Verslag OM-afdoening

donderdag 16 december 2004 15:22

Verslag door André Rouvoet 
­
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Zij constateren dat het kernpunt van het wetsvoorstel er in is gelegen dat het voorwaardelijk afzien van vervolging (transactie), wordt vervangen door een strafbeschikking die formeel wel een bestraffing inhoudt. Bijkomend oogmerk is om de toepassing van deze wijze van afdoening in veel meer gevallen dan thans aan de orde is te laten plaatsvinden.
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie merken in de eerste plaats op dat het wetsvoorstel hiermee in feite een juridische fictie uit de weg helpt. Het voorwaardelijk afzien van strafoplegging is tot nu toe juridisch gezien geen straf; de facto wordt dit door betrokkenen natuurlijk wel degelijk als een straf ervaren. Op zichzelf is er iets voor te zeggen de boete of de andere straffen die het OM kan opleggen, nu ook in juridische zin als een straf te gaan zien.
 
In algemene zin plaatsen de leden van de fractie van de ChristenUnie vooralsnog desondanks enkele kanttekeningen bij de argumentatie achter het wetsvoorstel. Gesteld wordt het bestuur thans ook ingrijpende beslissingen kan nemen, waaronder bestuurlijke boetes. Ook kunnen bestuursorganen bestraffende sancties opleggen. Zien deze leden het echter goed, dan zijn de be-stuurlijke sancties tot dusverre in feite beperkt tot overtredingen van ordeningsregelgeving, zoals belastingen, sociale zekerheid of verkeerswetgeving. Overtredingen van dergelijke regelingen hebben gemeen dat minder het motief van vergelding bij de sanctieoplegging voorop staat, als wel het handhavingsmotief als zodanig. Met andere woorden: de wens dat men zich houdt aan de desbetreffende regels om op die manier een goede ordening en regeling mogelijk te maken. Zij zijn dus alleen in de context van een bepaalde maatschappelijke ordening strafwaardig.
De overtredingen en misdrijven die in de strafwet staan vermeld zijn niet zomaar daarmee gelijk te stellen. Merendeels betreft dit gedragingen die veel meer dan de bestuursrechtelijke overtre-dingen in zichzelf strafwaardig zijn. Het vergeldingsmotief speelt een zelfstandige rol, naast – ook hier – het handhavingsmotief. In die zin wordt naar het oordeel van deze leden toch een zeer wezenlijke stap gezet als ook voor misdrijven die in de strafwet staan vermeld, een route wordt gekozen die in bepaalde opzichten toch meer te vergelijken is met een bestuurlijke sanctie dan met een straf in de zin van de strafwet.
Zij vragen de minister op deze aspecten nog eens in te gaan.
 
Hierbij speelt mee de vraag wanneer nu eigenlijk gesproken kan worden van een strafrechtelijke sanctie. Is hiervan nog wel sprake, op het moment dat deze niet door de strafrechter wordt uitgesproken, maar door het OM, dat in feite als bestuursorgaan moet worden gezien.
 
Nu het bereik van de OM-afdoening goeddeels te vergelijken is met de huidige transactie, stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie een nadere toelichting op de noodzaak van het wets-voorstel op prijs. Gewezen wordt op enkele voordelen, zoals de omstandigheid dat niet langer instemming van de verdachte met de voorwaarden van de transactie. Is deze instemming echter niet in haar werking vrijwel gelijk aan de verzetsmogelijkheid? Met andere woorden: zal de ver-zetsmogelijkheid in de praktijk ook niet gaan functioneren als ‘instemmen met’? Kan tegen deze achtergrond ook nog eens belicht worden hoe het aantal van 65.000 rechtszaken dat voorkomen kan worden na invoering van deze wet tot stand komt? Waarom zouden deze 65.000 zaken thans kennelijk niet voor transactie in aanmerking komen en naderhand wel voor een strafbeschikking waartegen geen verzet wordt aangetekend? Wijst de omstandigheid dat de transactie nog altijd in aantal toeneemt, er ook niet op dat de mogelijkheden daarvan nog lang niet zijn uitgeput?
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er een risico bestaat dat na invoering van de strafbeschikking zaken op voor OM-afdoening in aanmerking komen die zwaarder zijn in ernst dan de zaken die thans voor transactie in aanmerking komen. Zo ja, is dat in alle opzichten gewenst. Kan de mogelijkheid ontstaan dat, omdat het strafbereik van de OM-afdoening beperkt is (alleen een beperkte taakstraf, geen vrijheidstraf, etc) delicten in feite lichter worden bestraft dan het geval zou zijn indien het zelfde delict voor de rechter zou komen? Zal er een druk ontstaan om zaken ‘dan maar’ bij OM-afdoening te behandelen die daar eigenlijk niet voor in aanmerking komen?
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat de strafbeschikking ook aanwijzin-gen kan bevatten, onder meer betreffende het gedrag van verdachte. Zij vragen voor de nadere uitwerking van deze aanwijzingen aandacht voor het door hun fractie ingebrachte voorstel inzake het ‘doe-normaal’ bevel, waarop de minister bij gelegenheid van de behandeling van de justitie-begroting nader op heeft gereageerd. Zal met dit concept rekening worden gehouden, in het bij-zonder als het gaat om uitvoeringsaspecten, zoals het toezicht op de naleving van de aanwijzin-gen?
In dit verband vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of het aanbeveling zou verdienen in elk geval een aantal min of meer bekende aanwijzingen, het gedrag van verdachte betreffende, met zoveel woorden in de wet te omschrijven. Zij denken aan bepalingen als het straatverbod, het winkelverbod, etc.
Bij vergelijking van transactie en strafbeschikking valt op dat in het laatste geval een taakstraf, intrekken rijbewijs of hoge boete alleen mogelijk is na het horen van verdachte, bijgestaan door een raadsman. Zien zij het goed, dan is deze waarborg niet gesteld bij de transactie. Betekent het stellen van deze eis dat de totstandkoming van een strafbeschikking in de praktijk moeilijker tot stand zal komen dan de huidige transactie? Is het te overwegen de verdachte het recht te geven op het horen, dan wel de bijstand van de raadsman, in plaats van het te allen tijde verplicht stellen daarvan?
Bij de transactie is tevens bepaald dat belanghebbenden (bijvoorbeeld slachtoffers) op de hoogte worden gehouden. Op welke wijze is een en ander bepaald bij de strafbeschikking?
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het verwarrend om bij de strafbeschikking te spreken van een verdachte, zeker op het moment dat de strafbeschikking reeds is uitgesproken. De bedoeling daarvan is immers, aldus de toelichting, dat enerzijds de schuld is vastgesteld (dit itt de transactie) en de straf ook in strafrechtelijke zin is opgelegd. Verdachte impliceert echter dat de schuld nog steeds niet is vastgesteld. Kan hierop een nadere toelichting worden verstrekt?
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een nadere toelichting op de positionering van de aanwijzingen die in de strafbeschikking kunnen worden gegeven. Zij zijn er niet van overtuigd dat in het bijzonder de verbeurdverklaring niet in de strafbeschikking zou thuishoren. Als alternatief voor een boete is de verbeurdverklaring (na in beslagneming) potentieel een effectieve sanctie die de nodige indruk kan maken op de overtreder.
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom niet is voorzien in een bij aanwijzing op te leggen plicht tot het vergoeden van de aangerichte schade, zoals thans ook bij de transactie is bepaald. Weliswaar is voorzien in een bepaling die strekt tot het betalen van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer, maar dit bedrag is niet rechtstreeks in verband gebracht met het element van vergoeding van schade die is toegebracht aan het slachtoffer en waarvoor de verdachte aansprakelijk kan worden geacht (vgl artikel 36f Sr).
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat het voorstel tevens omvat de moge-lijkheid van het opleggen van strafbeschikkingen door opsporingsambtenaren en bestuursorga-nen. Naar aanleiding hiervan stellen deze leden de vraag of het wel wenselijk is om in het bij-zonder bestuursorganen als waterschapsbesturen of de belastingdienst de bevoegdheid te ver-schaffen behalve bestuurlijke sancties ook strafrechtelijke sancties te doen laten toepassen. Weliswaar lijkt de strafbeschikking ingevolge (bijvoorbeeld) artikel 76 AWR op de schikking in-gevolge het huidige artikel 76 van de AWR, maar omdat de strafbeschikking daadwerkelijk als strafrechtelijke sanctie wordt gezien, is het karakter toch anders. Verdient het geen overweging, zo vragen deze leden, om de toepassing van de strafbeschikking en daarmee het daadwerkelijk strafrechtelijk sanctioneren van bepaalde gedragingen, voor te behouden aan die instellingen die daartoe expliciet zijn ingesteld en geëquipeerd, zoals het OM en de opsporingsorganen die in het kader van de strafwetgeving werkzaam zijn. Hiermee zou een onnodige vermenging van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving worden voorkomen.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Verslag OM-afdoening'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > december