Dé industrie bestaat eindelijk

vrijdag 31 december 2004 14:50

Tot ergernis van Arie Kraaijeveld stond de politiek jaren met de rug naar de industrie. Een jaar geleden zijn ze in Den Haag eindelijk tot inkeer gekomen en aan de slag gegaan met de Industriebrief. Nee, niet dankzij het Innovatieplatform van Balkenende, maar dankzij Slob, Arie Slob.

Bron: LinkMagazine nr 6 jaargang 2004 (www.linkmagazine.nl)

Dit artikel is een afscheidsinterview met Arie Kraaijeveld, voorzitter van FME-CWM,  de werkgeversorganisatie voor de metalektrosector. Hierin spreekt hij over de initiatief van Arie Slob, Tweede Kamerlid van de ChristenUnie, om te komen tot een industriebrief.

Arie Kraaijeveld over Haagse inkeer en te langzame toeleveranciers

door Martin van Zaalen

Tot ergernis van Arie Kraaijeveld stond de politiek jaren met de rug naar de industrie. Een jaar geleden zijn ze in Den Haag eindelijk tot inkeer gekomen en aan de slag gegaan met de Industriebrief. Nee, niet dankzij het Innovatieplatform van Balkenende, maar dankzij Slob, Arie Slob.

Het is de dag na de moord op Theo van Gogh. De week ervoor nog was Arie Kraaijeveld te volgen op alle Nederlandse televisiezenders, in zijn felle betoog tegen de stakingen in de metaal. ‘Natuurlijk sta je daar wel even bij stil. Eind jaren zeventig is de voorman van de Duitse werkgeversvereniging door RAF-terroristen gegijzeld en vermoord. Maar, het is niet zo dat ik denk: ‘Ik stap er precies op tijd uit.’ Als je je door angst laat leiden, dan kun je dit vak niet uitoefenen.’ Dat vak, voorzitter van FME-CWM, de werkgeversorganisatie in de metaal- en elektrotechnische industrie, bestaat bij uitstek uit het geven van een mening. En natuurlijk uit het opzuigen van datgene wat er leeft onder de achterban. Met beide is Arie Kraaijeveld de afgelopen bijna zeven jaar intensief bezig geweest. Hij bezocht honderden lidbedrijven – ‘deze week doe ik er nog drie’. En hij heeft driftig gebruik gemaakt van het pasje dat hem toegang verschafte tot het gebouw van het ministerie van Economische Zaken. Om daar, in Den Haag, duidelijk te maken hoe hij er over dacht. Eén van zijn ergernissen over de politiek en haar ambtelijke ondersteuning betreft het gebrek bij veel kamerleden en ambtenaren aan betrokkenheid bij de industrie en – erger nog – aan de meest basale inzichten. Schamper: ‘Ik heb kamerleden ontmoet die denken dat ze wat aan de werkeloosheid kunnen doen door extra mensen in de collectieve sector aan te stellen. Die niet zien dat ook de overheid zich niet als een soort Baron von Münchhausen aan zijn eigen haren uit het moeras kan trekken.’ En hij heeft, vertelt hij, ook steeds daden bij zijn kritische woorden gevoegd. Bijvoorbeeld door als een intermediair op te treden voor EZ-(top-)ambtenaren, die zijn gaan inzien dat ze niet langer met de rug naar de industrie moeten staan. ‘Daarvoor regelen wij stages. Zo is Chris Buijink (directeur-generaal ondernemersklimaat, red.) naar Schiphol gegaan en Jan Willem Oosterwijk (secretaris-generaal EZ, red.) naar Aalberts Industries; company weeks die in Engeland al lang gebruikelijk zijn.’

Omslagpunt

Het zijn niet alleen de ambtenaren die Kraaijeveld geholpen heeft een bewustwordingsproces door te maken. De gehele politiek is wakker geschud, met de Industriebrief als getuigschrift daarvan. Maar, dat is wel iets van pas het laatste jaar; Kraaijeveld weet het omslagpunt nauwkeurig aan te wijzen; niet voor niets stond hij bijna zeven jaar lang met zijn neus vooraan in de Haagse industrielobby. ‘Bij mijn aantreden, in het voorjaar van 1998, heerste nog de sfeer van de deconfiture van Fokker en RSV. Werd de industrie liever als een wereld gezien waarvoor geen apart beleid nodig was en waarvoor de politiek, bevreesd voor nog meer parlementaire enquêtes, geen geld wilde vrijmaken.’ Dé industrie bestond voor politiek Den Haag in feite niet, getuige de nota’s die uitkwamen, die zich allemaal op deelaspecten richtten: exportbeleid en internationalisering, innovatie, et cetera. ‘Er werd geen beleid gemaakt voor de héle voortbrengingsketen van industriële ondernemingen.’ Maar dat is sinds een jaar, de aanlooptijd naar het uitkomen van de ‘liefdesbrief’ van het kabinet, grondig veranderd. ‘Nee, dat heeft niets met het Innovatieplatform te maken. Zonder dat platform zou deze brief er ook hebben gelegen. Vorig jaar’, verhaalt Kraaijeveld, ‘heeft de Europese commissaris voor technologie, de Fin Erkki Likaanen, een verzoek aan alle EU-lidstaten gezonden om hún industriepolitiek op papier te zetten. Op door ons geïnitieerde kamervragen hebben minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Gennip in eerste instantie aangegeven niet van plan te zijn aan dat verzoek te voldoen; er was sectorbeleid en daar lagen al technologie- en innovatiebrieven over. Uiteindelijk heeft Arie Slob van de ChristenUnie – zonder hém was de Industriebrief er niet gekomen – een motie ingediend bij de begrotingsbehandeling 2004 om het verzoek van Likaanen met een Industriebrief te beantwoorden. Die motie kreeg Kamerbrede steun.’

Ketenbenadering

In de beleving van de werkgeversvoorman is hét grote winstpunt van de brief de ketenbenadering. ‘Er wordt daarin meer over industry wordt gesproken, in de moderne, Angelsaksische betekenis. In de moderne industriële ketens heeft de uitbesteder veel van de knowhow, maar besteedt hij de productie uit. Maar omdat hij dat doet, stond hij tot voor een jaar niet te boek als industrieel. Dat betekende minder industriële poppetjes volgens het CBS en dat maakte de industrie minder belangrijk. In de Industriebrief gaat het niet alleen over de máákbedrijven, maar ook over de daaraan gelieerde zakelijke dienstverlening, de ingenieursbureaus en zelfs over de multimediale industrie in Hilversum.’ Met ander woorden, in de nieuwe definitie, waarvoor Kraaijeveld nu gehoor vindt in Den Haag, is de industrie een veel belangrijkere sector, verantwoordelijk voor bijvoorbeeld negentig procent van alle innovaties, twintig procent van de werkgelegenheid en zeventig procent van de export.

Geen bescherming

De politiek is richting industrie opgeschoven, maar is er andersom ook sprake van toenadering? Is het niet zo dat de doorsnee-ondernemer zoiets als de Industriebrief, waar zijn voorman zo hard aan getrokken heeft, volstrekt koud laat? Kraaijeveld erkent dat de individualisering ook binnen zijn vereniging heeft toegeslagen. ‘Vroeger waren bedrijven ook uit ideologische gronden lid. Tegenwoordig is men wel betrokken bij de politiek, maar kijkt men toch vooral naar what’s in it for me; juist daarom hebben we de Stichting Members’ Benefits (zie elders in deze Link, red.) in het leven geroepen; de leden willen iets tastbaars terug voor hun lidmaatschapsgeld.’ Maar dat wil niet zeggen dat zijn leden de politiek niet belangrijk vinden. En dat de ene ondernemer zich veel meer in het publieke debat roert dan de ander heeft niet zozeer met de persoon in kwestie te maken, maar veel meer met de product-marktcombinaties van diens bedrijf. ‘Is de overheid een launching customer of een grote afnemer, of niet? Juist vanwege de activiteiten van Stork Aerospace mengt een Sjoerd Vollebregt, ceo van Stork, zich zo in dat debat.’ Kritisch is Kraaijeveld over het innovatievermogen van zijn achterban. ‘Ik ken tientallen zeer innovatieve ondernemers, maar ook velen waar dat niet voor geldt. Een onderneming wordt pas innovatief als de ondernemer zijn eigen mensen weet te overtuigen. Dat vergt leiderschap en dat ontbreekt vaak.’ Van het beschermen van de ondernemers die niet meekunnen in de mondiale concurrentieslag, wil hij niets weten. ‘Het is heel goed dat grote uitbesteders hun inkoop rationaliseren en waar nodig hun Nederlandse toeleveranciers inruilen voor buitenlandse. Ja, dat kan betekenen dat leden van ons bijvoorbeeld een leuke klus bij Stork kwijtraken, maar so what? Bescherming levert op lange termijn niets op. Eén van onze leden produceert paperclips. Concurrerend, want compleet geautomatiseerd. De kostenstructuur wordt bepaald door de staalprijs. Als een Chinese concurrent dan onder zijn prijs gaat, kan het niet anders zijn dan dat die Chinees staatssteun krijgt. Maar daar moet je niet met protectionisme op reageren, maar door een klacht in te dienen bij de Europese Commissie. Ik heb dat bedrijf daar persoonlijk bij geholpen.’

Metaalunie

Arie Kraaijeveld vertrekt, maar daarmee eindigt zijn bemoeienis met de implementatie van de Industriebrief niet. In het op te richten Monitoring Committee dat eens per zes weken bijeen zal komen om de voortgang met EZ te bespreken, zal zijn opvolger Jan Kamminga zitting nemen. Die gaat bewaken of de arbeidsmarkt daadwerkelijk flexibeler wordt (naar Deens model) en of de kwaliteit van het beroepsonderwijs werkelijk stijgt en er meer – ondernemende – bèta’s met diploma op de arbeidsmarkt terechtkomen. Zelf zal Kraaijeveld een actieve rol spelen bij de – in de Industriebrief bepleite – terugdringing van de regelgeving, als voorzitter van de Taskforce Vergunningen, die als doel heeft het aantal vergunningen te verlagen en het verlenen te versnellen. Jan Kamminga neemt per 1 januari officieel het roer over en als het aan Arie Kraaijeveld ligt gaat zijn opvolger per die datum de uitdaging aan van de integratie van de Koninklijke Metaalunie en zijn eigen vereniging. ‘Integratie zou heel goed zijn. In een gebied niet groter dan een Bundesland een metaalsector met twee cao’s… Daar moeten we vanaf.’

Kraaijeveld gaat klussen

Arie Kraaijeveld (61) gaat ‘klusjes’ doen. Zo is hij inmiddels voorzitter van het Deltaplan Bèta Techniek, van de Taskforce Vergunningen en van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Kraaijeveld werkte 25 jaar voor FME, later FME-CWM, ondermeer als hoofd Economische en Technische Zaken. Hij begon zijn loopbaan ooit als leraar natuurkunde. Jan Kamminga (57), Commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland, neemt met ingang van 1 januari 2005 zijn rol over als voorzitter/algemeen directeur van de Vereniging FME-CWM, een functie die Kraaijeveld vanaf 1998 vervuld heeft. Kamminga heeft als ondernemer en bestuurder een grote staat van dienst met activiteiten op het raakvlak van overheid en bedrijfsleven. Eerder was hij onder meer voorzitter van MKB-Nederland en voorzitter van de VVD. Bij FME-CWM zijn ruim 2.800 ondernemingen aangesloten met 280.000 werknemers en een omzet van 55 miljard euro, waarvan 60 procent uit export. Bij FME-CWM zijn 160 brancheorganisaties aangesloten.
Labels
In de media

« Terug

Reacties op 'Dé industrie bestaat eindelijk'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > december