Bijdrage Arie Slob Wijziging Tracéwet.

dinsdag 31 mei 2011 15:10

De heer Slob (ChristenUnie):Voorzitter. Laat ik van mijn hart geen moordkuil maken. Ik was teleurgesteld over de beantwoording van de minister in de eerste termijn en haar reactie op de amendementen, die wij vanuit een open en constructieve houding hebben ingediend. Daarom had ik even tijd nodig om haar reactie op de amendementen een plekje te geven. Ik wil nu ingaan op een aantal reacties van de minister, om te kijken of wij elkaar misschien toch nog kunnen vinden. Het zou mijn fractie namelijk een lief ding waard zijn als we dit wetsvoorstel gewoon kunnen steunen. Met die houding ben ik ook het debat ingestapt en ik denk dat de minister dat ook wel heeft gehoord.

            De minister heeft ons bij amendement op stuk nr. 10 wel overtuigd, dus dat amendement trek ik in. Ik denk dat de minister gelijk heeft dat het goed is dit alleen maar op de bestuursorganen te betrekken, terwijl ik daaraan nog een verbreding had willen geven.

 

De voorzitter: De heer Slob wenst het amendement op stuk nr.10 in te trekken.

            Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

 

 

De heer Slob (ChristenUnie): De minister was het met de ene helft van het amendement op stuk nr. 9 eens, maar over de andere helft zei ze dat we dat niet moesten doen. Dat ging over de globale scope van de verkenning in de startbeslissing. Wat ons betreft kan dat in een paar regels tekst. De minister gaf echter aan dat we niet alles bij een startbeslissing moeten vastleggen, want dat doorkruist de trechtering die we juist willen in de verkenningsfase. Daarmee ben ik het eens. Dat is ook niet wat er in het amendement staat. We willen geen trechter doorkruisen, om maar even die term over te nemen.

            Ik ben het met de minister eens dat een verkenning juist ruim moet zijn. In de verkenning liggen alle opties open, ook opties waarbij nog helemaal niet aan een startbeslissing is gedacht. Het is ook niet de bedoeling dit met mijn amendement te veranderen. Het enige wat ik in dit onderdeel van het amendement vraag is dat de Kamer en andere betrokkenen inzicht krijgen in de globale gedachten die er op dat moment binnen de startbeslissing spelen inzake te onderzoeken alternatieven. Het gaat om de vraag welke opties in ieder geval tijdens de verkenning worden onderzocht, zonder andere opties die tijdens de verkenning worden ingebracht, uit te sluiten. De trechter wordt dus met mijn amendement niet smaller gemaakt. Er wordt alleen gezegd welke zaken in ieder geval in de opening van de trechter moeten passen. Dan krijgt de Kamer als zij dat wil -- het hoeft niet -- de mogelijkheid te zeggen dat de trechter misschien nog wat te smal is en kan zij vragen ook alternatief X te onderzoeken, omdat die variant misschien heel kansrijk kan zijn. Als wij dat hebben ingebracht, moeten wij ons ook terugtrekken en onze rug rechthouden. Dan gaat het namelijk het hele traject in en zien we uiteraard vanzelf wel wat er definitief komt. Hiermee voorkomen we ook dat er eventuele problemen ontstaan omdat een bepaalde variant die de Kamer wel interessant vindt, niet is meegenomen. Dan moeten we weer helemaal teruggaan in het traject en dat zou veel tijdverlies met zich meebrengen. Dat willen we juist niet.

            Dan kom ik bij de amendementen op stuk nr. 13 en stuk nr. 14 over de rol van de Kamer bij structuurvisies, de midverkenning bij grotere projecten. De minister gaf aan dat ik met deze amendementen dubbele procedures introduceer. Ik zeg met nadruk dat dit niet het geval is. In de Wet ruimtelijke ordening staat duidelijk dat er een voorrangsprocedure geldt voor structuurvisies. In het wetsvoorstel voor de Tracéwet staat duidelijk dat de Kamer de structuurvisie ontvangt. Dat is prima, maar daarbij geldt niet de voorrangsprocedure zoals die in de Wro staat vermeld. Er staat letterlijk dat dit niet van toepassing is. Daar ligt mijn bezwaar. In de nieuwe Tracéwet is de verkenningsfase het belangrijkst. Daarna moet de politiek haar rug recht houden. De ChristenUnie vindt het niet goed dat er aan het begin en het eind van de verkenning geen weegmoment is in de procedure bij de Kamer. Natuurlijk kan de Kamer altijd met de minister over projecten spreken, maar ik verzoek de minister dit ook netjes te regelen in de Tracéwet, conform de Wro. Dan weet iedereen waar hij aan toe is en hoeft het ook niet, bij wijze van spreken, in procedurevergaderingen bevochten te worden of we er wel of niet over kunnen spreken. Als we het nodig vinden, kunnen we het bespreken, omdat er een voorrangsprocedure is. Vinden we het niet nodig, dan laten we het uiteraard gewoon lopen. Doordat de minister de voorrangsprocedure niet wil laten gelden bij structuurvisies op grond van de Tracéwet, creëert zij twee verschillende procedures. Wij doen dit niet. Ik wil met mijn amendement één lijn trekken.

Elke structuurvisie wordt in de Kamer op dezelfde manier behandeld.

            Ik kom op de amendementen op de stukken nrs. 11 en 12. Wij steunen het dat wij met dit wetsvoorstel veel meer gaan werken met wat wij vuistregels noemen. Wij willen geen vuistdikke rapporten meer met berekeningen tot achter de komma waarover jarenlang wordt geprocedeerd voordat een weg wordt aangelegd, terwijl het gaat om verkeersmodellen met grote onzekerheden. Die schijnwerkelijkheid willen wij niet. Wij maken op basis van vuistregels de best mogelijke keuze en kijken bij de oplevering of de aannames klopten via de opleveringstoets. Dat is Elverding en dat vinden wij goed. Zo kan de weg of het spoor snel open en beperken wij de juridische punten tot datgene waar het om gaat: halen wij de afgesproken normen voor bijvoorbeeld geluid? Zo nee, dan moet er alsnog een geluidsscherm komen, maar de weg is dan in ieder geval wel open. De minister wil daar een bestuurlijke toets van maken. Zij wil de opleveringstoets uitvoeren en die vervolgens naar de Kamer sturen, inclusief een maatregelenpakket. Waar kan de bewoner dan nog zijn rechten halen? Het is bij wijze van spreken toch wel een beetje de bestuurlijke slager die zijn eigen vlees keurt. De opleveringstoets gaat er niet om of de weg voldoet aan de criteria van de minister, maar of de weg voldoet aan de normen waar de omwonende recht op heeft. Als wij echt willen werken met vuistregels en daarmee de rechten van de belanghebbende in de verkenningsfase inperken, dan moeten wij de belanghebbende ook recht geven op een echte opleveringstoets aan het eind. Dat missen wij nu en vandaar ons amendement.

            Bij Elverding draaide alles om de voorkeursbeslissing. Dat was het politieke weegmoment. In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat ik het lastig vind dat het niet op deze manier in de wet is opgenomen, maar dat de voorkeursbeslissing in het ontwerptracébesluit (OTB) komt of in een structuurvisie. Dat betekent dat er voor kleinere projecten geen politiek tussenbesluit is ter afronding van de verkenning, maar dat gelijk wordt doorgestoomd naar de detailuitwerking in het OTB. De praktijk zal moeten uitwijzen of dat werkbaar is. Er is een risico op vertraging als op een bepaald moment bijvoorbeeld de Kamer aangeeft dat zij niet eens is met het voorkeursbesluit. Wij zien in de afbakening van de twee mogelijke procedures een recept voor lastige politieke discussies. Elverding wilde de snelle procedure voor de uitzonderingen, voor eenvoudige, niet-controversiële projecten waar -- dat is het belangrijkste -- geen sprake was van alternatieven. Het wetsvoorstel dat wij nu behandelen, regelt niet welke projecten hiervoor in aanmerking komen. Het is wel duidelijk wanneer een structuurvisie verplicht is, maar er is een grijs gebied waar de minister zelf kan kiezen. Wat als de minister zegt dat er maar één alternatief is, terwijl belanghebbenden en de Kamer vinden dat er wel degelijk alternatieven zijn? Dan ontstaat een heel spannende situatie. In eerste termijn zei ik al dat niet alles in wetgeving is te vatten. Misschien geldt dat met name hiervoor. De minister stelde mij in eerste termijn echter niet helemaal gerust. Zij sprak over de reguliere en de uitgebreide procedure, terwijl Elverding het precies andersom heeft over de reguliere en de eenvoudige procedure. Ik vraag de minister om helderheid op dit punt. Biedt het wetsvoorstel niet te veel ruimte voor rechtse of linkse stokpaardjes al naar gelang de coalitie, waarbij er het risico is van onzorgvuldige procedures?

            Met mijn amendementen heb ik geprobeerd de procedures van de startbeslissing, de structuurvisie en de opleveringstoets zorgvuldig in de wet te borgen, zodat er ook echt sprake kan zijn van sneller en beter. Ik denk dat mijn amendementen de wet zelfs nog iets sneller kunnen maken dan in het oorspronkelijke voorstel van de minister. Ik hoop uiteraard op een positieve benadering en ik hoop dat wij de vrijmoedigheid kunnen hebben om uiteindelijk het wetsvoorstel te steunen. Het is nog niet het eind van het traject; er komt nog iets achteraan waarover wij ook actief willen meedenken. Maar goed, dan moet deze stap wel goed genomen kunnen worden.

 

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > mei