tussen de burger en Europa te verkleinen, is het advies om te komen tot het politiseren van het debat over Europa in Den Haag. Ik sluit mij daarbij van harte aan. Het is van essentieel belang dat voorstellen uit Brussel door de vakcommissies van dit huis behandeld worden. Hier bevinden zich de specialisten die een politiek debat op inhoud kunnen voeren. Uiteindelijk zijn ook zij degenen die zich zullen buigen over de implementatie. Ik ben van mening dat een goede onderlinge communicatie tussen de Nederlandse Europarlementariërs en deze vakcommissies noodzakelijk is. Dit betekent ook dat mijn collega's van de Tweede Kamer zich bereid moeten tonen, daadwerkelijk naar Brussel te gaan als zij worden uitgenodigd. Ik ben van mijn kant bereid mij voor een substantiële verbetering van de onderlinge communicatie in te zetten.

Bron: ongecorrigeerd stenogram
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat staat van de Europese Unie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > oktober