Mondelinge vragen inzake inzage Rwanda in beslag genomen materiaal Victoire Ingabire.

dinsdag 24 mei 2011 00:00

Mondelinge vragen aan de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie over het bericht, dat Nederland inzage heeft gegeven aan Rwanda in het in beslag genomen materiaal Victoire Ingabire.

Onderwerp:   Mondelinge vragen van het lid Voordewind aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Nederland inzage heeft gegeven aan Rwanda in het in beslag genomen materiaal van Victoire Ingabire.

Kamerstuk:    2011D26847

Datum:           24 mei 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben hier in december ook gestaan. Toen bleek dat de Nationale Recherche op verzoek van Rwanda een inval had gedaan in het huis van mevrouw Victoire Ingabire, oppositieleider in Rwanda. Dat leidde toen tot onrust hier in Nederland, ook bij de Rwandese gemeenschap in Nederland. De gegevens kunnen bekend worden in Rwanda terwijl bekend is dat de Rwandese overheid Rwandezen in Engeland inmiddels ook onheus heeft bejegend. Nederland werkt hiermee in feite ook mee aan een politiek proces in Rwanda.

De heer Irrgang en ik hebben toen in het debat met minister Rosenthal duidelijk gemaakt dat wij niet achteraf willen worden verrast als juridische informatie aan Rwanda wordt doorgespeeld, maar dat wij daarover vooraf willen worden geïnformeerd. De minister heeft in antwoord daarop toegezegd dat dit het geval zou zijn. Inmiddels begrijp ik dat het Landelijk Parket de informatie die bij de huiszoeking is verzameld, ter inzage heeft gelegd voor het Rwandese openbaar ministerie. Dit leidt mij tot de volgende vragen.

Kan de staatssecretaris aangeven welke besluiten hij, het Openbaar Ministerie en de minister van Buitenlandse Zaken sinds december vorig jaar hebben genomen? Klopt het dat Rwanda inzage heeft gehad in de stukken? Waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd?

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de heer Voordewind voor zijn vragen. Het is misschien goed in herinnering te roepen dat ik op 14 december van het vorig jaar in de Kamer de vragen van de heer Voordewind heb beantwoord. Op 13 december, een dag eerder, had een huiszoeking plaatsgevonden. Op 15 december heb ik in een brief aan de Kamer geschreven dat ik de Kamer zou informeren op het moment dat stukken naar Rwanda zouden worden verzonden. Dit is later in een debat met onder meer de Kamer nog eens bevestigd door de minister van Buitenlandse Zaken.

Sindsdien heeft de zaak in die zin stilgelegen dat de in beslag genomen administratie is geïnventariseerd door de Nationale Recherche die de huiszoeking heeft gedaan. De Nationale Recherche die bekend was met de tekst van het rechtshulpverzoek van Rwanda, heeft al een schifting gemaakt. Men heeft gezegd: dit is totaal niet ter zake doende en kan meteen terug, en dit zijn zaken waarvan wij dit niet kunnen beoordelen, daarover hebben wij meer informatie van Rwanda nodig of het wel of niet van belang is.

Van 21 tot 25 maart van dit jaar is een officier van justitie uit Rwanda in Nederland geweest. Hij is belast met de verdenkingen die in Rwanda zijn gerezen tegen mevrouw Ingabire. Overigens betreft dit geen politieke bedenkingen, maar strafbare feiten naar Rwandees recht, zo hebben wij inmiddels beoordeeld. Hij heeft samen met de Nederlandse autoriteiten vastgesteld dat tal van stukken totaal niet van belang zijn voor de Rwandese strafzaak. Die stukken zijn teruggegeven aan de mensen van wie ze in beslag zijn genomen, de echtgenoot van mevrouw Ingabire en een familielid. Negen bescheiden zijn onderwerp geweest van discussie; Rwanda heeft aangegeven dat die van belang kunnen zijn voor de strafzaak in Rwanda.

Er zijn geen kopieën noch originele stukken meegegeven aan de Rwandese officier. Op 1 juni aanstaande zal de Raadkamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak doen in de vordering van de Nederlandse officier van justitie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan klopt de veronderstelling dat de informatie wel ter inzage is gelegd. Dan heeft de staatssecretaris feitelijk en juridisch gelijk dat er geen stukken zijn overgedragen. Toch is er dan sprake van een politieke weging en politieke overdracht van informatie, zij het niet letterlijk. Dat is zeer teleurstellend te noemen en ook ongehoord, gelet op de geest van de afspraken met de Kamer. Wij hadden toch duidelijk afgesproken dat de Kamer zou worden geïnformeerd voordat de informatie ter inzage zou worden gegeven of zou worden overgedragen aan Rwanda, juist in het belang van de zaak.

Juist gezien het belang van deze zaak hebben wij duidelijk afgesproken dat de Kamer geïnformeerd zou worden voordat informatie zou worden overgedragen of ter inzage zou worden gelegd aan Rwanda. Het is een politiek proces. De minister en de staatssecretaris zeggen dat het ook om een juridisch, strafrechtelijk proces gaat, maar de staatssecretaris onderkent hiermee dat het om beide gaat. Wij weten dat politieke processen en ook juridische processen in Rwanda zeer discutabel verlopen. Niets voor niets heeft Nederland de algemene begrotingssteun aan Rwanda gestopt, juist vanwege het feit dat de vrijheid van meningsuiting beperkt is en ook de politieke ruimte in Rwanda nog te beperkt is. Mijn vraag blijft staan waarom de staatssecretaris de informatie toch ter inzage heeft gelegd. Erkent hij dat het om een politieke zaak kan gaan? Dan heeft hij namelijk nog een escape via het Internationale Verdrag ter Bestrijding van Terrorisme om informatie te onthouden.

Staatssecretaris Teeven:

Ik erken helemaal niet dat er sprake is van een politiek proces. In december heb ik de Kamer al gemeld dat er sprake is van een formeel rechtshulpverzoek in het kader van de verdenking van een strafbaar feit. In mijn brief van 15 december 2010 heb ik de Kamer geïnformeerd op welk moment ik de Kamer zou informeren, namelijk op het moment dat het voornemen bestond om stukken over te dragen aan Rwanda. Juist als een beslagene de stukken die in beslag zijn genomen -- wat op 13 december is gebeurd -- terugvraagt, is het gebruikelijk in Nederland dat in het kader van dit soort rechtshulpverzoeken geïnventariseerd wordt welke stukken van belang zijn en welke niet. Als de stukken in kopie zouden zijn meegegeven, had de heer Voordewind volstrekt gelijk dat ik de Kamer verkeerd zou hebben geïnformeerd, maar daar is geen sprake van. Sterker nog, de zaak is nog onder de rechter en wij verwachten de uitspraak op 1 juni aanstaande.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Juridisch kan de staatssecretaris gelijk hebben, maar feitelijk heeft hij de Rwandese overheid informatie verstrekt. Dat betreur ik zeer. Ik was in de veronderstelling dat de Kamer daarvoor geïnformeerd zou worden. Ik vraag hem alsnog om de informatie en de afwegingen waarom ik in de eerste termijn vroeg, namelijk of Buitenlandse Zaken nu al advies heeft gegeven en of er al een uitspraak van de rechtbank is geweest of de informatie overgeleverd aan Rwanda, in een brief aan de Kamer te sturen.

Staatssecretaris Teeven:

Als de rechtbank uitspraak doet op 1 juni zal ik de minister van Buitenlandse Zaken om advies vragen. De wet schrijft het voor om dat ingeval een verzoek om rechtshulp op die manier te doen. Dan wordt een beslissing genomen en zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Dat is ook precies wat ik mijn brief van 15 december vorig jaar heb aangekondigd.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden op deze eerste vragen.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2011 > mei