Verslag overleg ruimte voor de rivier deel 2 en 3

woensdag 08 maart 2006 16:11

De heer Slob (ChristenUnie) ziet dit algemeen overleg als opmaat naar
een definitieve beslissing over de PKB. Voordat daarvan sprake is, moet
een duidelijk antwoord worden gegeven op een groot aantal vragen. De
PKB heeft gezien het aantal van drieduizend inspraakreacties veel losgemaakt.
De inzet moet dan ook zijn gericht op de veiligheid, waarbij recht
gedaan moet worden aan redelijke eisen van de betrokken bevolking. Hoe
beoordeelt de staatssecretaris de inspraak en de daarbij gemaakte
schoonheidsfoutjes?

Een aantal wijzigingen van de PKB deel 1 stemmen tot vreugde, zoals het
verwijderen van het depot Marspolder. Andere omstreden projecten, zoals
de dijkteruglegging Lent, de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld en de
dijkverlegging Voorster Klei en de ontpoldering van de Noordwaard zitten
nog steeds in de PKB. De vraag is of de hierbij ingediende alternatieven
voldoende aandacht hebben gekregen.

De heer Slob herinnert eraan dat de PKB twee doelstellingen heeft: veiligheid
en ruimtelijke kwaliteit. De discussie daarbij is in hoeverre de ruimtelijke
kwaliteit moet inleveren om de veiligheid te realiseren. In de PKB,
deel 2 en 3, is die kwaliteit expliciet als tweede doelstelling genoteerd,
waar die doelen in deel 1 nog nevengeschikt waren. Wat moet overigens
worden verstaan onder het nationaal ruimtelijk kader waarover in de
toelichting wordt gesproken?

Het kabinet houdt voor de lange termijn vast aan een maatgevende afvoer
van 18 000 kuub. Die heeft ingrijpende gevolgen voor het maatregelenpakket.
De noodzaak van deze omstreden norm is voor de heer Slob
echter nog onvoldoende aangetoond. De staatssecretaris wordt gevraagd
een zeer grondige onderbouwing te leveren op dit punt. Er zijn nieuwe
studies verschenen die kritisch zijn, zoals van de advies- en ingenieurs-
bureaus Oranjewoud en HKV. Ook hierop wordt de staatssecretaris
verzocht, een reactie geven.

De heer Slob vraagt de staatssecretaris of de norm van 18 000 kuub
spoort met de uitgangspunten van Duitsland. Geeft de EU-hoogwaterrichtlijn
geen reden, te veronderstellen dat afwenteling van hoogwaterproblemen
door andere Rijnstaten achterwege blijft? De PKB, deel 3,
maakt duidelijk dat het kabinet niet wil ingaan op de CPB-gedachte om
voor dichtbevolkte gebieden een hogere veiligheidsnorm te hanteren.
Waarom gaat het kabinet deze discussie uit de weg? Tot het jaar 2015
houdt het kabinet rekening met een maatgevende afvoer van 16 000 kuub.
Voor het vereiste veiligheidsniveau heeft het kabinet een basispakket
samengesteld. Onduidelijk is waarom daarin maatregelen zijn opgenomen
die oorspronkelijk in het scenario voor 18 000 kuub zaten, inclusief de
omstreden hoogwatergeul bij Wapenveld-Veessen.

De ingebrachte alternatieve plannen vragen nadrukkelijke aandacht. Die
moeten zorgvuldig bekeken worden. Afwijking van deze alternatieven
moet door de staatssecretaris goed worden onderbouwd. Een dergelijke
onderbouwing wordt in de PKB gemist bij alternatieven zoal Wapenveld
en Lent. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris?

De onzekerheidsmarge bij de financiën is heel fors: 37% bij deel 3 in plaats
van 39% in deel 1. Hoe kan het dat deze marge nog zo hoog is? Kan de
staatssecretaris de Kamer meer inzicht bieden in de technische en
bestuurlijke risico’s? Verwacht de staatssecretaris dat de bestuurlijke
risico’s op korte termijn kleiner worden en de technische risico’s groter? Is
in de ramingen overigens rekening gehouden met de Europese subsidies?
Over welke bedragen gaat het?

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Verslag overleg ruimte voor de rivier deel 2 en 3'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > maart