Bijdrage debat herinvoering doodstraf

dinsdag 19 november 2002 23:02

André Rouvoet: Voorzitter. De eerste reactie gisteren in de kring van onze fractie op de uitspraak van minister Nawijn was er een van verontrusting. Ik zeg erbij: niet omdat het thema van de doodstraf aan de orde werd gesteld. Dat is, wat ons betreft, legitiem. Het gaat echter om het feit dat de minister zo maar even als minister uit de losse pols uitspraken doet in een interview over zo’n gevoelig thema en dan nog wel in de context van concrete incidenten, zaken die nog onder de rechter zijn. Dát was de aanleiding voor de verontrusting.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. De eerste reactie gisteren in de kring van onze fractie op de uitspraak van minister Nawijn was er een van verontrusting. Ik zeg erbij: niet omdat het thema van de doodstraf aan de orde werd gesteld. Dat is, wat ons betreft, legitiem. Het gaat echter om het feit dat de minister zo maar even als minister uit de losse pols uitspraken doet in een interview over zo’n gevoelig thema en dan nog wel in de context van concrete incidenten, zaken die nog onder de rechter zijn. Dát was de aanleiding voor de verontrusting.
En dat, zo zeg ik erbij, voor een lid van de regering van een land dat tot voor kort de vermanende wijsvinger hief tot een land als Turkije om duidelijk te maken dat zo’n land in ieder geval niet zou kunnen toetreden tot de waardengemeenschap van de EU, zolang de doodstraf daar niet was afgeschaft.

Het is bekend dat in de traditie van de christelijke politiek ten principale de doodstraf als ultiem instrument voor onomstotelijk bewezen zware levensdelicten was nooit helemaal buiten beeld. Tegelijkertijd is men in de kring van de partij die ik mag vertegenwoordigen, de ChristenUnie, steeds huiverig geweest ten aanzien van een daadwerkelijke herinvoering van dit instrument, deze straf als straf naast de geldboete, de celstraf en de taakstraf in het Wetboek van Strafboek. Daarover spreek je als je het hebt over herinvoering in ons rechtsbestel. Wij staan hier met name huiverig tegenover vanwege de absolute onomkeerbaarheid van de straf en het besef dat, als het gaat om vraagstukken van leven en dood, het aankomt op de uiterste zorgvuldigheid. Dat geldt wat ons betreft, zoals bekend, niet alleen in medisch-ethische kwesties, maar het geldt ook als wij spreken over een zaak als de doodstraf. Daar mag je nooit onzorgvuldig, laat staan goedkoop, over spreken. In dit verband hecht ik eraan op te merken dat, in het verlengde van de overweging die ik zojuist gaf, de ChristenUnie zich nooit een voorstander van herinvoering van de doodstraf heeft getoond. Juist tegen die achter-grond vinden wij het gemakkelijke spreken van minister Nawijn onheilspellend, zeker nu hij niet zozeer een principiële visie op het straffend vermogen van de overheid gaf, en de daarbij wel of niet passende middelen, maar vooral leek te willen aansluiten bij gevoelens van mensen in het land, zoals gisteren ook in zijn tv-optredens. Dan lijkt het accent vooral te vallen op wraakgevoelens in plaats van op recht en gerechtigheid.

Ik merk hierbij wel op dat de eis van zorgvuldigheid ook diegenen past die zeer principieel en onder alle omstandigheden tegen de doodstraf als instrument zijn. Ook vandaag in het debat viel het mij op dat in dit verband mevrouw Halsema, ook voor die landen waarin de doodstraf wel wordt toegepast, te gemakkelijk de woorden ’’vermoorden door de staat’’ in de mond neemt. Daarvan is dan geen sprake, hoezeer je er ook tegen bent dat de overheid in die omstandigheden de doodstraf oplegt. Het woord ’’vermoorden’’ heeft riskante aspecten als het gaat om de publieke discussie die ook in dat opzicht zorgvuldig gevoerd moet worden.

Met de verklaring van minister Nawijn is de kous niet af. Het maakt het juist des te pijnlijker dat de minister zelf niet heeft ingezien dat hij als dienaar van de Kroon – het interview stond in de context van LPF-minister Nawijn – of zelfs als lijsttrekker van een politieke partij, niet in een interview dergelijke uitspraken zo maar kan doen, deze zelfs kan autoriseren en ook nog eens in de media kan verdedigen met een beroep op wat veel burgers vinden.

Nu de verklaring spreekt over het feit dat hij dit als persoon gedaan zou hebben, bekruipt je de vraag of de minister nu nog niet begrijpt dat hij dit helemaal niet kan of mag doen. Kennelijk heeft of de minister-president of de ambtelijke top hem er na zijn media-optredens van gisterenavond alsnog van weten te overtuigen dat hij zijn boekje te buiten is gegaan. Dus ligt er een keurige verklaring waarin hij het tegenovergestelde beweert van wat hij gisteren nog zei: hij heeft nu zelfs niet beoogd, een discussie over de doodstraf op gang te brengen en betreurt alles wat hij heeft gezegd. Tjonge, jonge! Waarom zou dat zo zijn, vraag je je af, nadat je de minister op de tv het tegendeel hebt horen beweren.

Ik heb er geen behoefte aan, de minister nog allerlei vragen te stellen over wat hij wel of niet heeft gezegd of bedoeld en waarom hij dit heeft gezegd en geautoriseerd. Aan de vragen die aan de minister-president zijn gesteld, heb ik verder niets toe te voegen.

Concluderend, voorzitter: in elk geval heeft de minister wat de fractie van de ChristenUnie betreft met zijn verklaring van treurnis, het stelselmatige probleem van onbezonnen en ontijdig spreken niet verholpen, maar eerder onderstreept dat hij niet onderkent waar het eigenlijke probleem zit, namelijk in een misverstaan van de grote verantwoordelijkheid die een publieke figuur als de minister draagt om in zijn publieke optreden te weten wat hij wel en niet kan zeggen. De schade die deze nieuwe affaire-Nawijn de minister heeft toegebracht, kan hij uitsluitend en alleen zichzelf verwijten.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat herinvoering doodstraf'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2002 > november