Bijdrage Ernst Cramer algemeen overleg Loodsenwet en maritieme noodhulp

woensdag 21 april 2010 10:00

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Onder andere op basis van de informatie die de minister heeft doen toekomen, kunnen en moeten wij constateren dat het loodswezen een uitstekend product levert. Deze conclusie is belangrijk. Het loodswezen houdt namelijk ferm stand in de internationale benchmarks, zowel qua kwaliteit als qua prijs. Dat is een buitengewoon goede prestatie die wij niet lichtvaardig onder stoelen of banken moeten steken. Over goede kwaliteit tegen een gemiddeld tarief werd vroeger alleen gesproken met betrekking tot de markt. Daar was de gulden namelijk een daalder waard. De marktwerking spreekt de ChristenUnie echter veel minder aan. De minister schrijft in zijn brief onder het kopje "bevindingen, inzicht in toekomstig beleid" over de marktwerking. Kan het echter ooit wat worden met die marktwerking? Er zijn namelijk relatief weinig loodsen en als gevolg daarvan zal er dus concurrentie ontstaan om die mensen in dienst te krijgen. Net zoals eerder besproken, is het de vraag of je dus wel echt concurrentie krijgt. Kun je kiezen tussen de groene of de blauwe loodsboot of is er alleen concurrentie op het moment van de aanbesteding, omdat het daarna weer één aanbieder is? Nederland is mijns inziens namelijk te klein om verschillende aanbieders te hebben.

Verder ga ik in op de kruissubsidiëring. Er is bij een aanbesteding best een partij te vinden die de beloodsing in Amsterdam of Rotterdam wil doen, maar wil die partij dat ook in de Eemshaven doen? Ik vraag mij dit af. Ik denk dat wij niet moeten onderschatten dat marktwerking vaak druk oplevert in de vorm van "cherry picking", waarbij de lekkerste kers eruit gehaald wordt. Wij constateren nu dat de organisatie zichzelf bedruipt zonder overheidsgeld. Je moet je serieus afvragen wat daarmee mis is, ook al heet dat dan kruissubsidiëring. Ik heb geen enkel probleem daarmee. Overigens kunnen wij hiervoor ook een andere naam dan kruissubsidiëring vinden, zoals mevrouw Roefs voorstelde.

 

De heer Jansen (SP): Die woorden zijn mij uit het hart gegrepen. Waarom heeft de ChristenUnie in 2007 dan wel gestemd voor het wetsvoorstel dat de kostengeoriënteerde tarieven en de afbouw van de kruissubsidiëring regelde? Kortom, was de ChristenUnie in 2007 voorstander ervan, maar heeft zij in de praktijk geleerd dat het toch niet zo verstandig was?

 

De heer Cramer (ChristenUnie): Dat is een heel mooie samenvatting.

 

De heer Jansen (SP): Dat vind ik heel erg te prijzen, want dat is erg eerlijk. Bijna de hele Kamer was voor dat wetsvoorstel, dus de ChristenUnie was niet de enige.

 

De heer Cramer (ChristenUnie): Alleen de SP was er niet voor, waarschijnlijk?

 

De heer Jansen (SP): Nee, ook de Partij voor de Dieren. Ik weet niet waarom die ertegen waren, maar ze waren in ieder geval tegen het wetsvoorstel.

 

De heer Cramer (ChristenUnie): Zij hielden moedig stand.

 

De heer Jansen (SP): Goed zo!

 

De heer Cramer (ChristenUnie): De opmerking van collega Jansen is terecht. De praktijk wijst inderdaad uit dat het goed loopt. Ik snap overigens wel de aarzeling van de minister in zijn brief, want het staat in die wet. Ik ben het dan ook volstrekt eens met de eerste drie alinea's onder het kopje conclusies van de minister, maar daarna mag hij stoppen. Laten wij nu de conclusie trekken dat het goed loopt en dat het niet verder hoeft. De minister beschrijft perfect hoe hij de dienstverlening ziet. Die kan dus op de huidige manier voortgezet worden. Als de marktwerking van de baan is, heeft dit als voordeel dat er voor het loodswezen ruimte ontstaat om op basis van de expertise en de financiële huishouding afspraken te maken over herinvesteringen voor nieuwe schepen en opleiding. Dat is belangrijk. Ik maak de aantekening dat de investeringsvraag alleen door het loodswezen opgepakt kan worden, als er zicht op is dat het dit kan blijven doen. Dit soort investeringen doet men niet als men maar een paar jaar zekerheid heeft. Geen enkele financiële instelling zal daarin tuinen, zelfs niet onder dwang. Dan ontstaat er dus ruimte voor het loodswezen om de modernisering door te voeren. Dat is belangrijk voor de continuïteit van het werk. Het is bovendien belangrijk dat er dan bedrijfseconomische ruimte ontstaat voor herinvesteringen. Ik vind het namelijk problematisch dat de overheid zegt: u schrijft niet echt af, maar als wij nieuwe schepen moeten hebben, moeten wij nieuw budget vinden. Het getuigt van normale bedrijfsvoering als je een herinvestering kan doen binnen de bedrijfsreserves. Dat is een normale huishouding. Dit heeft namelijk niets te maken met marktwerking, maar wel met het uitgaan van normale bedrijfseconomische principes binnen een overheidsdienst.

Ik heb nog een paar opmerkingen over andere onderwerpen die ook op de agenda staan, zoals de maritieme noodhulp en het hoofdstuk over Search and Rescue. Hierover valt veel te zeggen. Bij de berekening van de veiligheidsnormen valt ons op dat de toename voor de harde structuren op de Noordzee niet wordt genoemd in de risicoanalyse. Ik heb heel veel details over de paragrafen binnen het SAMSON-model waarover dit gaat. Ik vermoei de minister echter niet daarmee, want hij kan dit waarschijnlijk beter citeren dan ik. Overigens hoeft de minister dit niet allemaal te citeren; hij mag het kort en bondig houden.

Tot 2015 is er een toename van de zeescheepvaart van 14% tot 31%. Er komen steeds meer scheepsbewegingen, maar toch wordt er gesteld dat de huidige voorzieningen voldoende zijn tot 2015. Is er nu dus sprake van overcapaciteit of wordt die noodhulpvoorziening opgeschaald vanwege de toenemende druk en verkeersintensiteit? Wat is het effect van de SAR-operaties op de korte en middellange termijn? Is het te verwachten dat de huidige normen door de toenemende drukte, bijvoorbeeld de bouw van windparken, niet voldoen indien er sprake is van een rampenscenario? Welk perspectief is er voor de veiligheid op de Noordzee in dat kader?

Tot slot heb ik nog twee opmerkingen over de SAR. In de risicoanalyse wordt een conclusie getrokken, namelijk dat de beschikbare capaciteit in de praktijk voldoende is gebleken. Was dat geluk of is dat statistisch? De praktijk kan volgende week namelijk weer een stuk weerbarstiger zijn. Je moet daarop weliswaar niet je beleid afstemmen, maar je moet wel erop voorbereid zijn. Dus graag ontvang ik een nadere onderbouwing van de conclusie in de risicoanalyse.

In hoeverre wordt er gestreefd naar standaardisatie van de SAR-middelen? Die kan namelijk de veiligheid van de Nederlandse opvarenden overal ter wereld ten goede komen. Het is daarom ook belangrijk om helderheid te krijgen over de inzet van de NOGEPA-helikopter. Hoe wordt het gebruik van die helikopter voor SAR-doeleinden financieel afgewikkeld en dan met name tot 2013, wanneer de nieuwe helikopter beschikbaar komt?

 

Labels
Bijdragen
Ernst Cramer

« Terug

Archief > 2010 > april